Thema 1: Inleiding in de biologie | Basisstof 5: Transport door membranen

Beoordeling 0
Foto van li
  • Begrippenlijst door li
  • 4e klas vwo | 393 woorden
  • 11 oktober 2021
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Stap in jouw toekomst

Kom naar de Open Avond van Inholland op woensdagavond 29 maart van 17:00 - 20:00 uur. Proef de sfeer en ontdek onze opleidingen.

Meld je aan!

- 1.5 Transport door membranen -


oplosmiddel = een stof waarin iets opgelost kan worden.

concentratie = de hoeveelheid opgeloste stof in een bepaalde hoeveelheid oplosmiddel. -gram per liter    -gram per kubieke decimeter.

ppm = parts per million. Je kan een erg lage concentratie uitdrukken in ppm. 1 ppm komt overeen met 0,0001%.


diffusie = de verplaatsing van een stof van een plaats met hoge concentratie naar een plaats met een lagere concentratie van die stof -> alleen gas/vloeistof, want daar bewegen de moleculen.

diffusiesnelheid = de snelheid waarmee de moleculen van een opgeloste stof zich homogeen over de ruimte verdelen. Deze is afhankelijk van de temperatuur.


doorlatend = een wand met poriën groter dan de moleculen. Hierdoor kunnen ze passeren en kan diffusie optreden.

permeabel = doorlatend

semipermeabel = een wand met poriën waar kleine moleculen doorheen kunnen, maar grote moleculen niet.

selectief permeabel = semipermeabel

osmose = diffusie van water door een semipermeabel membraan.


osmotische waarde = de hoeveelheid opgeloste deeltjes per volume-eenheid. Hoe meer deeltjes in de oplossing, hoe hoger de osmotische waarde.

osmotische druk = de oplossing met de hoogste osmotische waarde oefent een 'aanzuigkracht' (osmotische druk) uit op de andere oplossing. Hoe meer deeltjes, hoe groter de osmotische druk.


aquaporines = (ander woord -> waterkanaaltjes) speciale eiwitten voor een snel transport van watermoleculen. (aqua = water, porine = porie) 

isotoon = een oplossing waarvan de osmotische waarde gelijk is.

hypotoon = een oplossing waarvan de osmotische waarde lager is.

hypertoon = een oplossing waarvan de osmotische waarde hoger is.


turgor = de druk op de celwand in een plantaardige cel. Zorgt voor stevigheid.

turgescent = plantaardige cellen met turgor.

Dit wil je ook lezen:

plasmolyse = het loslaten van het celmembraan van de celwand.


concentratieverval = van een plaats met hoge concentratie van een stof naar een plaats met een lagere concentratie van diezelfde stof.

passief transport = als er voor een vorm van transport geen energie nodig is.

porie-eiwitten = eiwitten die stoffen via de fosfolipiden in een membraan van een hoge concentratie naar een lage concentratie trandporteren.

ionentransport = ionen worden getransporteerd.

transporteiwitten = binden en transporteren (binnen -> buiten of buiten -> binnen) specifieke moleculen. Bepaalde transporteiwitten maken het transport van grote moleculen zoals glucose mogelijk. Ze kunnen maar één soort molecuul transporteren.


endocytose = het afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen in de cel op te nemen.

endosoom = het blaasje dat zich afsnoert bij endocytose.

fagocytose = wanneer via endosomen voedsel wordt opgenomen. 

voedingsvacuole = het blaasje met het ingesloten voedseldeeltje bij fagocytose.


REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door li