Thema 1: Inleiding in de biologie | Basisstof 1: Wat is biologie?

Beoordeling 0
Foto van li
  • Begrippenlijst door li
  • 4e klas vwo | 313 woorden
  • 10 oktober 2021
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Stap in jouw toekomst

Kom naar de Open Avond van Inholland op woensdagavond 29 maart van 17:00 - 20:00 uur. Proef de sfeer en ontdek onze opleidingen.

Meld je aan!

1.1 Wat is biologie? -

organisme = levend wezen zoals planten, dieren, schimmels en bacteriën.

levensverschijnselen = voorplanten, groeien, ontwikkelen, stofwisseling.

stofwisseling = alle chemische (scheikundige) reacties in een organisme.

enzym = katalysator

katalyseren = het versnellen van de chemische reacties van stofwisselingsprocessen. Dit doet een enzym.

dood = als een organisme geen levensverschijnselen meer toont.

levenloos = dingen in de natuur die nooit hebben geleefd, bijv. water, gesteenten.


individu = een individueel organisme met een unieke levensloop.

levensloop = hoe het leven van een individu zich ontwikkelt.                                     Ontstaan -> groeien + ontwikkelen -> andere bouw + anders functioneren -> dood.

ontwikkelen = als er veranderingen optreden in de bouw en het functioneren van het organisme of van bepaalde delen ervan. 

soort = als individuen zich onderling kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen, behoren ze tot dezelfde soort.

levenscyclus = individuen van een soort sterven, maar de soort blijft voortbestaan. De levenscyclus eindigt alleen als de soort uitsterft.


natuurwetenschappen = biologie, scheikunde, natuurkunde, geologie. In de natuurwetenschappen bestuderen wetenschappers natuurverschijnselen.


context = de totale omgeving waarin iets zijn betekenis krijgt. Een situatie waarin biologie een rol speelt, is een context voor het vak biologie


biologische eenheden = niveaus waarop organismen kunnen worden bestudeerd.

molecuul = kleinste biologische eenheid

DNA = een belangrijk molecuul in een organisme die de erfelijke informatie bevat.

cel = grotere biologische eenheid en een hoger organisatieniveau dan een molecuul.

orgaan = veel verschillende cellen bij elkaar die samenwerken

populatie = een groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leeft en zich onderling voortplant.

ecosysteem = een min of meer begrensd gebied met bepaalde eigenschappen. Tot de levende natuur in een ecosytsteem behoren alle organismen in dit gebied. Tot de niet-levende natuur in een ecosysteem behoren bijv. de temperatuur en de hoeveelheid zonlicht.

Dit wil je ook lezen:

biosfeer = het geheel aan ecosystemen op aarde

systeem aarde  = biosfeer

emergente eigenschap = een nieuwe eigenschap die is ontstaan op een hoger niveau, maar op een lager niveau niet is.

interactie = op elkaar reageren.


REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door li