Absolute zeespiegelstijging – stijging van de hoogte van de zeespiegel
Benedenloop – het laagste gedeelte van een rivier, net voordat hij de zee instroomt
Bovenloop – begin van een rivier
Debiet – de totale hoeveelheid water die een rivier afvoert per tijdseenheid op een bepaalde plek
Dijkverzwaring – het verbeteren en verhogen van dijken om het achterland te beschermen
Driestapstrategie – waterbeheer in drie stappen : vasthouden, bergen en afvoeren
Fluviaal schaalniveau – het schaalniveau waarop rivieren bestudeert worden, het stroomgebied
Gemengde rivieren – rivieren die worden gevoed door regenwater en gletsjers
Gletsjerrivier – rivier die wordt gevoed door het smeltwater van een gletsjer
Inklinken – het process van volumevermindering van de grond door verdroging en onttrekken van grondwater
Kanalisatie – het aanleggen van stuwen of sluizen om de rivier op diepte te houden
Kom – laaggelegen gebied naast de rivier waarin klei is afgezet
Kribben – dammen loodrecht op de oever die er voor moeten zorgen dat de niet oever afkalft en het rivierwater vooral in het midden van de rivier blijft stromen
Kribverlaging – het verlagen van kribben om opstuwing bij hoogwater te voorkomen
Meanderen – slingerend stromen van de rivier vooral in de benedenloop
Middenloop – het middelste gedeelte van een rivier, dat tussen de boven en benedenloop inligt
Neerslagregiem – de verdeling van de hoeveelheid neerslag in een bepaalde periode
Nevengeul – extra riviergeul , bedoeld om de afvoercapiciteit van de rivier te vergroten
Noodoverloopgebied – omdijkt gebied dat in noodsituaties wordt gebruikt om water te bergen
Obstakels verwijderen – bebouwing in de rivierbedding die de doorstroom bij hoogwater zal worden vermindert verwijderen
Oeverwal – zandrug, die is ontstaan door sedimentatie , direct naast de rivier gelegen
Ontbossing – verwijderen van bos, waarna de vrijgekomen grond voor andere dingen wordt gebruikt, voornamelijk voor landbouw
Onregelmatigere neerslagriem – de verdeling van de hoeveelheid neerslag in een periode wordt onregelmatiger
Piekafvoer – de maximale afvoer bij een hoogwaterperiode
Regenrivier – rivier die gevoed wordt door regenwater
Regiem – de schommelingen van de waterafvoer gedurende het jaar
Relatieve zeespiegelstijging – daling van de bodem en stijgin van de zeespiegel
Ruimte voor de rivier – het water meer ruimte geven zodat er minder kans is op overstromingen
Stroomgebied – gebied waar al het regen en smeltwater via een hoofdrivier de zee instroomt
Stroomrug – het geheel van een rivierbedding met aan beide kanten een oeverwal
Stroomstelsel – een rivier met al zijn zijrivieren
Stuw – vaste of verstelbare dam in de rivier voor het handhaven van het waterpeil en het regelen van de wateraanvoer
Terp – door de mens aangelegde woonheuvel ter bescherming teggen overstromingen
Uiterwaard – gebied tussen de rivier en de winterdijk dat overstroomt wanneer de rivier buiten zijn oevers treed
Vasthouden – tijdelijke opslag van water bij hhoogwater om de rivierwaterstrand stroomafwaarts te verlagen
Verhang – het gemiddelde verval per km
Verstedelijking – ontstaan van stedelijke gebieden, waardoor de infiltratiecapaciteit kleiner wordt
Verstening – het toenemen van straten en wegen waardoor regenwater sneller afspoelt.
Vertragingstijd – de hoeveelheid tijd die water nodig heeft om na een regenbui in de rivier te komen
Verval – het hoogteverschil tussen twee punten langs een rivier
Waterscheiding – de grens tussen twee stroomgebieden
Watertoets – waterhuishoudkundige voorschriften die gevolgd moeten worden bij alle projecten uit de ruimtelijke orderning
Winterdijk – hoge dijk, wat verder van de rivier en de zomerdijk
Zomerdijk – lage dijk, dicht bij de rivier
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden