Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Begrippenlijst

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 3e klas vwo | 906 woorden
  • 26 augustus 2008
  • 30 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
30 keer beoordeeld

Begrippen De geo, 3vwo

endogene processen
binnenwaartse natuurkrachten die de steenschaal doen veranderen
magma gloeiend heet, vloeibaar gesteente
lava gloeiend heet, vloeibaar gesteente dat zich buiten de aarde bevindt
geotektoniek/
schollentektoniek Tektonische (verband houdend met de verstoring in de ligging van de aardlagen) geologie
vulkanisme Materiaal komt uit de aarde door openingen in de aardkorst naar buiten, 3 vormen: vast, vloeibaar, gas
aardbevingen trilling van de aarde / langs elkaar schuivende stukken aardkorst ( goed voorbeeld van endogene krachten)

hypocentrum het punt in de aarde waar de aardbeving begint
epicentrum het punt aan het aardoppervlak recht boven het hypocentrum
horsten de omhoog geduwde stukken bij breuken in de aardkorst
slenken de weggezakte stukken tussen de horsten bij breuken in de aardkorst
plooien het rimpelen van stukken van de aardkorst
exogene processen buitenwaartste natuurkrachten die de steenschaal doen veranderen
afzetting / sedimentatie het neerleggen van het verweringsmateriaal d.m.v: rivieren, zeewater, gletsjerijs of de wind
afzettingsgesteente / sediment Het door water, ijs of wind op een bepaalde plaats gedeponeerd verweringsmateriaal
verweringspuin het puin dat bij verwering ontstaat te verdelen in: rotsblokken, grind, zand & klei

verwering het vergruizen van gesteente o.i.v. weer en plantengroei
spleetvorst Los vriezen van gesteente
erosie het afschuren en uitschuren van hard gesteente door met verweringspuin geladen water, ijs of wind
stollingsgesteenten Gesteente ontstaan door stolling van magma (endogeen proces)
metamorfe gesteenten Gekristalliseerd of gemetamorfoseerd op grote diepte onder het aardoppervlak, of door hoge temp. (endogeen proces)
sedimenten Het neergelegde verweringsmateriaal d.m.v: rivieren, zeewater, gletsjerijs of de wind
gruissedimenten Tot korrel of poeder verbrijzelde sedimenten
glaciale sedimenten Afzettingen door landijs in het Pleistoceen
eolische sedimenten Afzettingen door de wind

mariene sedimenten Afzettingen door de zee
fluviatiele sedimenten Afzettingen door het smeltwater van het landijs
biologische sedimenten Sedimenten die door levende organismen zijn meegenomen

Paleozoïcum, Mesozoïcum, Kenozoïcum de 3 belangrijkste tijdperken
Paleozoïcum=oud tijdperk
Mesozoïcum= midden tijdperk
Kenozoïcum= nieuw tijdperk

Carboon tijdperk van 350 tot 280 miljoen jaar geleden en waarin steenkool is gevormd
Krijt & Valkenburg tijdperk van 135 tot 60 miljoen jaar geleden
mergel Afzettingsgesteente bestaande uit klei en resten van organismen
Tertiair het 3e tijdperk (geologische periode van 65 milj. tot 2.5 milj. jaar geleden)
Kwartair het 4e tijdperk (jongste geol. Periode, begon ong. 2.5 milj. jaar geleden tot heden, bestaat uit Pleistoceen+Holoceen)
Pleistoceen Geologisch tijdvak van 2.5 milj jaar geleden tot 10.000 jaar geleden (koud en warm wisselt elkaar af)

Holoceen Geologisch tijdvak van 10.000 jaar tot heden / jongste periode van het kwartair
Laag-Nederland Land onder de zeespiegel
Hoog-Nederland Het deel van Nederland dat boven +1m NAP ligt
absolute zeespiegelstijging Toename van de hoogte van het zeeniveau
relatieve zeespiegelstijging Het gecombineerde effect van de stijging van de zeespiegel en de daling van het land
zeepolder Polders die ong. tussen +1m en +2m NAP liggen (meestal in Noord- en Zuid-West-Nederland
droogmakerij Polders die ong. 5m onder NAP liggen
veenpolder Polders die ong. tussen 1m à 2m onder NAP liggen (meestal in West-Nederland)
wad / slik Stuk buitendijks land dat alleen bij eb droog ligt
kwelder / schor Stuk buitendijks land dat alleen bij spring-/ stormvloed onder loopt

terp Opgeworpen hoogte die vroeger als vluchtheuvel diende
inklinken het zakken van de bodem door het water eruit te halen, meestal bij klei en veen
bedijkingen De aangelegde dijken
pleistocene afzettingen De afzettingen die in het Pleistoceen tijdperk zijn afgezet
löss Heel fijn zand / vruchtbare leem ( afgezet door de wind)
dekzand Eolische zandafzetting uit de Weichseltijd, die vrijwel geheel Nederland heeft bedekt
keileem Kleiachtige, plastische grond (20% > zand) dat grind en keien bevat
zwerfstenen De stenen die zijn achtergebleven toen het sneeuw smolt, tijdens de koudste periode ooit
smeltwaterafzettingen Afzettingen van water dat ontstaat bij smelting van sneeuw en van gletsjerijs

rivierzand en riviergrind Door rivieren aangevoerd zand of grind ( afgerond gesteente met de doorsnede groter dan 2 mm)
verwilderde rivieren Rivier met een wisselende bedding
Saale ijstijd Een ijstijd in het Pleistoceen
Weichsel ijstijd Een ijstijd in het Pleistoceen, waarin dekzand en löss is afgezet
HUN-lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen-lijn , de lijn tot waar het ijs in de koudste periode ooit kwam
stuwwal Door een gletsjer opgestuwde aardwal (te treffen boven de HUN-lijn)
es Bij elkaar liggende bouwvakkers van een dorp in Oost-Nederland
groengronden Onbemeste graslanden in de beekdalen van het zandlandschap
Holocene afzettingen De afzettingen die in het Holoceen tijdperk zijn afgezet
strandwallen en duinen Zandheuvels van fijn zand, door de wind gevormd langs de zee

oude duinen Duinen die gevormd zijn tussen 4000 voor Chr. tot 1000 na Chr.
jonge duinen Duinen die gevormd zijn vanaf 1000 na Chr.
oude zeeklei Blauwgrijze zeeklei, zwaar, afgezet ong. 1300 voor Chr. in West-Nederland
jonge zeeklei Zeeklei, afgezet ong. 1300 na Chr. in West-Nederland
hoogveen Veen ( dode plantenresten) in Hoog-Nederland
laagveen Veen (dode plantenresten) in Laag-Nederland
rivierklei Klei, ontstaan uit een rivierafzetting
zware rivierklei Rivierklei met minder dan 20% kleideeltjes
lichte rivierklei Rivierklei met meer dan 20% kleideeltjes
bonkveen Veen dat niet geschikt is om er turf van te maken
dalgrond Overgebleven grond (na het afgraven van hoogveen) / bonkveen gemengd met zand
1m + NAP lijn Gemiddelde waterhoogte bij Amsterdam

grondsoort Materiaal aan de oppervlakte, waaruit de ondergrond bestaat. Bijv zand, veen enz.
korrelstructuur 1 grote korrel = 1mm, 1 kleine korrel = 1/20 mm

kruimelstructuur
plaatjesstructuur

watervasthoudend vermogen De mate waarin water wegzakt of wordt vastgehouden
zomerbed De rivierbedding in de zomer
winterbed Zomerbed + uiterwaard
oeverwal Een langgerekte rug langs de rivier
uiterwaard Het gebied tussen zomer- en winterdijk, die bij hoge waterstand onder water loopt
winterdijk Dijk op grotere afstand van de rivier die het gebied erachter beschermt tegen een overstroming (sluit het winterbed in)
zomerdijk/zomerkade Lage dijk/kade aan weerszijden van de rivier die het gebied erachter beschermt tegen overstroming in de zomer
meanderende rivieren Een kronkelige rivier ten gevolge van de afnemende stroomsnelheid

verval Het verschil in hoogte van de waterspiegel tussen 2 plaatsen of bij eb en vloed op eenzelfde plaats
verhang De helling in een wateroppervlak over een bepaalde afstand
bodemerosie Het afschuren van de bodem
fossielen Overblijfselen of afdrukken in gesteenten van levensvormen uit het verleden

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.