Meten aan melkwegstelsels

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 6e klas vwo | 1355 woorden
  • 24 december 2011
  • 61 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
61 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1.    De straal van de aarde is 637800000 cm. Als deze afneemt tot 0.5 cm, dan is deze in verhouding 0.5/637800000 keer de normale straal en dit is 7.84 x 10-10. In de gravitatiekracht formule blijft alles hetzelfde, behalve de straal. De gravitatiekracht is namelijk 1/r2 en de gravitatiekracht wordt dan 1/(7,84 x 10-10)2 = 1.6 x 1018 keer zo groot.

2.    1)
Diameter    Object
100    Hoepel
103    Midden van de stad Venice op het plein.

106    Europa van Italië-Duitsland
107    De hele aarde
108    Verste punt wat de mens kan bereiken en de maan.
1013    Hele zonnestelsel
1026    Erg veel zonnestelsels (alle kleine lichtpuntjes)

Diameter    Object
100    Hoepel
10-3    Je kan de cellen zien.
10-4    Je kan zien wat voor cellen het zijn.
10-5    Je ziet de binnenkant van de cel.
10-7    Je ziet de chromosomen van de cel.
10-9    Je kan de chromosoomblokken zien.
10-15    Je kan de protonen zien.

2)
a.
b.  De zon heeft een diameter van: 1,392x106 km. Tennisbal is 0.0001 km. En Jupiter  heeft een diameter van 142.984 km. Als 1,392x106 tot 0.0001 staat kan je kruislings vermenigvuldigen en krijg je nieuwe diameter van Jupiter = (142.984 x 0.0001) / 1.392x106 = 1.027 x 10-5 km.
c. Pluto staat het verst weg, dus zelfs na een schaling staat hij zo.


3.
1)
a. Nee, de maan draait dus er is telkens een ander donker punt.
b. Satelieten hebben dit onderzocht. En foto’s van gemaakt.
2)
a. Er zijn er 2. Één naar de maan toe, en één er van af.
b. Springvloed en doodtij gebeuren als de getijdenkrachten van de Maan en de Zon elkaar versterken. De Zon, Maan en Aarde staan dan in één lijn. Dit gebeurd bij nieuwe en volle maan.
3) a. Vroegere theorie: “In de loop der jaren zijn er verschillende theorieën bedacht. De maan zou als het ware uit de aarde geslingerd zijn toen die nog vloeibaar was. Hoe dat precies gebeurde, konden de wetenschappers echter niet vertellen. De aarde zou een reeks van planetoïden aangetrokken hebben die samenklonterden tot de maan. Die theorie kan ook niet, omdat de maan dan veel meer ijzer zou moeten bevatten. De theorie dat na de vorming van de aarde er nog een gaswolk rondcirkelde waaruit de maan zou zijn ontstaan, kan om dezelfde reden niet.
De astronoom Irwin Shapiro grapte in de zeventiger jaren, dat de maan misschien wel helemaal niet bestond. Er was in ieder geval geen goede verklaring te vinden voor het ontstaan van de maan.”

Latere theorie: “De beste theorie tot nu toe werd in de jaren '70 ontwikkeld. De aarde zou vroeg in haar geschiedenis een botsing hebben gehad met een reusachtig hemellichaam. Astronomen denken dat dit een protoplaneet was, die qua massa vergelijkbaar moet zijn geweest met Mars (ongeveer een tiende van de massa van de aarde). Door deze botsing werd een stuk van de korst van de aarde weggeslagen.
Uit dit materiaal vormde zich een grote gaswolk rond de planeet. Die gaswolk condenseerde tot een ring die vergelijkbaar is met de ringen die rond Saturnus draaien. De verschillende deeltjes in die ring klonterden samen tot steeds grotere brokstukken. Mogelijkerwijs heeft de aarde in haar vroege geschiedenis meer manen gehad, maar uiteindelijk zijn die tot één maan samengeklonterd.”
Recentste theorie: “In 1997 verscheen in het gezaghebbende blad Nature een artikel over het ontstaan van de maan. Wetenschappers hadden een computerprogramma geschreven, waarmee ze de botsing van de aarde met een ander hemellichaam konden nabootsen. Ze voerden steeds verschillende gegevens in (andere massa voor de protoplaneet, andere invalshoek, andere snelheid). Zo konden ze zich een beeld te vormen van wat er na de botsing gebeurde.
Het computerprogramma liet zien dat de botsingstheorie heel goed kan werken. Meestal ontstond er na een botsing namelijk een maan. Alleen bleek dat de protoplaneet twee maal zo groot moet zijn geweest als men eerst dacht. Een groot deel van de brokstukken van de botsing viel namelijk terug op aarde. Om toch een maan van de juiste grootte te krijgen, moet er dus een grotere botsing zijn geweest. Een andere opvallende conclusie was, dat de maan waarschijnlijk slechts binnen één jaar is ontstaan. “
b. De laatste theorie is voor ons het meest waarschijnlijkst. Dit omdat er toen veel betere onderzoeksmethoden waren, maar ook omdat het gewoon veel logischer klinkt.

4. a.  = m/V en dus V = m/ = 300 • 109/920 = 3,26 • 108 m3.
b. Voor het grondvlak: A = r2 = 3,14.. x (5 x 102)2 = 7,85.. x 105 m2  V = h•A en dus: h = V/A = 3,26 x 108/7,85.. x 105 = 415 m.

5. a. “Een rode reus is een ster die aan het einde van haar levensfase is gekomen. Een ster geeft energie af door de fusie van waterstof tot helium  in de kern. In de loop der tijd raakt het waterstof in de kern steeds meer opgebrand, waardoor het fusieproces in de loop der tijd minder wordt. Daardoor koelt de ster wat af en neemt de stralingsdruk  in de kern af. Hierdoor trekt de kern onder invloed van haar eigen gewicht wat meer samen waardoor de temperatuur stijgt. Deze temperatuurstijging heeft tot gevolg dat er een waterstoffusie buiten de kern op gang komt.

Een ster waar buiten de kern een fusieproces plaatsvindt, produceert meer energie dan daarvoor en zwelt enorm op. Doordat door het opzwellen de oppervlaktetemperatuur daalt wordt de ster een rode reus. Als de zon over ongeveer 5 miljard jaar in dit stadium komt wordt zij zo groot dat de buitenste lagen tot ver voorbij de baan van Venus, en misschien zelfs tot voorbij de baan van de Aarde zullen reiken.


Tijdens deze fase hoopt zich steeds meer helium in de kern op, die daardoor nog meer samentrekt en waardoor de dichtheid van de kern steeds hoger wordt. Als de kern een temperatuur bereikt van 100 miljoen kelvin gaat het helium in de kern fuseren tot koolstof. De buitenste gaswolken drijven steeds verder weg en vormen een planetaire nevel. De ster eindigt als een witte dwerg, die uiteindelijk afkoelt en zo een zwarte dwerg wordt. Dit proces duurt echter zo lang, dat er nog geen zwarte dwergen in ons heelal zijn.”
b. Nee, dan is de Aarde al lang “opgegeten” door de enorme omvang van de zon.


6. a. Dit deeltje is de positron. Deze ontstaat doordat een proton uiteenvalt in een neutron en een positron.
b. ?
c. ?
d. ?

7.
1 lichtjaar = 2,99 x 108 x 3,15 x 107 = 9,44 x 1015 meter.
O = 2r = 2 x 3.14 x 25000 x 9.44 x 1015 = 1.48 x 1021 meter.
T = 230 x 106x 3,15 x 107 = 7,245 x 1015 seconden.
V = O/T V = 1,48 x 1021 / 7,245 x 1015 = 2,05 x 105 m/s. = 200 km/s

8. V(r) = H0 x r   H0 = V(r) / r
Aflezen: 50Mpc geeft 4000 km/s
Dan H0 = 4000/50 = 80 km/s x Mpc-1

9. X

12.

13.
a. Snelheid licht = 2,997924588 x 10^8 m/s
Snelheid licht x 60 x 60 x 24 x 362,25 = 9,4607 x 10^15 m/jaar

b. 9,4607 x 10^15 / 149,6 x 10^9 = 6,324 x 10^4

6,324 x 10^4 / 2 = 3162 keer retour

c. Straal aarde + 250km = 6,378 x 10^6 + 250 km = 6,628 x 10^6
Omtrek = 2 pi r = 2 pi 6,628 x 10^6 = 4,164 x 10^7
9,4607 x 10^15 / 4,164 x 10^7 = 2,27 x 10^8 keer

14.
a. 1 Ps = 3,08568025 x 1013 km. 1 Lichtjaar = 9.4605284 x 1012 km.
Dan krijg je voor 1 ps 3,2616... lichtjaar.

b. 8000 x 3,08568025 x 1013 km = 2,4658 x 1017 km.
92 x ((9.4605284 x 1012) / 365) = 2,384571 x 1012 km.

c. 1 bs = 1/3600 deel van een graad. Dus 2 2bs = 2x (1/3600) =
5,55555 x 10-4 graden. Aantal radialen: 5,55555 x 10-4 x 2pi = 3,49 x 10-3 radialen.

d. Dus         Sin(1/3600) ?= 3,49 x 10-3
4,84 x 10-6 ?= 3,49 x 10-3

15. Klassikaal

16.
T = 1 jaar = 3,146 x 10^7 sec
A = 150 x 10^6 km = 1,5 x 10^11 m
G(binas) = 6,6726 x 10^-11

Invullen in
M + m = (4 pi^2 x a^3)/(T^2 x G)
M + m = 4 pi^2 x (150 x 10^11)) / (3,146 x 10^7)^2 x 6,6726 x 10^-11)) = 2,0 x 10^33 gram

17.
T = 15,7 jaar = 4,95 x10^8 s
A = 5,4 lj = 1,4 x 10^14 m
G = (Binas)
M + m = ((4 pi^2 x (1,4 x 10^14)^3)) / ((6,6726 x 10^-11 x (4,95 x 10^8)^2)) = 6,6 x 10^36 kg = 6,6 x 10^39 gram

18.
1) a.      m – M = 5log(D) – 5
5log(D)=m-M+5
5log(D)=0,45 - -5,14 + 5
5log(D)=10,59
D = 510,59
D = 25240174,08
D = 2,5 x 107 pc
b.    1 pc = 3,2616 lichtjaar.
2,5 x 107 pc = 81540000 lichtjaar = 8,1 x 107 lichtjaar.
c.     1 lichtjaar = 9,5 biljoen km.
Aantal kilometers is dus 774630000 biljoen km
= 7,7 x 108 biljoen km = 7,7463 x 1020 km.

d. Nee. Omdat je dit altijd kan omrekenen. Op moment dat je
rekent, ga je er vanuit dat de zon en de aarde even stilstaan op
dat moment.
e.     m = 5log(10) -5 + 0,58
m = 0.58

19.
a.    G = Binas
Ra = 6378 x10^3 meter
Ma = 5,976 x 10^24 kg
Vont = De wortel uit: (2GMa)/Ra
Vont = Wortel uit: (2 x G x 5,976 x 10^24) / 6378 x 10^3 = 11,2 km/s

b.
(2 x G x 5,976 x 10^24) / 0,5 x 10^-2 = 4,0 x 10^8 m/s

c.
Vont = Wortel uit: ( 2 x G x massa zon) / 6378 x 10^3 = 3,0 x 10^8 m/s

20.
a. R = 2 G m e / (Vont)^2 = (2 x 6,6726 x 10^-11 x 58) / ( 2,99792458 x 10^8)^2 = 8,9 x 10^-26 m

b. Nee, maar het kan wel omdat de straal van een atoom groter is dan dat als je een zwart gat bent.

REACTIES

M.

M.

GEWELDIG!!! Alleen euh heb je ook de antwoorden van vwo 5? :) :) :) <3 <3

12 jaar geleden

M.

M.

Zeer matig, jammer je tijd.

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.