Taal 5
Opdracht 1
1. ja
2. ja
3. nee
4. ja
5. ja
6. ja
7. nee
8. nee
9. ja
10. ja
Opdracht 2
1. A
2. B
3. A
4. B
5. A
6. B
7. A
8. A
9. B
10. C
Opdracht 3
Voorvoegsel achtervoegsel Samenstelling
Onwaar hartig hervormen
Studiehoofd tranend snotneus
Telefoonkabel openlijk fluitist
Asociaal gevaarlijk reconstructie
Verstoren gevarendriehoek verouderen
Werkbaar wanproduct waardering
Hervormen presidentieel feministisch
Reconstructie fluitist tranendal
Verouderen waardering studiehoofd
Wanproduct werkbaar telefoonkabel
Onsluiten feministisch gevarendriehoek
Opdracht 4A
1. een tropisch zwemparadijs
2. een muzikaal onthaal
3. een vriendelijke groet
4. een gelijkmatig humeur
5. een soort centrum
6. een experimentele behandeling
7. een humoristische telefoniste
8. een financieel deskundige
9. een schaapachtig gezicht
10. een moedige daad
Opdracht 4B
1. ontwikkelen – ontwikkeling
2. staken – staking
3. consumeren – consument
4. combineren – combinatie
5. beleven – belevenis
6. verbergen – verberging
7. plakken – plaksel
8. integreren – integratie
9. accepteren – acceptatie
10. dreigen – dreiging
Opdracht 4C
1. flexibel – flexibiliteit
2. complex – complexheid
3. reëel – realiteit
4. speciaal – specialisatie
5. perfect – perfectie
6. verliefd – verliefdheid
7. modern – modernisering
Opdracht 5A
1. ondraaglijk = als on er niet staat is het draaglijk en dat is het niet
2. instabiel = hetzelfde als bij 1
3. atechnisch = is bijna hetzelfde als asociaal
4. wanorde = zelfde als bij 1 en 2
5. hergroeperen = iets over nieuw doen
6. diskwalificatie = iemand BV eruit sturen bij een wedstrijd
7. ontradelen = het vrij maken van iets
Opdracht 5B
1. heroveren
2. ontwarren
3. disharmonieus
4. wanproduct
5. incompetent
Taal 6
Opdracht 1
1. ja
2. ja
3. nee
4. nee
5. nee
6. ja
7. nee
8. nee
9. ja
10. ja
Opdracht 2A
1. C
2. B
3. B
4. B
5. A
6. A
7. B
8. B
9. A
10. B
Opdracht 3
1. religie
2. openbare
3. bedevaart
4. bijbel
5. vasten
6. rite
7. humanisme
8. levensbeschouwing
9. waarden en normen
10. zingeving
Opdracht 4
1. zo arm als job
2. hij is een ongelovige Thomas
3. zo wijs al Salomo
4. zo oud als Methusalem
5. hij is voor haar de ware Jozef
Opdracht 5
1. in zak en as zitten
A erg verdrietig en aangeslagen zijn
2. het gouden kalf aanbidden
C rijkdom het belangrijkste vinden
3. oog om oog, tand om tand
F toegeven niet koppig zijn
4. een judas zijn
G een verrader zijn
5. Iemand geen haar krenken
H Iemand geen enkele kwaad doen
6. de Benjamin zijn
E de jongste zijn
7. Water bij de wijn doen
B wraak nemen
8. een rib uit mijn lijf
D erg duur
Opdracht 6
1. Heb je de jobstijding al vernomen?
Erg slecht nieuws
2. dat is paarden voor de zwijnen werpen
iets geven waar ze iets aan hebben
3. ik was nog in adamskostuum
hij was nog naakt
4. is me een doorn in het oog
het zit me in de weg
5. het plan viel in goede aarde
iedereen vond het een goed idee
6. toen gold de regel oog om oog, tand om tand
als je iets deed kreeg je hetzelfde terug
7. ik was mijn handen in onschuld
ik was het niet
8. door het oog van de naald gekropen
ze heeft net geluk gehad
Opdracht 1
1. ja
2. ja
3. nee
4. ja
5. ja
6. ja
7. nee
8. nee
9. ja
10. ja
Opdracht 2
1. A
2. B
3. A
4. B
5. A
6. B
7. A
8. A
9. B
10. C
Opdracht 3
Voorvoegsel achtervoegsel Samenstelling
Onwaar hartig hervormen
Studiehoofd tranend snotneus
Telefoonkabel openlijk fluitist
Verstoren gevarendriehoek verouderen
Werkbaar wanproduct waardering
Hervormen presidentieel feministisch
Reconstructie fluitist tranendal
Verouderen waardering studiehoofd
Wanproduct werkbaar telefoonkabel
Onsluiten feministisch gevarendriehoek
Opdracht 4A
1. een tropisch zwemparadijs
2. een muzikaal onthaal
3. een vriendelijke groet
4. een gelijkmatig humeur
5. een soort centrum
6. een experimentele behandeling
7. een humoristische telefoniste
8. een financieel deskundige
9. een schaapachtig gezicht
10. een moedige daad
Opdracht 4B
1. ontwikkelen – ontwikkeling
3. consumeren – consument
4. combineren – combinatie
5. beleven – belevenis
6. verbergen – verberging
7. plakken – plaksel
8. integreren – integratie
9. accepteren – acceptatie
10. dreigen – dreiging
Opdracht 4C
1. flexibel – flexibiliteit
2. complex – complexheid
3. reëel – realiteit
4. speciaal – specialisatie
5. perfect – perfectie
6. verliefd – verliefdheid
7. modern – modernisering
Opdracht 5A
1. ondraaglijk = als on er niet staat is het draaglijk en dat is het niet
2. instabiel = hetzelfde als bij 1
3. atechnisch = is bijna hetzelfde als asociaal
4. wanorde = zelfde als bij 1 en 2
6. diskwalificatie = iemand BV eruit sturen bij een wedstrijd
7. ontradelen = het vrij maken van iets
Opdracht 5B
1. heroveren
2. ontwarren
3. disharmonieus
4. wanproduct
5. incompetent
Taal 6
Opdracht 1
1. ja
2. ja
3. nee
4. nee
5. nee
6. ja
7. nee
8. nee
9. ja
10. ja
Opdracht 2A
1. C
2. B
3. B
4. B
5. A
6. A
7. B
8. B
9. A
10. B
Opdracht 3
1. religie
2. openbare
3. bedevaart
4. bijbel
5. vasten
6. rite
7. humanisme
8. levensbeschouwing
9. waarden en normen
10. zingeving
Opdracht 4
1. zo arm als job
2. hij is een ongelovige Thomas
3. zo wijs al Salomo
4. zo oud als Methusalem
5. hij is voor haar de ware Jozef
Opdracht 5
1. in zak en as zitten
2. het gouden kalf aanbidden
C rijkdom het belangrijkste vinden
3. oog om oog, tand om tand
F toegeven niet koppig zijn
4. een judas zijn
G een verrader zijn
5. Iemand geen haar krenken
H Iemand geen enkele kwaad doen
6. de Benjamin zijn
E de jongste zijn
7. Water bij de wijn doen
B wraak nemen
8. een rib uit mijn lijf
D erg duur
Opdracht 6
1. Heb je de jobstijding al vernomen?
Erg slecht nieuws
2. dat is paarden voor de zwijnen werpen
iets geven waar ze iets aan hebben
3. ik was nog in adamskostuum
hij was nog naakt
4. is me een doorn in het oog
het zit me in de weg
5. het plan viel in goede aarde
6. toen gold de regel oog om oog, tand om tand
als je iets deed kreeg je hetzelfde terug
7. ik was mijn handen in onschuld
ik was het niet
8. door het oog van de naald gekropen
ze heeft net geluk gehad
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden