Inleiding
opdracht 3
a. oordeel: goed en origineel verhaaltje, een beetje sinister.
emotief argument: De tekst roept een onbehaaglijk gevoel op.
esthetisch argument: Het is goed leesbaar, en soms verrassend.
moreel argument: Het is heel goed om over de dood na te denken.
realistisch argument: Het is niet zo logisch dat zo'n gesprek in de klas gevoerd wordt. Het is ook een beetje overdreven.
structureel argument: De woorden zijn goed gekozen, zodat het makkelijk leest. Ze hebben een verrassend effect.
intentioneel argument: Het is goed dat de schrijver je over dit onderwerp laat nadenken.
Wat is literatuur
opdracht 3
De uitgever doet zijn best om een boek er aantrekkelijk uit te laten zien. Daar heeft hij verstand van. Maar de inhoud van het boek bepaald of de lezer nog meer werken van dezelfde schrijver lezen wil.
opdracht 4
a. Erik of het klein insektenboek
Het bittere kruid
Van Oude Mensen, de Dingen die Voorbij gaan
Max Havelaar
Ferdinand Huyck
Karel ende Elegast
b. Die heb ik allemaal gelezen. opdracht 6 a. Hij moet net als de vliegende Hollander rondzwerven op aarde, omdat hij geen vrede
met God heeft. b. Het heeft hem aan het nadenken gezet, bepaalde gevoelens bij hem opgeroepen. c. Literatuur. Een mooi gedicht. Het thema is diepzinnig, goed om over na te denken. De beeldspraak is heel goed. Het geeft de werkelijkheid goed weer. De indeling in strofen is heel goed en maakt het gedicht helder. opdracht 8 a. 1 Je kunt niet voor een ander lezen. 2 Een schrijver kan meer over je gevoelens zeggen dan je gevoel. 3 Een schrijver schrijft bijna altijd over zichzelf. 4 Een slecht boek lezen is tijdverspilling. 5 Iets opschrijven durf je sneller dan iets te zeggen. 6 Als iets opgeschreven is, is het blijvend. 7 In een boek kun je veel ontdekken en je kunt er veel plezier van hebben. 8 Als schrijvers te vriendelijk zijn, gaat de pers het ze moeilijk maken. 9 Als lezer kun je zelf een invulling aan een boek geven. b. Citaat nr. 4, 'Er is geen groter dief dan een slecht boek.' Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik houd niet van slechte boeken en heb een hekel aan tijdverspilling. c. Ik kan me het minst vinden in het eerste citaat, 'Een boek is een spiegel, als een aap er in kijkt, kan niet één apostel terugkijken.' Ik ben het er wel mee eens dat het per persoon verschilt wat hij van een boek vindt. Maar als je iemand een beetje kent weet je waar die van houdt, en kun je hem dus best eens een boek aanraden.
opdracht 9
Het is onzen om aan schrijvers te vragen waarom ze schrijven. Dat weten ze niet, of ze
geven geen antwoord. opdracht 10 De literatuur richt zich op heel andere dingen dan de maatschappij doet. Terwijl iedereen
blij was met de bevrijding, was de schrijver bezig een gedicht te maken over een berk. De maatschappij is oppervlakkig, literatuur diepzinnig. Stijl en beeldspraak opdracht 2 1 parallellisme, enumeratie
2 paradox
3 repetitio
4 retorische vraag
5 climax, parallellisme
6 anticlimax
7 paradox
8 climax
9 antithese
10 hyperbool opdracht 3 1 tautologie
2 eufemisme
3 pleonasme
4 understatement
5 litotes
6 pleonasme
7 chiasme
8 woordspeling
9 litotes
10 woordspeling opdracht 5 a. Hij levert kritiek op de oppervlakkigheid van een krantenstukje en op de schrijfster. b. 'Krijgt ze behalve van het aanschouwen van donkerbruin brood ook van het denken een godsdienstige stuip?' 'Waar zou deze Haagse pauzin der naaikransjes nog meer aan denken?' opdracht 7 Waar de blanke top der duinen
schittert in de zonnegloed
begint de Noordzee wild te bruisen
en loopt het land onder de voet. Ik hoor gillen aan het strand; lekker landje, Nederland. opdracht 8 1 vergelijking
2 personificatie
3 metafoor
4 personificatie, metonymia
5 metafoor
6 metonymia
7 vergelijking
8 synesthesie
9 vergelijking
10 vergelijking
11 vergelijking, synesthesie, metafoor
12 personificatie, metafoor
13 metonymia, metafoor opdracht 10 1 metafoor, synesthesie
2 personificatie, synesthesie
3 vergelijking
4 vergelijking
5 personificatie
6 metonymia
7 synesthesie
8 personificatie 3x, synesthesie
9 metonymia
10 personificatie 3x, metafoor opdracht 11 1 helemaal mee eens, dat weet ik. 2 neutraal, ik heb er wel een idee van wat het is maar weet het niet precies. 3 helemaal mee eens, dat kan ik. 4 helemaal mee eens, dat kan ik.
Proza
opdracht 1
soort volksverhaal kenmerken in trefwoorden voorbeeld
legende godsdienstig, wonderlijk de Marialegende ingrijpen bijv. Beatrijs
mythe over goden of halfgoden gedichten van verklaren van verschijnselen Homerus
sprookje toverkracht, vaste uitdrukkingen cultuursprookjes eenvoudig taalgebruik
fabel dieren met menselijke Reynaert de vos eigenschappen
parabel nieuw inzicht bijbrengen de barmhartige verheven taalgebruik Samaritaan
sage verklaart historisch gegeven Wilhelm Tell 'waar gebeurd', vrij kort opdracht 2 Een legende. De godsdienst speelt een grote rol en er is sprake van een wonderlijk ingrijpen. opdracht 4 Een wolf en een lam (dat goede dier) dronken samen bij de rivier. Ze gingen drinken op twee plekken
zodat de wolf beneden en het lam boven zou lekken. Toen zei de wolf: 'Jij bevuilt al
het water dat ik drinken zal. 'Ach meneer,' zij het lam, 'wat zeg jij? Het water komt van u naar mij.' 'Scheld jij mij uit?' zei de wolf toen. 'Nee,' antwoordde 't lam, 'dat zou ik nooit doen.' 'Jawel, zoals je vader deed,' zei de wolf nou, 'en net als die hele familie van jou.' Het lam zei: 'Ik was er nog niet toen, dus wat kan ik daar dan aan doen?' De wolf zei: 'Hoor ik je nog spreken? Ik denk wel dat ik me ga wreken.' De wolf sloeg en scheurde het lam aan
stukken, en het had niets misdaan.
Zo vindt de kwade gelegenheid
de goede kwaad te doen op zijn tijd. opdracht 5 a. De machthebbenden (in de kerk). b. De burgers
c. Ze laten de burgers denken dat die moedig zijn als ze voor hen de dood in gaan. Ze misbruiken hen. d. Hij is er erg tegen, vindt het onrechtvaardig. opdracht 6 ridderroman en avonturenroman beschrijven van avonturen van hoofdfiguren
schelmenroman (picareske roman) avonturen van slimme fortuinzoekers
psychologische roman uitbeelding geestesleven belangrijk
tendens-, strekkings- of ideeënroman protest tegen bepaalde misstanden
zedenroman zeden belangrijk, vaak opvoedkundig doel
historische roman speelt zich af in historisch decor
oorlogsroman gaat over tweede wereldoorlog
streekroman of regionale roman speelt zich af in bepaalde streek, romantisch
politieroman, misdaadroman, thriller populair, misdaad en oplossing van misdaad
sciencefiction en fantasy wereld die niet bestaat, tijd die lezer niet kent
opdracht 7
a. fantasy, want het is irrationeel, vol van wonderlijke krachten en de gebeurtenissen zijn niet logisch te verklaren.
b. sword and sorcery
opdracht 8
a. titel vorm van journalistiek proza thema
De Fluiter cursiefje, want het is kort en grappig. Mensen die bij veel dingen automatisch fluiten. De schok der cursiefje, want het is kort en duidelijk. Wat het boek De avonden van Reve
herkenning opriep. Domkoppen column, want het is satirisch en actueel. Voetbal op televisie is niks. Het onderwijs essay, want het is betogend. Het onderwijs moet op bepaalde punten worden verbeterd. Mijn geboortegrond Hoe het ging met de dorpsgek uit het column, want die lengte heeft het Noorden en het is satirisch. opdracht 9 a. ja, als je niks anders leest wel. b. ja, voor alle leeftijden voor alles wat niet door de beugel kan. c. Ik raad iedereen boven de 12 jaar de Donald Duck af want je kunt wel wat beters lezen. Ik raad Casper en Hobbes aan want dat is heel lachwekkend, en niet zo kinderachtig. Verhalen lezen opdracht 2 a. De kanonnen van Navarone van Alistair Maclean. c. De één ging dood en de anderen bleven maar net leven en ze deden allemaal enge dingen, echt heel spannend joh! En het was nog oorlog ook. opdracht 4 De regendruppels zakken futloos langs het raam naar beneden. De cavia in het getraliede hok heeft haar oogjes half dichtgeknepen. De kaars op de tafel is uren geleden al gedoofd. En ik zit onderuitgezakt in een stoel te kijken, hoe alles hetzelfde blijft. Eindeloos hetzelfde, tot ik in slaap val.
opdracht 5
a. verdrietig en kil
b. zijn eigen stemming, want de sfeer hoort bij rouw. Dat zie je aan: 'Niets beweegt, alleen de mist: -we zijn in een periode van grijze rouw.' (Let op de dubbele punt). c. Ja, want na te hebben verteld dat dit de periode van rouw over de moeder is, komt er een stukje over haar overlijden, dat zich dus eerder afspeelt. d. Informatief. Alleen maar een situatieschets. opdracht 7 a. ik-verhaal
b. personaal verhaal Poëzie opdracht 1 a. 's nachts van Hans Andreus. b. Over iemand in de nacht. c. Er staan van die grappige dingen in. opdracht 2 Een boodschap die verpakt is met rijm, beeldspraak in strofen enz. opdracht 3 b. In de snackbar, want die is heel apart en niet traditioneel. c. Kusje, want het thema spreekt me niet aan. opdracht 4 a. werkelijkheid met gevoel b. droom en realiteit opdracht 5 a. Er is rust en loomheid. b. De harde blauwe hand van de lucht
In de oksels van de rivier
languit met hun lange lichamen betalend
c. Hij heeft de roeibeweging goed geöbserveerd: Een roeiboot die een soort klapwiekt. opdracht 6 b. Hij denkt aan degenen die zijn omgekomen. Vers 1 tot 5 geven de juiste sfeer weer. c. zwart: onaangenaam voorzeggende echo: Hij praat iemand na. aan bergen hangen en door dalen gaan: overal heen gaan. de lucht van de afgrond: de tekenen van het einde
duistere mond der memorie: mensen aan onprettige dingen herinneren
gierig slapende mannen: die erop uit waren je te grijpen
naaktheid, betraande schietschijf: makkelijk doelwit opdracht 7 c. Je ziet de zinnen in stukjes zodat je er beter over nadenkt. Het is in strofen verdeeld en je bent dus benieuwd wat er komt. Door witte stukken heeft het meer zeggingskracht. opdracht 8 bepaalde regellengte en opbouw in strofen. beknopt, geconcentreerde zinsbouw
momentopname
beeldspraak één persoon aan het woord opdracht 9 Na je dood wordt je pas geprezen. opdracht 11 De stilte van een kreek kan nooit permanent doorbroken worden. opdracht 14 a. twee geliefden, want hij zegt dat die ander zeldzaam zacht en dichtbij kwam zitten. b. modern, want de strofelengte is wisselend, de regellengte ook, het heeft weinig eindrijm en geen normaal gebruik van leestekens. c. Ik kwam thuis en de tuinbank stond al klaar onder de appelboom. Ik ging er op zitten en keek wat de buurman deed. Het was heel mooi weer. Toen werd het wat later. En toen kwam jij naast me zitten. d. Het heeft klinkerrijm: in de eerste strofe kwam, was, acht, zacht, appelboom. in de laatste strofe: mij, jij, dichtbij, leeftijd.
opdracht 16
1 mee eens
2 mee eens
3 mee eens
4 mee eens
5 mee eens
6 mee eens
b. Ik heb in dit hoofdstuk vooral geleerd dat er veel meer in een gedicht zit dan je eerst denkt. Gedichten lezen opdracht 2 a. Een soldaat ligt rustig te slapen en droomt van vrede. Iemand werd plotseling doodgeschoten. De kanonnen bulderden. Het was oorlog. De soldaat wil zijn geliefde wreken. b. Een soldaat, en iemand die wordt doodgeschoten. c. metafoor, wil uitdrukken dat het zo voorbij is. d. Degene die geschoten is bloed. e. Omdat het toch heel ver weg is. f. In de oorlog en na de oorlog. g. 'Hij droomde lachend dat het vrede was.' Er zit assonantie in, dus het klinkt goed, en het geeft een fijne sfeer. opdracht 4 a. Mijn oudste broer kwam gewond terug van de strijd. Een scherf had hem getroffen. Hij dacht veel aan het verleden, aan zijn kameraden die waren omgekomen. Hij gooide de hele geschiedenis en zijn eigen verhaal door elkaar. Toen overleed hij. b. Nee, want er worden veel verschillende oorlogen en plaatsen genoemd.
opdracht 5
a. Regel 5, 9, 13 en 17 zijn: 'Zij ging al voor haar…… staan.'
Regel 6, 7, 10, 11, 14, 15 en 18 beginnen met 'och'.
Regel 24, 26, 28, 30 en 32 beginnen met 'wat'.
Regel 57, 58, 62 en 64 eindigen op 'ik niet'.
b. Tussen regel
37 en 38: Hoe ze naar het midden van het bos reed. 71 en 72: Hoe ze tot de halve baan reed. 79 en 80: Hoe ze weer naar vaders poort reed. opdracht 6 a. Teren: positief blijven
Getrouwd: drinken is dom
De rozen: alles gaat snel genoeg weer voorbij
Gemompel: je kunt iets nooit zo duidelijk zeggen
b. Gemompel, want hij heeft gelijk, en de laatste twee versregels zijn heel grappig. Daar zie je aan dat hij inderdaad niet duidelijk kan maken wat hij zegt. c. Teren, want die is saai en heeft geen goede boodschap, vind ik. Toneel opdracht 1 Inleiding Als toneel geschreven is moet het eerst opgevoerd worden, wil je het goed kunnen interpreteren. Als het opgevoerd is wordt dus ook beoordelen pas interessant. Ontstaan van toneel
Een andere term voor toneel is schouwspel. Tijdens de Griekse beschaving was toneel
erg belangrijk. In de middeleeuwen werd het in de kerk opgevoerd. Er kwamen twee
soorten toneel: wereldlijk en geestelijk. Rond 1500 werd aan Italiaanse vorstenhoven meer literair toneel opgevoerd, ook van de Grieken en Romeinen. Het werd steeds beter. Tegen het eind van de negentiende eeuw ontstond behoefte aan historische waarheid op het toneel. Toen werd het toneel steeds echter gemaakt. Episch toneel
Episch toneel heeft drie verschilpunten met het klassieke toneel vanaf de zeventiende eeuw: - men gaat niet uit van een overzichtelijke, maar van een complexe wereld. - de handeling kent niet altijd meer een logische opbouw. - acteurs vallen soms uit hun rol zodat toeschouwers zelf een mening vormen. Toneel na de Tweede Wereldoorlog
Na de oorlog is in het toneel een grote veelvormigheid ontstaan. De soorten verschillen sterk, maar ook de ruimten. In de jaren vijftig ontstond het absurdistisch toneel. Kenmerken zijn: - logica ontbreekt - eenzaamheid en angst - speelruimte vaak een geïsoleerde ruimte - accent op symboliek
In de laatste dertig jaar is er een enorme variatie in theatervormen ontstaan. Er werden veel soorten indelingen gemaakt. Alles gaat steeds meer op elkaar lijken. Toneelsoorten
Tragedie behandelt aangrijpende gebeurtenissen over leven en dood. De structuur moet voldoen aan een vast verhaalschema, een vaste opbouw en de wet der drie eenheden. Komedie bevat een moraal. Categorieën zijn: karakterblijspel, intrigeblijspel en zedenblijspel. Tragikomedie is een beetje tragisch en een beetje komisch. Klucht humoristisch toneelstuk over alledaags onderwerp. Kenmerken zijn overdreven uitgebeelde karaktereigenschappen en grove grappen. Sketch kort humoristisch toneelstukje. Cabaret
Begin twintigste eeuw ontstond in Franse kroegen het cabaret. Het is variété en amusement. Nu wordt het typisch Nederlands genoemd. De pijlers waar het op steunt zijn: humor, sentiment en taboedoorbreking. In de jaren negentig wordt de toon cynischer. Film en televisie
Film en televisie bieden de schrijvers van drama meer mogelijkheden. Er zijn ook verfilmingen van boeken. opdracht 2 b. Het krijgt minder kans. Je hoeft niet meer te bedenken hoe iemand er uit ziet, bijvoorbeeld. c. Ja, dat werkt anders. Bij toneel kun je meer zelf bedenken want ze hebben niet de mogelijkheden van een film. Wat is literatuur? Non-fictionele teksten, zakelijke teksten
Fictionele teksten: geheel of gedeeltelijk verzonnen=literatuur. eerste werkelijkheid - objectief, feiten- schrijver, kunstenaar
tweede werkelijkheid - subjectief, visie van de auteur
derde werkelijkheid - wat de lezer uit de tekst haalt
zender/schrijver -> boodschap/medium -> ontvanger/lezer
Witte plekken in de tekst: bepaalde zaken worden niet of nauwelijks beschreven. De lezer moet zelf een invulling geven. schrijverstekst: persoonlijke ervaring en opvatting van de auteur. lezerstekst: eigen persoonlijke opvatting over de tekst: leessmaak (schema blz. 16) Literatuur en maatschappij
Geëngageerde auteurs zijn betrokken op de maatschappij en hebben kritische houding t.o.v. de maatschappij. Willen lezers ook kritisch maken. Literatuur en kunst Goede literaire kunst: - mooi - draagt morele waarden uit - werkelijkheid wordt weergegeven - knap gemaakt (technisch/ambachtelijk) - men waardeert de bedoeling die eruit spreekt
kunst is een onderdeel van de maatschappij. kunstgenres (blz. 13) Waarom waardeer je een bepaalde tekst? - herkenning door jou als lezer - meevoelen met gevoelens in de tekst. - mooi of lelijk geschreven - eens of oneens met de auteur - wereld van het boek spreekt je aan - vind je tekst goed of niet goed opgebouwd - thema van de tekst spreekt je aan
Opinion leaders zijn beroepslezers (recensenten, critici) maken uit wat Literatuur is. Triviale literatuur of massaliteratuur. De geschiedenis van het toneel - De Grieken: tragedie, komedie - Griekse tragedie vindt oorsprong in verering van god Dionysos. bekende toneelschrijvers: Aeschylos, Sophocles en Euripidus. - Griekse komedie heeft ander onderwerp en bevat moraal. Menander en Aristofanus zijn belangrijkste komedieschrijvers. Middeleeuwen en rederijkerstijd (tot 1560) - Eerst religieuze toneelstukjes in de kerk. Latijnse teksten werden uitgebeeld. - Later op het kerkplein; voornamelijk rond viering van heilsfeiten. In de Middeleeuwen vinden we twee soorten toneel: Geestelijk toneel: mysteriespelen (Eerste bliscap van Maria) mirakelspelen (Mariken van Nimweghen) moraliteiten (Elckerlic) Wereldlijk toneel: o.a. de abele spelen (Esmoreit, Lanceloet, Gloriant) en kluchten (de
klucht van Nu Noch) Renaissance en 17e eeuw
In de Renaissance ontstond het neoklassieke toneel. Er was namelijk veel bewondering voor de Grieken. Een opvallend verschil is wel dat in de Renaissance veel meer aandacht is voor het decor.
De grote toneelschrijver in de 17e eeuw in Nederland is Joost van den Vondel. Hij leefde van 17 november in Keulen tot 5 februari 1679 in Amsterdam. Belangrijkste werk: Gijsbrecht van Aemstel (1538). Verder schreef hij als Rooms katholieke schrijver veel Bijbelse spelen, (o.a. Lucifer, Joseph in Dothan, Jeptha)
18e eeuw: P. Langendijk (91683-1756) schreef het 'wederzijds huwelijksbedrog' (1714)
19e en 20e eeuw
Belangrijk: H. Heijermans (1868-1924). Hij was fel tegen de verschrikkelijke werkomstandigheden van de gewone arbeiders. Hij schreef o.a. Op Hoop van Zegen (1900) De negentiende eeuw opdracht 3 a. twee geliefden
b. ritselende wilgenbladeren, schemering voorbij, de velden werden donker. c. een liefdeservaring opdracht 4 'De schoonste Duitse hengst die men ooit zag.' Eén ridder doet de overwinning in zijn eentje. De Gulden ridder wordt beschreven als Hercules of Samson. Het is onwaarschijnlijk dat een enkele ridder de strijd een beslissende wending geven kan. opdracht 5 a. 'De wind is niemendal schraal, maar daar schort iets aan.' 'Dat moet niet wezen; ik zie waterlanders, dunkt me.' b. Bij overtreding krijgt iemand een blok aan zijn been, en krijgt klappen. opdracht 6 a. korte en lange klanken, eindrijm
b. ritme
c. alliteratie, eindrijm
d. de oe en de o
e. kotseken, winklende, krinklende opdracht 7 a. geldzucht, godslasterlijke femelarij, mishandeling van Javanen, tegen expedities en acties tegen inlanders, die door mishandeling tot opstand zijn gedwongen. Tegen circulaires die om bijstand voor de inlanders vragen (hebben er zelf schuld aan). c. opsommingen, climax, retorische vraag opdracht 8 a. Je kunt iemand zien in een passerende trein en verliefd worden. Ik-figuur is niet meer vrolijk sinds hij die zag. Zo snel als de bliksem is ze in een andere trein overgestapt. b. Als twee treinen elkaar zouden raken zouden ze samen één trein vormen. (vergezocht) opdracht 9 a. Mathilde Thomas, zijn geliefde. (Mathilde sonnettenkrans) b. gekruist rijm
c. zwijgend zwerk
d. Na de eerste strofe, want daar barst het onweer los, daarvoor dreigde het alleen. Zie je ook aan het woordje toen. opdracht 10 Er wordt vreselijk overdreven.
opdracht 11
Het gaat over een klein jongetje. De zinnen zijn niet zo lang
Johannes vraagt: 'zijt gij mens?', een kind kan zich daar vast wel in vinden. opdracht 12 gevoelens zijn belangrijk opdracht 13 Je wilt weten waarom hij zijn vrouw heeft vermoord, en hoe. opdracht 14 a. Het slot van Max Havelaar. Ik heb dat boek gelezen en ik vond het slot heel tof. b. van Multatuli, want Max Havelaar is een leuk boek. opdracht 16 a. 1. mee eens, ik heb er een redelijk goed beeld van. 2. helemaal mee eens, ik vind het heel interessant
b. tekst
c. Over die boeken zelf
Het bittere kruid
Van Oude Mensen, de Dingen die Voorbij gaan
Max Havelaar
Ferdinand Huyck
Karel ende Elegast
b. Die heb ik allemaal gelezen. opdracht 6 a. Hij moet net als de vliegende Hollander rondzwerven op aarde, omdat hij geen vrede
met God heeft. b. Het heeft hem aan het nadenken gezet, bepaalde gevoelens bij hem opgeroepen. c. Literatuur. Een mooi gedicht. Het thema is diepzinnig, goed om over na te denken. De beeldspraak is heel goed. Het geeft de werkelijkheid goed weer. De indeling in strofen is heel goed en maakt het gedicht helder. opdracht 8 a. 1 Je kunt niet voor een ander lezen. 2 Een schrijver kan meer over je gevoelens zeggen dan je gevoel. 3 Een schrijver schrijft bijna altijd over zichzelf. 4 Een slecht boek lezen is tijdverspilling. 5 Iets opschrijven durf je sneller dan iets te zeggen. 6 Als iets opgeschreven is, is het blijvend. 7 In een boek kun je veel ontdekken en je kunt er veel plezier van hebben. 8 Als schrijvers te vriendelijk zijn, gaat de pers het ze moeilijk maken. 9 Als lezer kun je zelf een invulling aan een boek geven. b. Citaat nr. 4, 'Er is geen groter dief dan een slecht boek.' Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik houd niet van slechte boeken en heb een hekel aan tijdverspilling. c. Ik kan me het minst vinden in het eerste citaat, 'Een boek is een spiegel, als een aap er in kijkt, kan niet één apostel terugkijken.' Ik ben het er wel mee eens dat het per persoon verschilt wat hij van een boek vindt. Maar als je iemand een beetje kent weet je waar die van houdt, en kun je hem dus best eens een boek aanraden.
geven geen antwoord. opdracht 10 De literatuur richt zich op heel andere dingen dan de maatschappij doet. Terwijl iedereen
blij was met de bevrijding, was de schrijver bezig een gedicht te maken over een berk. De maatschappij is oppervlakkig, literatuur diepzinnig. Stijl en beeldspraak opdracht 2 1 parallellisme, enumeratie
2 paradox
3 repetitio
4 retorische vraag
5 climax, parallellisme
6 anticlimax
7 paradox
8 climax
9 antithese
10 hyperbool opdracht 3 1 tautologie
2 eufemisme
3 pleonasme
4 understatement
5 litotes
6 pleonasme
7 chiasme
8 woordspeling
9 litotes
10 woordspeling opdracht 5 a. Hij levert kritiek op de oppervlakkigheid van een krantenstukje en op de schrijfster. b. 'Krijgt ze behalve van het aanschouwen van donkerbruin brood ook van het denken een godsdienstige stuip?' 'Waar zou deze Haagse pauzin der naaikransjes nog meer aan denken?' opdracht 7 Waar de blanke top der duinen
begint de Noordzee wild te bruisen
en loopt het land onder de voet. Ik hoor gillen aan het strand; lekker landje, Nederland. opdracht 8 1 vergelijking
2 personificatie
3 metafoor
4 personificatie, metonymia
5 metafoor
6 metonymia
7 vergelijking
8 synesthesie
9 vergelijking
10 vergelijking
11 vergelijking, synesthesie, metafoor
12 personificatie, metafoor
13 metonymia, metafoor opdracht 10 1 metafoor, synesthesie
2 personificatie, synesthesie
3 vergelijking
4 vergelijking
5 personificatie
6 metonymia
7 synesthesie
8 personificatie 3x, synesthesie
9 metonymia
10 personificatie 3x, metafoor opdracht 11 1 helemaal mee eens, dat weet ik. 2 neutraal, ik heb er wel een idee van wat het is maar weet het niet precies. 3 helemaal mee eens, dat kan ik. 4 helemaal mee eens, dat kan ik.
legende godsdienstig, wonderlijk de Marialegende ingrijpen bijv. Beatrijs
mythe over goden of halfgoden gedichten van verklaren van verschijnselen Homerus
sprookje toverkracht, vaste uitdrukkingen cultuursprookjes eenvoudig taalgebruik
fabel dieren met menselijke Reynaert de vos eigenschappen
parabel nieuw inzicht bijbrengen de barmhartige verheven taalgebruik Samaritaan
sage verklaart historisch gegeven Wilhelm Tell 'waar gebeurd', vrij kort opdracht 2 Een legende. De godsdienst speelt een grote rol en er is sprake van een wonderlijk ingrijpen. opdracht 4 Een wolf en een lam (dat goede dier) dronken samen bij de rivier. Ze gingen drinken op twee plekken
zodat de wolf beneden en het lam boven zou lekken. Toen zei de wolf: 'Jij bevuilt al
het water dat ik drinken zal. 'Ach meneer,' zij het lam, 'wat zeg jij? Het water komt van u naar mij.' 'Scheld jij mij uit?' zei de wolf toen. 'Nee,' antwoordde 't lam, 'dat zou ik nooit doen.' 'Jawel, zoals je vader deed,' zei de wolf nou, 'en net als die hele familie van jou.' Het lam zei: 'Ik was er nog niet toen, dus wat kan ik daar dan aan doen?' De wolf zei: 'Hoor ik je nog spreken? Ik denk wel dat ik me ga wreken.' De wolf sloeg en scheurde het lam aan
de goede kwaad te doen op zijn tijd. opdracht 5 a. De machthebbenden (in de kerk). b. De burgers
c. Ze laten de burgers denken dat die moedig zijn als ze voor hen de dood in gaan. Ze misbruiken hen. d. Hij is er erg tegen, vindt het onrechtvaardig. opdracht 6 ridderroman en avonturenroman beschrijven van avonturen van hoofdfiguren
schelmenroman (picareske roman) avonturen van slimme fortuinzoekers
psychologische roman uitbeelding geestesleven belangrijk
tendens-, strekkings- of ideeënroman protest tegen bepaalde misstanden
zedenroman zeden belangrijk, vaak opvoedkundig doel
historische roman speelt zich af in historisch decor
oorlogsroman gaat over tweede wereldoorlog
streekroman of regionale roman speelt zich af in bepaalde streek, romantisch
politieroman, misdaadroman, thriller populair, misdaad en oplossing van misdaad
De Fluiter cursiefje, want het is kort en grappig. Mensen die bij veel dingen automatisch fluiten. De schok der cursiefje, want het is kort en duidelijk. Wat het boek De avonden van Reve
herkenning opriep. Domkoppen column, want het is satirisch en actueel. Voetbal op televisie is niks. Het onderwijs essay, want het is betogend. Het onderwijs moet op bepaalde punten worden verbeterd. Mijn geboortegrond Hoe het ging met de dorpsgek uit het column, want die lengte heeft het Noorden en het is satirisch. opdracht 9 a. ja, als je niks anders leest wel. b. ja, voor alle leeftijden voor alles wat niet door de beugel kan. c. Ik raad iedereen boven de 12 jaar de Donald Duck af want je kunt wel wat beters lezen. Ik raad Casper en Hobbes aan want dat is heel lachwekkend, en niet zo kinderachtig. Verhalen lezen opdracht 2 a. De kanonnen van Navarone van Alistair Maclean. c. De één ging dood en de anderen bleven maar net leven en ze deden allemaal enge dingen, echt heel spannend joh! En het was nog oorlog ook. opdracht 4 De regendruppels zakken futloos langs het raam naar beneden. De cavia in het getraliede hok heeft haar oogjes half dichtgeknepen. De kaars op de tafel is uren geleden al gedoofd. En ik zit onderuitgezakt in een stoel te kijken, hoe alles hetzelfde blijft. Eindeloos hetzelfde, tot ik in slaap val.
b. zijn eigen stemming, want de sfeer hoort bij rouw. Dat zie je aan: 'Niets beweegt, alleen de mist: -we zijn in een periode van grijze rouw.' (Let op de dubbele punt). c. Ja, want na te hebben verteld dat dit de periode van rouw over de moeder is, komt er een stukje over haar overlijden, dat zich dus eerder afspeelt. d. Informatief. Alleen maar een situatieschets. opdracht 7 a. ik-verhaal
b. personaal verhaal Poëzie opdracht 1 a. 's nachts van Hans Andreus. b. Over iemand in de nacht. c. Er staan van die grappige dingen in. opdracht 2 Een boodschap die verpakt is met rijm, beeldspraak in strofen enz. opdracht 3 b. In de snackbar, want die is heel apart en niet traditioneel. c. Kusje, want het thema spreekt me niet aan. opdracht 4 a. werkelijkheid met gevoel b. droom en realiteit opdracht 5 a. Er is rust en loomheid. b. De harde blauwe hand van de lucht
In de oksels van de rivier
c. Hij heeft de roeibeweging goed geöbserveerd: Een roeiboot die een soort klapwiekt. opdracht 6 b. Hij denkt aan degenen die zijn omgekomen. Vers 1 tot 5 geven de juiste sfeer weer. c. zwart: onaangenaam voorzeggende echo: Hij praat iemand na. aan bergen hangen en door dalen gaan: overal heen gaan. de lucht van de afgrond: de tekenen van het einde
duistere mond der memorie: mensen aan onprettige dingen herinneren
gierig slapende mannen: die erop uit waren je te grijpen
naaktheid, betraande schietschijf: makkelijk doelwit opdracht 7 c. Je ziet de zinnen in stukjes zodat je er beter over nadenkt. Het is in strofen verdeeld en je bent dus benieuwd wat er komt. Door witte stukken heeft het meer zeggingskracht. opdracht 8 bepaalde regellengte en opbouw in strofen. beknopt, geconcentreerde zinsbouw
momentopname
beeldspraak één persoon aan het woord opdracht 9 Na je dood wordt je pas geprezen. opdracht 11 De stilte van een kreek kan nooit permanent doorbroken worden. opdracht 14 a. twee geliefden, want hij zegt dat die ander zeldzaam zacht en dichtbij kwam zitten. b. modern, want de strofelengte is wisselend, de regellengte ook, het heeft weinig eindrijm en geen normaal gebruik van leestekens. c. Ik kwam thuis en de tuinbank stond al klaar onder de appelboom. Ik ging er op zitten en keek wat de buurman deed. Het was heel mooi weer. Toen werd het wat later. En toen kwam jij naast me zitten. d. Het heeft klinkerrijm: in de eerste strofe kwam, was, acht, zacht, appelboom. in de laatste strofe: mij, jij, dichtbij, leeftijd.
2 mee eens
3 mee eens
4 mee eens
5 mee eens
6 mee eens
b. Ik heb in dit hoofdstuk vooral geleerd dat er veel meer in een gedicht zit dan je eerst denkt. Gedichten lezen opdracht 2 a. Een soldaat ligt rustig te slapen en droomt van vrede. Iemand werd plotseling doodgeschoten. De kanonnen bulderden. Het was oorlog. De soldaat wil zijn geliefde wreken. b. Een soldaat, en iemand die wordt doodgeschoten. c. metafoor, wil uitdrukken dat het zo voorbij is. d. Degene die geschoten is bloed. e. Omdat het toch heel ver weg is. f. In de oorlog en na de oorlog. g. 'Hij droomde lachend dat het vrede was.' Er zit assonantie in, dus het klinkt goed, en het geeft een fijne sfeer. opdracht 4 a. Mijn oudste broer kwam gewond terug van de strijd. Een scherf had hem getroffen. Hij dacht veel aan het verleden, aan zijn kameraden die waren omgekomen. Hij gooide de hele geschiedenis en zijn eigen verhaal door elkaar. Toen overleed hij. b. Nee, want er worden veel verschillende oorlogen en plaatsen genoemd.
37 en 38: Hoe ze naar het midden van het bos reed. 71 en 72: Hoe ze tot de halve baan reed. 79 en 80: Hoe ze weer naar vaders poort reed. opdracht 6 a. Teren: positief blijven
Getrouwd: drinken is dom
De rozen: alles gaat snel genoeg weer voorbij
Gemompel: je kunt iets nooit zo duidelijk zeggen
b. Gemompel, want hij heeft gelijk, en de laatste twee versregels zijn heel grappig. Daar zie je aan dat hij inderdaad niet duidelijk kan maken wat hij zegt. c. Teren, want die is saai en heeft geen goede boodschap, vind ik. Toneel opdracht 1 Inleiding Als toneel geschreven is moet het eerst opgevoerd worden, wil je het goed kunnen interpreteren. Als het opgevoerd is wordt dus ook beoordelen pas interessant. Ontstaan van toneel
Een andere term voor toneel is schouwspel. Tijdens de Griekse beschaving was toneel
soorten toneel: wereldlijk en geestelijk. Rond 1500 werd aan Italiaanse vorstenhoven meer literair toneel opgevoerd, ook van de Grieken en Romeinen. Het werd steeds beter. Tegen het eind van de negentiende eeuw ontstond behoefte aan historische waarheid op het toneel. Toen werd het toneel steeds echter gemaakt. Episch toneel
Episch toneel heeft drie verschilpunten met het klassieke toneel vanaf de zeventiende eeuw: - men gaat niet uit van een overzichtelijke, maar van een complexe wereld. - de handeling kent niet altijd meer een logische opbouw. - acteurs vallen soms uit hun rol zodat toeschouwers zelf een mening vormen. Toneel na de Tweede Wereldoorlog
Na de oorlog is in het toneel een grote veelvormigheid ontstaan. De soorten verschillen sterk, maar ook de ruimten. In de jaren vijftig ontstond het absurdistisch toneel. Kenmerken zijn: - logica ontbreekt - eenzaamheid en angst - speelruimte vaak een geïsoleerde ruimte - accent op symboliek
In de laatste dertig jaar is er een enorme variatie in theatervormen ontstaan. Er werden veel soorten indelingen gemaakt. Alles gaat steeds meer op elkaar lijken. Toneelsoorten
Tragedie behandelt aangrijpende gebeurtenissen over leven en dood. De structuur moet voldoen aan een vast verhaalschema, een vaste opbouw en de wet der drie eenheden. Komedie bevat een moraal. Categorieën zijn: karakterblijspel, intrigeblijspel en zedenblijspel. Tragikomedie is een beetje tragisch en een beetje komisch. Klucht humoristisch toneelstuk over alledaags onderwerp. Kenmerken zijn overdreven uitgebeelde karaktereigenschappen en grove grappen. Sketch kort humoristisch toneelstukje. Cabaret
Begin twintigste eeuw ontstond in Franse kroegen het cabaret. Het is variété en amusement. Nu wordt het typisch Nederlands genoemd. De pijlers waar het op steunt zijn: humor, sentiment en taboedoorbreking. In de jaren negentig wordt de toon cynischer. Film en televisie
Film en televisie bieden de schrijvers van drama meer mogelijkheden. Er zijn ook verfilmingen van boeken. opdracht 2 b. Het krijgt minder kans. Je hoeft niet meer te bedenken hoe iemand er uit ziet, bijvoorbeeld. c. Ja, dat werkt anders. Bij toneel kun je meer zelf bedenken want ze hebben niet de mogelijkheden van een film. Wat is literatuur? Non-fictionele teksten, zakelijke teksten
Fictionele teksten: geheel of gedeeltelijk verzonnen=literatuur. eerste werkelijkheid - objectief, feiten- schrijver, kunstenaar
tweede werkelijkheid - subjectief, visie van de auteur
zender/schrijver -> boodschap/medium -> ontvanger/lezer
Witte plekken in de tekst: bepaalde zaken worden niet of nauwelijks beschreven. De lezer moet zelf een invulling geven. schrijverstekst: persoonlijke ervaring en opvatting van de auteur. lezerstekst: eigen persoonlijke opvatting over de tekst: leessmaak (schema blz. 16) Literatuur en maatschappij
Geëngageerde auteurs zijn betrokken op de maatschappij en hebben kritische houding t.o.v. de maatschappij. Willen lezers ook kritisch maken. Literatuur en kunst Goede literaire kunst: - mooi - draagt morele waarden uit - werkelijkheid wordt weergegeven - knap gemaakt (technisch/ambachtelijk) - men waardeert de bedoeling die eruit spreekt
kunst is een onderdeel van de maatschappij. kunstgenres (blz. 13) Waarom waardeer je een bepaalde tekst? - herkenning door jou als lezer - meevoelen met gevoelens in de tekst. - mooi of lelijk geschreven - eens of oneens met de auteur - wereld van het boek spreekt je aan - vind je tekst goed of niet goed opgebouwd - thema van de tekst spreekt je aan
Opinion leaders zijn beroepslezers (recensenten, critici) maken uit wat Literatuur is. Triviale literatuur of massaliteratuur. De geschiedenis van het toneel - De Grieken: tragedie, komedie - Griekse tragedie vindt oorsprong in verering van god Dionysos. bekende toneelschrijvers: Aeschylos, Sophocles en Euripidus. - Griekse komedie heeft ander onderwerp en bevat moraal. Menander en Aristofanus zijn belangrijkste komedieschrijvers. Middeleeuwen en rederijkerstijd (tot 1560) - Eerst religieuze toneelstukjes in de kerk. Latijnse teksten werden uitgebeeld. - Later op het kerkplein; voornamelijk rond viering van heilsfeiten. In de Middeleeuwen vinden we twee soorten toneel: Geestelijk toneel: mysteriespelen (Eerste bliscap van Maria) mirakelspelen (Mariken van Nimweghen) moraliteiten (Elckerlic) Wereldlijk toneel: o.a. de abele spelen (Esmoreit, Lanceloet, Gloriant) en kluchten (de
klucht van Nu Noch) Renaissance en 17e eeuw
Belangrijk: H. Heijermans (1868-1924). Hij was fel tegen de verschrikkelijke werkomstandigheden van de gewone arbeiders. Hij schreef o.a. Op Hoop van Zegen (1900) De negentiende eeuw opdracht 3 a. twee geliefden
b. ritselende wilgenbladeren, schemering voorbij, de velden werden donker. c. een liefdeservaring opdracht 4 'De schoonste Duitse hengst die men ooit zag.' Eén ridder doet de overwinning in zijn eentje. De Gulden ridder wordt beschreven als Hercules of Samson. Het is onwaarschijnlijk dat een enkele ridder de strijd een beslissende wending geven kan. opdracht 5 a. 'De wind is niemendal schraal, maar daar schort iets aan.' 'Dat moet niet wezen; ik zie waterlanders, dunkt me.' b. Bij overtreding krijgt iemand een blok aan zijn been, en krijgt klappen. opdracht 6 a. korte en lange klanken, eindrijm
c. alliteratie, eindrijm
d. de oe en de o
e. kotseken, winklende, krinklende opdracht 7 a. geldzucht, godslasterlijke femelarij, mishandeling van Javanen, tegen expedities en acties tegen inlanders, die door mishandeling tot opstand zijn gedwongen. Tegen circulaires die om bijstand voor de inlanders vragen (hebben er zelf schuld aan). c. opsommingen, climax, retorische vraag opdracht 8 a. Je kunt iemand zien in een passerende trein en verliefd worden. Ik-figuur is niet meer vrolijk sinds hij die zag. Zo snel als de bliksem is ze in een andere trein overgestapt. b. Als twee treinen elkaar zouden raken zouden ze samen één trein vormen. (vergezocht) opdracht 9 a. Mathilde Thomas, zijn geliefde. (Mathilde sonnettenkrans) b. gekruist rijm
c. zwijgend zwerk
d. Na de eerste strofe, want daar barst het onweer los, daarvoor dreigde het alleen. Zie je ook aan het woordje toen. opdracht 10 Er wordt vreselijk overdreven.
Johannes vraagt: 'zijt gij mens?', een kind kan zich daar vast wel in vinden. opdracht 12 gevoelens zijn belangrijk opdracht 13 Je wilt weten waarom hij zijn vrouw heeft vermoord, en hoe. opdracht 14 a. Het slot van Max Havelaar. Ik heb dat boek gelezen en ik vond het slot heel tof. b. van Multatuli, want Max Havelaar is een leuk boek. opdracht 16 a. 1. mee eens, ik heb er een redelijk goed beeld van. 2. helemaal mee eens, ik vind het heel interessant
b. tekst
c. Over die boeken zelf
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
B.
B.
je bent een schatje ,
je hebt me heel wat werk uitgespaard :P
xxx Ziggo
19 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Heey,
Zijn dit de antwoorden uit het antwoordboek?
groeten
16 jaar geleden
Antwoorden