Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Fictie Hoofdstuk 3 + 5 + 6

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 3e klas vwo | 2235 woorden
  • 23 februari 2009
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
27 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Opdrachten Nederlands

Fictie Hoofdstuk 3


Opdracht 1
1. Hij is groter getekend, wat hem er al machtiger uit laat zien. Calius wordt buigend door Ceasar met de vinger gewezen en gecommandeerd.
2. Hij ziet er bang uit en kijkt ingezakt naar het standbeeld.
3. Door het beeld zo van die positie te tekenen, lijkt het alsof ze bekeken worden en ik denk dat dit Nulnulnix is.
4. Aan de populaire spion James Bond met het nummer 007.
5. Als je zo eens naar zijn naam kijkt denk ik niet dat Ceasar veel aan de spion zal hebben.
6. Ceasar: dom, klein hart en boosaardig
Calius: slim en aardig
Nulnulnix: Stoer, slim, sterk en geheimzinnig

Opdracht 2
1. Hij zegt dat volgens de klas hij er lelijk uitziet. Niker pest hem dus om zijn uiterlijk.
2. Hij krijgt deze bijnamen: Norbert, het lelijke eendje, Norbert Snottebel, Norbert met de Glasgevel en Norbert Supersimpel.
3. Ook dit heeft denk ik een beetje met het uiterlijk van Niker te maken. Je leest dat hij ‘een gespierd lichaam’, ‘zwarte krullen’ heeft, enz.
4. Nee, ze zei wel: ‘zo is het wel weer genoeg geweest’, maar ze heeft nooit echt gezegd dat Niker moet ophouden met het pesten.
5. Opgegeven moment zegt Robert Nobel: ‘Want Nobert met de Glasgevel, dat ben ik.’ Daaraan herken je dat dit verhaal een ik-perspectief heeft.
6. Er wordt in het begin namelijk de hele tijd een hij-perspectief gebruikt, maar later merk je dat dat dus niet zo is.
7. Dit noem je een hij/zij-perspectief.
8. Ik heb eigenlijk wel een paar zinnen maar eentje vond ik wel aangrijpend. Dat is wanneer hij zegt dat het zo pijn doet als hij gepest word: ‘Norbert Supersimpel doet het meeste pijn.’
9. Ik heb natuurlijk nog niet zoveel gelezen en heb dus ook nog niet zoveel informatie, maar zo als het er zo uit ziet loopt het denk ik niet goed af want de juf doet weinig aan de pesterijen en de kinderen komen niet voor Norbert op.

Opdracht 3
A
1. Er staat in ieder geval: ‘Lilian mocht Karin niet zo’ en er staat ook dat ze haar ‘aanstellerig en overdreven vind.’
2. Ik denk dat het komt dat Lilian zo over Karin denkt, omdat Karin een keer was ‘flauwgevallen’ en door de overleden jongen Rubén te noemen in plaats van Ruben.
3. Ik denk dat Lilian eigenlijk wel een beetje verliefd was op Ruben. Dat leid ik af uit de reactie die ze gaf op de speech van Karin. Ze zei toen namelijk dat ze van hem ‘had gehield’ en ze had ook gezegd dat ‘ze voortdurend naar hem had gekeken’.
4. Dit noem je een hij/zij-perspectief.

B
5. Volgens mij vond Remco Eppie wel een beetje een bijzonder persoon. Hij dealde vaak met drugs en had veel aandacht: ‘Hij vond het altijd wel bijzonder om Eppie door de Swingsom te zien lopen.’
6. Hij vond haar volgens mij een leugenaar: ‘Het kon gewoon niet wat ze zei.’
7. Nee, als ik de verhaaltjes zo eens heb gelezen kan heb ik al twee mensen die er perplex van staan dat ze zei dat ze de vriendin van Ruben was.
8. Hij/zij-perspectief, simpelweg omdat de schrijver in dit fragment de hele tijd ‘hij’ gebruikt.

C
9. Ik ben woorden tegenkomen als ‘wat bezielde die griet’ en ‘trut’.
10. Ze zag dat Lilian uit haar bank was gestapt en naar voren kwam lopen, terwijl zij haar speech aan het voordragen was. Daarna zag dat Lilian richting de kist liep.
11. Ik denk dat ze verliefd op Ruben was. Dat leid ik af uit deze zinen: ‘Maar de laatste tijd was er meer dan sympathie tussen ons’ en ‘Ik was sinds twee weken zijn vriendin’.
12. Er wordt de hele tijd ‘zij’ gebruik dus denk ik dat fragment een hij/zij-perspectief heeft.
13. Dat de lezer het verhaal van meerde kanten bekijkt en daardoor wordt het interessant om te lezen.
14. Nee, ik vond het toch een beetje een irritant die ze hadden in de stukjes die ik heb gelezen.

Opdrachten Nederlands

Fictie Hoofdstuk 6


Opdracht 1
1. De schurk heeft een lange jas aan en een goed op. Samen met de donkere kleur helpen deze kleuren dit persoon te camoufleren en is meestal zo bij dieven.
2. Je ziet zo waar de goede zich bevind en waar de schurk. Ook maakt dat het spannend, want je ziet mensen rond rennen en met zaklampen schijnen de diepte in.
3. De man met de zwarte jas, de schurk, staat achter de goede en heeft een bepaalde gezichtsuitdrukking dat hij iets van plan is. Ook de vragen maakt het spannend, want je weet niet wat er gaat gebeuren.
4. De ‘!’ en ‘?’ zijn twee voorbeelden. Er wordt dan namelijk niet met woorden iets gezegd maar met beeld (eigenlijk hier gewoon leestekens).
5. Die is van de onzichtbare verteller.

Opdracht 2
1. De beste vriend en vriendin van een jongen van 15 jaar oud zijn toen vermoord.
2. In eerste instantie dacht ik dat de ik-persoon het slachtoffer was geworden van de vrienden die zijn vermoord. Maar later ‘kijken mensen hem aan’ en heb ik de cover van het boek nog eens bekeken: ‘Het verhaal van een jongen die doodde uit liefde’. Toen wist ik wel zeker dat de jongen de dader is.
3. Het einde, want de moord is eerst gebeurd en daarna zit hij in de zaal om de dia’s te bekijken met de politie. Lijkt mij logisch.
4. Martin en Miriam, zij zijn de vermoorde kinderen.
5. Hij is in ieder geval verliefd op Miriam: ‘De naam klinkt als een lied…’ Ik weet niet zo goed hoe ik het moet beschrijven waar de gedachten van de jongen nu zijn, maar hij heeft nog heel wat te verwerken en moet zeker in therapie.
6. De ik-verteller
7. Het lijkt alsof het op hetzelfde moment wordt verteld, maar met de laatste zin, ‘zelfs nu niet, zoveel later’, ben ik er achter gekomen dat het verhaal achteraf word verteld.
8. Ik ben nog benieuwd uiteindelijk veroordeeld wordt en voor hoe lang en ben ook nieuwsgierig hoe het zo ver is gekomen dat de jongen zijn vrienden vermoorde.

Opdracht 3
1. Het meisje, de man, een vrouw (buurvrouw van het meisje) en nog een man.
2. Hij/zij-perspectief, omdat er ‘zij’ gebruikt wordt voor de hoofdpersoon en geen ‘ik’.
3. Dit wordt namelijk gezegd door de man en hij is niet de verteller. Het gaat dus om het perspectief van de verteller.
4. a) onzichtbare verteller, b) het meisje, c) onzichtbare verteller, d) onzichtbare verteller, e) onzichtbare verteller
5. Onzichtbare verteller
6. Nou, ik denk dat de ‘dader’ voor de rechter moet komen en dat hij de gevangenis in gaat. Het meisje moet langzaam haar leven weer oppakken en het zien te verwerken door naar een psycholoog te gaan.
7. Ik vond het wel spannend wat er gebeurde. Het meisje was op een doodgewone dag naar school aan het fietsen, toen haar band plotseling lek was. Toen er een man kwam om haar te helpen ging het fout. Helemaal met dat einde zou ik nog wel even verder willen lezen en er achter komen hoe het afloopt.

Opdracht 4
1. Hij deed dit, zodat ze niet nieuwsgierig of ongerust zou worden, omdat hij blijkbaar iets gaat doen wat ze niet mag weten.
2. Blijkbaar gaat hij iets spannends meemaken, waar hij het risico loopt dood te gaan of iets anders waardoor hij verdwijnt.
3. Met een in elkaar gerold laken onder zijn arm en een zwart notitieboekje in zijn hand ging de jongen op pad naar Jack. Jack was de opdrachtgever van zijn job en had drie dingen voor hem klaar gelegd: een buskaart, een bioscoopkaart en een bloempot met een kruidenplantje. Het idee hier achter was dat de jongen met de bus naar de bioscoop ging om daar vervolgens het plantje te bezorgen. Als beloning kreeg de jongen het bioscoopkaartje om naar de film te gaan. Toen hij die nacht naar de film ging wilde hij gaan zitten op stoelnummer 23, waar hij een bladzijde uit zijn dagboek vond.
4. Het laatste zinnetje van de eerste alinea zegt heel veel: ‘Misschien, dacht hij’. Maar ook een zinnetje dat gaat over wat allemaal op zijn bureau ligt: ‘Het moet allemaal weg, denkt hij.’
5. ‘Het was absoluut noodzakelijk dat hij alleen was die avond’, deze zin maakt duidelijk dat er wat gaat gebeuren dat de lezer nog niet weet maar de (alwetende) verteller wel. Maar ook met de zin ‘het lijkt wel of hij die spullen ordent en sorteert’ geeft aan dat hij dat doet omdat hij zo iets gaat doen dat wij nog niet weten, maar de schrijver wel.
6. De voorwerpen, die de verteller noemt, zijn allemaal erg verschillend en ik zie niet zo snel een verband. Toch, door de gedachtes van de jongen, denk ik wel wat er gaat gebeuren. Op een geven moment denk hij namelijk ‘misschien’. Dit zegt hij, omdat hij niet zeker weet of hij er dan nog wel is. Dus wat me niet gek lijkt is dat hij straks zelfmoord gaat plegen. Het zou kunnen dat je verder in het verhaal te horen krijgt wat hij gaat doen met die spullen op zijn bureau.
7. Het lijkt me op zich wel interessant om te lezen waarom de jongen dan zelfmoord zou willen lezen, maar het verhaal zelf spreekt me niet echt aan, door de schrijfstijl van de schrijver.


Opdrachten Nederlands

Fictie Hoofdstuk 5


Opdracht 1
1. Ik heb het uitgerekend: 5000 dagen is 13 jaar.
2. Bij regels 1 t/m 3 lijkt het net alsof de persoon wil groeien en verdergaan, terwijl als je 4 t/m 11 leest, zijn moeders perspectief aan bod komt en blijkt dat zij hem nog wel klein zou willen hebben.
3. Hij weet niet of ie nog zo zal blijven als hij is, want hij zichzelf alleen op het moment dat hij leeft.
4. Echt – onecht
5. Eerst wil de jongen groeien, wat natuurlijk best kan, maar zijn moeder wil hem ‘afpellen’ en hem dus eigenlijk gewoon nog klein en schattig hebben, wat ik een beetje onecht vind.

Opdracht 2
1. Tycho is verliefd op Oliver. Dat leid af uit een gesprek die hij had met donna: ‘Oliver mag nergens iets van merken’.
2. Hij schaamt zich en is bang dat Oliver en misschien ook wel andere hem niet meer aardig gaan vinden.
3. Dat deed hij, omdat hij wilde vermijden dat Oliver zou merken dat Tycho op hem verliefd is.
4. Hij gebruikt de woorden ‘smoorverliefdheid’, ‘dolverliefdheid’, ‘tot-over-zijn-oren-verliefdheid’, ‘verbetering’ en ‘idioterie’.
5. Hoewel de jongen zelf vind dat de eerste drie woorden meisjesachtig zijn maken die wel goed duidelijk dat hij goed verliefd is. Ik snap de laatste twee woorden eigenlijk niet zo goed en daar dus geen oordeel over geven.
6. Eerst stond de jongen niet open voor verliefdheid, maar daarna wel.
7. + Eerst verteld hij niet over zijn verliefdheid, maar later denk hij daar weer anders over
+ Hij was eerst erg onzeker, maar nadat hij het verteld had aan Donna, barste de jongen weer van zelfvertrouwen.
8. Ik denk dat deze goed laten zien hoe de jongen zich voelt en hoe hij twijfelt om aan de ‘buitenwereld’ bekend te maken dat hij op jongens valt.
9. Ik kan me voorstellen dat zoiets moeilijk is om aan mensen te vertellen, omdat het nog steeds een onderwerp is dat niet door iedereen geaccepteerd wordt. Daarom laten die vergelijkingen ook zo duidelijk zien dat hij verliefd is (op een jongen) en niet weet wat ie moet doen.
10. Door de ogen van de jongen, Tycho.
11. Ja, Tycho is tenslotte de jongen die verliefd is, dus lijkt me dit een geschikt perspectief om te lezen hoe hij zich voelt.

Opdracht 3
1. Het meisje wil een persoon van een andere stam, een hoofdsnijder, doden, omdat die haar vader heeft vermoord. De mensen in haar omgeving vinden echter dat vrouwen en meisje moeten rouwen en niet gaan vechten als krijgers. Ze eist alsnog dat ze recht heeft om een krijger te worden en hier strijd ze om.
2. Ze vindt dat zij, als dochter van haar eigen vader, goed geoefend is en dat ze oud genoeg voor de strijd.
3. Volgens de mensen in haar stam horen meisjes en vrouwen niet te vechten en jagen als krijgers, dit is bedoelt voor de mannen. Bovendien hoort een vrouw niet midden in een stambespreking het woord te nemen.
4. Mij lijkt het duidelijk dat als je ‘het meisje liep…’ en ‘ze stond op…’ dat dit een zij- perspectief is.
5. Nee, hoewel ik wel eens over van die stammen gelezen heb, kan ik me niet inleven in het verhaal, omdat het een heel andere cultuur is dan bij ons.
6. Ik denk dat het meisje er toch alles aan gaat doen om te laten zien dat zij wel geschikt is en dat ook zij, als meisje, de genoemde dingen kan doen.
7. Ik vind de cultuur niet echt interessant, omdat het heel anders is dan hier in de westerse wereld. Bovendien vind ik het een toch wel beetje voorspelbaar verhaal. Wat we me ook irriteerde is de namen die ze gebruikte, want dat kwam een beetje kinderlijk over; wie heet er nou weer ‘Gesneden-oor’…

Opdracht 4
1. In de recensie vind je gegevens over het boek, een mening met argumenten en korte informatie over waar het verhaal over gaat.
2. De uitwerking van het boek is ‘goed’, ‘bijzonder’ en ‘geloofwaardig’.
3. De recente vind het boek ‘bijzonder’, omdat het een soort van film verhaal is met scènes en flashbacks. En behalve dat ze het boek ‘goed’ en ‘geloofwaardig’ vind, is het boek ook bekroont met veel prijzen.
4. De uitwerking van het verhaal heeft met de werkelijkheid te maken en dat het boek ‘bijzonder’ is omdat het als een filmscenario word afgespeeld heeft te maken met de opbouw. Dat het boek prijzen heeft gekregen heeft denk ik meer te maken met of het boek aan te bevelen valt.



REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.