Opdracht 1. Noem vijf beoordelingswoorden.
Grappig, Stom, Leuk, Mooi, Interessant
Opdracht 2. Uit welke vier onderdelen bestaat een leesverslag?
-Verwachtingen en 1ste reactie
-samenvatting en analyse (analyse bestaat uit PERSONAGES, TIJD, RUIMTE, PERSPECTIEF, THEMATIEK & STIJL)
-Verwerkingsopdracht
-Eindoordeel en evaluatie
Opdracht 3. Wat is een open plek in een verhaal?
Een onderwerp wat niet meteen duidelijk in het begin is.
Opdracht 4. Waarom gebruiken schrijvers in verhalen open plekken?
Op de mensen te laten door lezen door het spannend te maken
Opdracht 5. Bij het lezen van een verhaal wil je graag een antwoord op vragen die bij je opkomen. Op welke drie manieren kunnen schrijvers het antwoord uitstellen?
-Open plek
-Vervolg
-
Opdracht 6. Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?
fictie is fantasie en non-fictie zijn feiten
Opdracht 7. Noem twee verhaalsoorten
- Romantiek
- Historie
Opdracht 8. Welke open plek bevat dit fragment?
Eergisteren nog hadden ze...
Opdracht 9. Wordt die open plek ingevuld?
Ja
Opdracht 10. Welke vermoeden krijg je als lezer?
Hoe gaat het verder!
Opdracht 11. Op welke manier wordt de spanning niet opgevoerd?
Door een open plek
Opdracht 12. Intimidatie-
Bangmakerij
Opdracht 13. Funest-
Noodlottig
Opdracht 14. Slogan-
slagzin
Opdracht 15. Cynisch-
Pijnlijk geloof
Opdracht 16. Riskeren-
gevaar lopen
Opdracht 17. Zijn broer was betrokken .. dat ongeluk
bij
Opdracht 18. Je moet altijd .. je woord houden
aan
Opdracht 19. Ze hebben hem .. twee maanden cel veroordeeld
voor
Opdracht 20. Gerben maakte zich snel .. de voeten
buiten
Opdracht 21. Iemand die medicijnen maakt en verkoopt, is een ..
apotheker
Opdracht 22. Iemand die meespeelt in een film, is een ..
Acteur/Actrice
Opdracht 23. Hij staarde me aan en ''stond met zijn mond vol tanden.''
Was bang
Opdracht 24. Bij de geboorte zagen we meteen al dat de baby ''lange vingers'' had.
zal gaan stelen
Opdracht 25. Bekijk dat probleem toch een ''door een andere bril!''
van een andere kant
Opdracht 26. Jongens van het hoekhuis hebben allebei een scooter
De jongens ...........
Opdracht 27. Ik heb een nieuw boek en vanmiddag al helemaal uitgelezen.
.......... vanmiddag al helemaal.......
Opdracht 28. Behalve voor mijn verjaardag kreeg ik ook kerstmis een cd-bon.
..............ook nog voor kerstmis...........
Opdracht 29. Geef het tekstdoel aan.
Van katholieke Spaanse edelman tot miljonair
Opdracht 30. Wat is de tekstsoort?
informatieve
Opdracht 31. Voor welk publiek is de tekst bestemd?
Mensen die een arm leven leiden
Opdracht 32. De alinea-indeling ontbreekt. Deel de tekst in drie alinea's in. Noteer telkens de eerste en laatste drie woorden.
Alinea 1: Hamburg- Een katholieke
Alinea 2: De kerk die
Alinea 3: De gefortuneerde man
Opdracht 33. Tot drie keer toe komt er een woordgroep voor die niet letterlijk maar figuurlijk moet worden opgevat. Noteer er twee van.
A: Katholieke Spaanse edelman
B: De gefortuneerde man
Opdracht 34. Noteer de hoofdgedachte en drie deelonderwerpen bij één van de volgende onderwerpen: Topsport, geweld op de televisie, walkmans, ''huiswerk''.
Hoofdgedachte = Hoe wordt het huiswerk gemaakt
Deelonderwerpen =
- Hoeveelheid huiswerk
- Waar wordt het gemaakt
- soort huiswerk
- snelheid van het werken
Opdracht 35.
VERSLAG OVER HUISWERK ALS JE OPDRACHT 34 HEB VAN DEZE SITE! MINIMAAL 50 WOORDEN WEL OVER DE DEELONDERWERPEN!!!
Opdracht 36. Een overlijdensbericht in de krant.
Nee
Opdracht 37. Een boek getiteld ''De bekendste hondenrassen.''
Ja
Opdracht 38. Een strip getiteld ''Lucky Luke en de ballade van de Daltons.''
Nee
Opdracht 39. Een boek getiteld ''De heerlijkste bakrecepten.''
Ja
Opdracht 40. Een boek getiteld ''Hoe maak ik een vlieger?''
Ja
Opdracht 41. Die oude man heeft het in zijn leven heel moeilijk gehad.
Oude = Bijvoeglijk naamwoord
Man = Persoonlijk voornaamwoord
Heeft = Hulpwerkwoord
Zijn = Bezittelijk voornaamwoord
Leven = Zelfstandig naamwoord
Gehad = Zelfstandig werkwoord
Opdracht 42. Dat bericht had ik hem graag willen vertellen.
Had = Hulpwerkwoord
Ik = Wederkerend voornaamwoord
Hem = Persoonlijk voornaamwoord
Willen = Zelfstandig werkwoord
Vertellen = Zelfstandig werkwoord
Opdracht 43. Kennen jullie elkaar?
Jullie = Bezittelijk voornaamwoord
Elkaar = Wederkerig werkwoord
Opdracht 44. Zin 41 staat in de
vvt : voltooid verleden tijd
Opdracht 45. Zin 42 staat in de
ovt : onvoltooid verleden tijd
Opdracht 46. Zin 43 staat in de
ott : onvoltooid tegenwoordige tijd
Opdracht 47.
Het aangevraagde abonnement wordt morgen bezorgd
Opdracht 48.
De bedreigde allochtoon durfde 's avonds niet uit te gaan.
Opdracht 49.
De samengestroomde menigte applaudisseerde toen de artiest het appartement verliet.
Opdracht 50.
Wankelend strompelde de alcoholist over het plein.
KLAAAAAAAAAR! Willen jullie een reactie achterlaten
REACTIES
1 seconde geleden