Extra oefenopgaven Klas 5 voor Klas 4 SCOOP 1 H6§2 mei 2003 V J M Meulenbroek
Algemene opmerkingen: - schrijf alle afstanden direct en consequent in m, je hebt meteen S uit de lensformule; - bij het kijken naar een bril kijk je in alle gevallen naar een virtueel beeld (b negatief) dat zich bevindt aan dezelfde kant van de bril als het voorwerp (origineel); - een (goede) bril brengt het virtueel beeld op de afstand waar het “ongewapende” oog het nog net wel scherp kan zien; - een positieve lens maakt een virtueel beeld verder weg dan het voorwerp (absolute waarde van b groter dan v, daarom is 1/v + 1/b = S en dus ook f immers positief) - een negatieve lens maakt een virtueel beeld dichterbij dan het voorwerp (absolute waarde van b kleiner dan v, daarom is 1/v + 1/b = S en dus ook f immers negatief) - bij een positieve lens zijn f en b altijd positief, b is negatief als v < f - bij een negatieve lens zijn f en b altijd negatief (en v altijd positief) 1) Oma Cor kan nog maar vanaf 0,60 m scherp zien, maar ze wil vanaf 0,25 scherp zien. Bereken de sterkte van de bril die ze daarvoor nodig heeft. Antw: de bril moet een virtueel beeld maken op 0,60 m afstand dus b = - 0,60 m en het origineel moet op 0,25 m staan dus v = + 0,25 m aldus is S = 1/f = 1/b + 1/v = -1/0,60 + 1/0,25 = -1,67 + 4,0 = + 2,33 dpt. 2) Ome Henk kan met zijn bril nog maar tot 0,50 m scherp zien. Zijn bril heeft een sterkte van S = + 1,25 dpt. Tot hoever kan Henk scherp zien zonder bril? Antw: de bril moet van een voorwerp (origineel) op 0,50 m ( v = + 0,50 m) een virtueel beeld maken dat verder weg staat (dus v < 0 m). Aldus wordt S = 1/f = 1/b + 1/v ofwel + 1,25 = 1/b + 1/0,50 = 1/b + 2,0 ofwel – 0,75 = 1/b en dus b = -1,33 m dit virtueel beeld staat aan dezelfde kant als het voorwerp (origineel) op de afstand waarmee het oog van Henk het “ongewapend” aankan: tot 1,33 m kan Henk scherp zien zonder bril. 3) Hoe sterk moet de bril worden zodat Henk op 0,25 m scherp kan zien? Antw: het virtuele beeld moet weer op 1,33 m komen waar Henk het nog net scherp kan zien; dus b = - 1,33 en de gewenste plaats van het voorwerp wordt dus v = + 0,25 m. Aldus volgt voor de sterkte S = 1/f = 1/b + 1/v = -1/1,33 + 1/0,25 = -0,75 + 4,0 = + 3,25 dpt. 4) Wiebe kan maar tot 0,80 m scherp zien en verderaf niet meer scherp. Bereken de sterkte van de bril waarmee hij tot oneindig scherp ziet. Antw: de bril moet een voorwerp (origineel) van oneindig ver ( v = oneindig, 1/v = 0) afbeelden op een virtueel beeld op 0,80 m afstand ofwel b = -1/0,80. Volgt voor S = 1/f = 1/v + 1/b = 0 + -1/0,80 = -1,25 dpt dus S = - 1,25 dpt. Let op f en S zijn negatief.
Algemene opmerkingen: - schrijf alle afstanden direct en consequent in m, je hebt meteen S uit de lensformule; - bij het kijken naar een bril kijk je in alle gevallen naar een virtueel beeld (b negatief) dat zich bevindt aan dezelfde kant van de bril als het voorwerp (origineel); - een (goede) bril brengt het virtueel beeld op de afstand waar het “ongewapende” oog het nog net wel scherp kan zien; - een positieve lens maakt een virtueel beeld verder weg dan het voorwerp (absolute waarde van b groter dan v, daarom is 1/v + 1/b = S en dus ook f immers positief) - een negatieve lens maakt een virtueel beeld dichterbij dan het voorwerp (absolute waarde van b kleiner dan v, daarom is 1/v + 1/b = S en dus ook f immers negatief) - bij een positieve lens zijn f en b altijd positief, b is negatief als v < f - bij een negatieve lens zijn f en b altijd negatief (en v altijd positief) 1) Oma Cor kan nog maar vanaf 0,60 m scherp zien, maar ze wil vanaf 0,25 scherp zien. Bereken de sterkte van de bril die ze daarvoor nodig heeft. Antw: de bril moet een virtueel beeld maken op 0,60 m afstand dus b = - 0,60 m en het origineel moet op 0,25 m staan dus v = + 0,25 m aldus is S = 1/f = 1/b + 1/v = -1/0,60 + 1/0,25 = -1,67 + 4,0 = + 2,33 dpt. 2) Ome Henk kan met zijn bril nog maar tot 0,50 m scherp zien. Zijn bril heeft een sterkte van S = + 1,25 dpt. Tot hoever kan Henk scherp zien zonder bril? Antw: de bril moet van een voorwerp (origineel) op 0,50 m ( v = + 0,50 m) een virtueel beeld maken dat verder weg staat (dus v < 0 m). Aldus wordt S = 1/f = 1/b + 1/v ofwel + 1,25 = 1/b + 1/0,50 = 1/b + 2,0 ofwel – 0,75 = 1/b en dus b = -1,33 m dit virtueel beeld staat aan dezelfde kant als het voorwerp (origineel) op de afstand waarmee het oog van Henk het “ongewapend” aankan: tot 1,33 m kan Henk scherp zien zonder bril. 3) Hoe sterk moet de bril worden zodat Henk op 0,25 m scherp kan zien? Antw: het virtuele beeld moet weer op 1,33 m komen waar Henk het nog net scherp kan zien; dus b = - 1,33 en de gewenste plaats van het voorwerp wordt dus v = + 0,25 m. Aldus volgt voor de sterkte S = 1/f = 1/b + 1/v = -1/1,33 + 1/0,25 = -0,75 + 4,0 = + 3,25 dpt. 4) Wiebe kan maar tot 0,80 m scherp zien en verderaf niet meer scherp. Bereken de sterkte van de bril waarmee hij tot oneindig scherp ziet. Antw: de bril moet een voorwerp (origineel) van oneindig ver ( v = oneindig, 1/v = 0) afbeelden op een virtueel beeld op 0,80 m afstand ofwel b = -1/0,80. Volgt voor S = 1/f = 1/v + 1/b = 0 + -1/0,80 = -1,25 dpt dus S = - 1,25 dpt. Let op f en S zijn negatief.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden