Thema 3

3.b. Een paar verboden handelingen uit het eerste couplet zij: - Niet met de achterstandkinderen spelen. - Jullie mogen jullie liedjes niet zingen. - Je mag niet naar de konijnenstal gaan. 3.c. In het ouderlijk milieu moet hij er netjes uitzien en moet hij naar school gaan. Een voorbeeld uit de tekst is: “Sie trieben ihn in eine Schule in der Oberstadt, kämmten ihm die Haare und die Krause Sprache glatt.”. In de Hitlerjugend moet hij de leer van Hitler volgen door te schreeuwen dat men vriendschap houd. Een voorbeeld uit de tekst is: “zwischen Fahnen aufgestellt brüllen daß man Freundschaft halt.”. 4.a. Ja; er zit een bepaalde opbouw in. De eerste slotregel begint elke keer met “Und man fragt…”, behalve bij het laatste couplet; daar begint hij met “Wenn man fragt…”. De opbouw de opbouw is als volgt: eerst drie ‘normale zinnen’ gevolgd door twee zinnen die elk couplet hetzelfde blijven en daarna nog één zin die elk couplet veranderd. 5.b. Brecht wil bij een lagere klasse horen; in plaats van bediend te worden, wil hij zelf bedienen
6.d. Ja; je kunt het gedicht van Biermann een ballade noemen, want het gedicht is in eenvoudige rijmvorm geschreven en de manier van vertellen roept een bepaalde stemming op. De stemming die het hier oproept is een trieste stemming. 7.a. De functie van de vierde kamer is de ‘uitprobeerkamer’. Daarmee bedoelen ze dat ze hem eigenlijk voor alles kunnen gebruiken; van opbergruimte tot gewoon een lege kamer. 7.c. Ze vragen zich dit af, omdat ze dankzij die vierde kamer helemaal geen woning toegewezen hebben gekregen. 8.a. Hans is lid geworden van de Hitlerjugend, omdat jonge mensen nu ook samen een organisatie hebben; hij voelt zich sterk omdat hij ergens bij hoort. Hij denkt daar vriendschap met andere jonge mensen te vinden. 8.c. De ‘grote zaak’ waarvoor ze veel over moeten hebben is het dienen van Hitlers leger en de bereidheid om voor je vaderland te sterven. 9.a. Ja; hij vindt dat dat solidair is, omdat zij hem dan helpen als hem iets overkomt. Zo krijg je een grote groep die elkaar steunt en dan heb je ook minder kans om onderdrukt en vervolgt te worden. 9.c. Ik vind dat Hans en Sophie er goed aan hebben gedaan om zo openlijk in opstand te komen, omdat ze andere opstandelingen die niet openbaar in opstand komen laten zien dat ze niet alleen zijn. Misschien durven die opstandelingen nu ook wel openbaar in opstand te komen omdat ze weten dat er meer zijn en dat er mensen naar ze luisteren. Hoe meer mensen hoe groter de kans dat ze dan dan ook serieus worden genomen. 10.a. Deze paar voorbeelden laten de huiselijke sfeer in het huis van de familie Matzerath zien: - “Mama am Klavier aus dem Zigeunerbaron intonierd.” - “Zarte, nachsommerliche Glasbläserei, selbst Gretchen Schefflers Gelächter gedämpft.” - “..., weil Greff immer Geschichten wußte, Pfadfindergeschichten,…” 10.b. De harmonie is niet echt, want zodra Oskar is gevallen, noemt zijn moeder degene die het luik open had laten staan meteen een moordenaar. Dat zeg je normaal niet tegen een familielid, ook niet als je ruzie hebt of niet met elkaar overweg kan. 10.c. Deze handelingen verricht Oskar nog voordat hij zich van de trap laat vallen: - Hij loopt de keldertrap helemaal af. - Hij zet zijn blikken trommel tussen de meelzakken. - Hij loopt de keldertrap op tot en met de achtste trede. - Hij gaat naar beneden tot aan de vijfde trede. - Om geloofwaardig over te komen gaat hij toch naar de tiende trede toe. - Hij gaat toch weer één trede naar beneden, dus naar de negende. - Hij laat zich vallen. 11.a. Edgar praat over de boeken Robinson Crusoe en Fänger im Roggen (The Catcher in the Rye). De twee boeken zijn een soort avonturenromans. In die boeken zet de hoofdpersoon zich van de gevestigde orde af en Edgar doet eigenlijk hetzelfde. Hij voelt zich dus met de hoofdpersonen verbonden, daarom waardeert hij de boeken ook. 12.a. Hij denkt juist op dit moment aan het sprookje, omdat hij vindt dat hij gevaarlijk dicht bij zijn liefde in de buurt komt of zelfs al is. 13.a. Het gesprek gaat niet alleen over het landschap maar ook over de macht van de koning. Uit het gesprek blijkt dat de koning heel machtig is; dat hij eigenlijk de macht over alles heeft, zelfs over het zout in de zee. 13.b. Gessler wil dat Tell een appel van zijn zoons hoofd schiet. Gessler doet dit omdat hij Tell wil laten zien dat hij niet zo’n goede schutter is en omdat Gessler zelf geen kinderen heeft; hij voelt dus eigenlijk een soort van wrok tegen Tell. 13.c. Ik vind ook dat de dood van Gessler rechtvaardig was afgaande op dit fragment, want Gessler wordt daarin als een onrechtvaardig iemand afgeschilderd die geen hart heeft. Wanneer hij dood is, kan hij andere mensen geen pijn meer doen en volgens mij deed hij dat voor zijn wel. De bron die ik bij opdracht 11.a heb gebruikt is
www.scholieren.com om op te zoeken wat voor soort boeken het zijn. Leesdossieropdracht 1. Ik kan me wel voorstellen dat iemand tot een andere bevolkingsgroep wil horen als diegene bijvoorbeeld wordt gediscrimineerd of onderdrukt, omdat hij tot een bepaalde bevolkingsgroep hoort. Ik weet echter niet tot welke bevolkingsgroep die persoon dan zou willen horen, maar ik denk bij één die niet wordt gediscrimineerd of onderdrukt wordt en dat zelf ook niet doet. Dit denk ik omdat die persoon weet hoe het voelt en niet wil dat dit anderen ook overkomt en al helemaal niet dankzij hem.