Hoofdstuk 1.8 + 1.9

De bespiegeling

Hoofdstuk 1: Cultuur van de Kerk

Paragraaf 8 & 9

1. 1. Je ziet op beide afbeeldingen eigenlijk alleen maar hoogbouw, met ongeveer drie tot vijf verdiepingen. Dit hadden ze nodig om zo veel mogelijk mensen een huis te geven, omdat er niet genoeg ruimte was om alles naast elkaar te bouwen. Dan zou bijvoorbeeld het plein er ook niet meer zijn.

   2. Ten eerste is de klokkentoren het hoogste gebouw in de hele omgeving, dat geeft al blijk van een hoge status. Daarnaast zitten er veel ramen in het gebouw, meer dan in de gebouwen in de omgeving. Glas was in die tijd heel duur, dus dat laat ook zien hoe rijk de makers van het gebouw waren. Ook staat er een wapen bij elk raam, wat ook een teken van macht was.

   3. Ten eerste lopen er over het hele plein lijnen naar het gebouw toe. Ten tweede wijzen alle gebouwen er omheen ook naar het gebouw toe. Ten derde ... (!!)

   4. ?

   5. Het plein heeft de vorm van een schelp, dus de buitenkant is schuin. Dit is handig als je met hoge snelheid de bocht om gaat, net als met wielrenbanen. Verder zijn de twee hoekige bochten wel heel gevaarlijk.

   6. Het bestuur van Siena in de 13e eeuw had de Raad van Negen. In deze raad zaten negen rijke burgers. Met meer geld maakte je meer kans, want dan kon je meer investeren. In de paardenrace is dat ook zo, want corruptie is er toegestaan.

   7. Een fresco wordt gemaakt door als het ware verschillende kleuren pigment in een natte kalklaag te stoppen, waarna het water uit de kalklaag verdampt. Door deze techniek te gebruiken komen de kleuren in de muur te zitten en niet er op. Als er dus een beschadiging is ontstaan, kan men nog steeds de kleuren reconstrueren, omdat de laag er onder ook een beetje gekleurd is.

   8. Door het zo te restaureren, blijft de fresco in ieder geval origineel en wordt je niet misleid door wat men er later van heeft gemaakt, dus je weet zeker dat wát er nog is overgebleven, in ieder geval klopt. Maar je hebt daarentegen wel een minder duidelijk beeld van de situaties die worden uitgebeeld, omdat er delen missen.

1. 1. Hij heeft op de latere schilderijen een grote kale plek boven op zijn hoofd, net als een monnik.

      Hij draagt alleen op sommige van de eerste schilderijen schoenen, maar voor de rest loopt hij op blote voeten

      Hij heeft een aureool boven zijn hoofd, want hij is heilig.

   2. Ik denk dat de scène waarin hij zijn barmhartigheid aan melaatsen bewijst, het volk aansprak, omdat iedereen wel iemand kent die minder wordt bemint dan de rest en dit verhaal geeft ze wat meer vertrouwen in de liefde van mensen voor elkaar. Ook zal de scène waarin hij een visioen krijgt waarbij hij wordt aangesproken door de afgebeelde Gekruisigde, het volk aanspreken, omdat dat heel erg tot de verbeelding spreekt. Ook vind ik de scène waarin hij een tegenovergestelde weg bewandelt tijdens een kruistocht, heel opmerkelijk. Dit laat aan het volk zien dat meegaan met de massa niet altijd de beste oplossing is en zal hen dan ook aanspreken.

   3. Bijvoorbeeld in de Verschijning in Arles zie je dat zowel het perspectief van de mensen, als de gezichtsuitdrukkingen erg realistisch geschilderd zijn, in ieder geval in vergelijking met schilderijen van vóór Giotto, want toen waren mensen redelijk plat en hadden minder gezichtsuitdrukking.

   4. Ten eerste zie je duidelijk aan de posities van de scènes in het schilderij wat hemel en aarde is en het is evident waarom de scènes in deze hoogtes zijn geplaatst. Ten tweede zie je dat het boven een stuk lichter is dan beneden, en in het midden is ook de helderheid middelmatig. Ten derde zie je aan de lichaamshoudingen van de afgebeelde mensen wat ze aan het doen zijn en waar ze dan ook bij horen; wenen doe je bukkend, een mis doe je staand en bij de hemelvaart vliegen ze.

   5. Een kenmerk dat wijst op Franse Gotiek is het kruisribgewelf in het plafond. Een kenmerk dat het juist afwijst is de fresco's op de muren.

   6. Om in zijn uitspraken mee te gaan, was het goed als mensen zich beter konden identificeren met de schilderijen, dan werden ze aantrekkelijker gevonden. Hij zei dat God herkenbaar is in het echte leven en in de schilderijen werd God vaker afgebeeld op een manier die lijkt op het echte leven, er ontstaat een verheerlijking van de realiteit die zo wordt benadrukt.

   7. Ik ben het met Vasari eens, want bijvoorbeeld de Westgevel kathedraal Notre-Dame (tekstboek, pagina 26) vind ik niet mooi, omdat de verhoudingen er niet natuurlijk of positief uitzien, evenals dat de kleuren bijna helemaal ontbreken, dus er valt zeker wat voor te zeggen dat de gebouwen onevenwichtig zijn. Er valt ook wat voor te zeggen dat de schilderkunst onrealistisch is, zoals je kan zien op de afbeelding op pagina 27, waar de gezichtsuitdrukkingen van de mensen precies hetzelfde zijn en het perspectief heel raar, want er lijkt iemand rechtsboven te zweven en de snaarinstrumenten zijn slechts van voren afgebeeld.