Module 2: De weg naar de brandstapel: Hekserij en heksenvervolging
H-1: De duivel komt
1. Met magie probeerden tovenaars de bovennatuurlijke krachten te beheersen.
2. Witte magie heeft een positief doel (zoals mensen genezen) en zwarte magie is erop gericht om schade aan te richten aan anderen.
3. Bij godsdienst gaat het niet om het beheersen van bijvoorbeeld natuurkrachten, maar om de verering van hogere machten of goden.
4. Er is geen scherpe scheiding tussen godsdienst en magie, omdat magiërs soms goden aanroepen terwijl godsdiensten soms magische rituelen kennen.
5. De duivel was een heel belangrijk onderdeel van het christelijke geloof. Men kon niets ergers verzinnen dan het vereren van de duivel. (duivelsaanbidding)
6. Het verschil tussen heksenvervolging in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd in Europa is dat heksen niet alleen werden beschuldigd van zwarte magie, maar voor het vereren van de duivel.
7. Volkscultuur is de manier waarop mensen vorm geven aan hun dagelijks leven. Deze was de cultuur van de boren en ambachtslieden. Dit kwam tot uiting in allerlei dingen die de leden van een gemeenschap samen deden: Feesten zoals carnaval, rituelen bij geboorten, doop en huwelijk, dood en begrafenis en vervolging van heksen.
8. Er was in de 15e, 16e, en 17e eeuw veel reden om tegen het kwaad te strijden, want het was een tijd van oorlogen, epidemieën en hongersnoden. Bovendien werden de gevestigde opvattingen over het geloof aan het wankelen gebracht, door de strijd tussen protestanten en katholieken: velen vreesden dat de duivel zou winnen.
9. Voor het ontstaan van de heksenwaan in Europa waren 3 voorwaarden nodig: de ideeën over witte en zwarte magie, de gedachten over duivelverering en een nieuwe aanpak van het strafproces.
10. Grieken en Romeinen geloofden dat magische mensen konden vliegen en zich veranderen in dieren. In de Middeleeuwen werden heksen getolereerd of licht gestraft omdat ze in een maatschappelijke behoefte voorzagen. Zelfs de kerk dacht in de vroege Middeleeuwen makkelijk over heksen: ze hadden niet echt de macht om stormen op te wekken en te vliegen.
11. De kerkvaders, de gezaghebbende schrijvers uit die tijd, noemden de goden van andere godsdiensten duivels. Hierdoor is ook het beeld beïnvloed dat men van de duivel had: hoeven en horens en dierlijke trekken van Pan (Grieks) en Cernunnos (Keltisch).
12. Magiërs en alchemisten beweerden dat ze met de kennis uit boeken goud konden maken> hulp van demonen> deden niets voor niets> men moest verbond met hem sluiten waarin tovenaar dienstverlening/verering beloofde.
13. Iemand die trouwe dienst beloofd aan de duivel, gaf iets weg dat alleen aan God toebehoorde> ketter> inquisitie ging ermee bemoeien= rechtbank die paus had ingesteld voor het onderzoek van afvalligheid.
14. De inquisitie pakte duivelsverering aan alsof het een georganiseerde godsdienst was: ze vroegen mensen om dorpsgenoten verdacht te maken, zo lokten bekentenissen uit en ze dwongen mensen om medeplichtigen aan te geven.
15. De schrijvers van boeken zoals Malleus Maleficarum legden alle kennis die ze in processen hadden opgedaan, neer in een goed geordend overzicht. Het beeld van wat precies heksen waren bestond al een halve eeuw. In het boek werd ook vastgelegd dat heksen echt in staat waren bovennatuurlijke dingen te doen. Wie dat niet geloofde werd beschouwd als ketter.
16. Gewone mensen hadden wel eens tegenslagen en ze vonden het moeilijk te aanvaarden dat juist hun kinderen stierven of dat hun vee ziek werd terwijl ze toevallig ruzie met de buren hadden. Ze geloofden dat tovenarij echt werkte en dat er zwarte magie werd bedreven.
17. De aangiften van de kant van het volk betroffen zwarte magie en daarmee werd het proces begonnen. De inquisiteurs brachten dan in de loop van het proces vragen over duivelsverering naar voor. Door pijniging kregen ze wel bekentenissen los. Denkbeelden over duivelsverering drongen langzaam in het gedachtegoed van de massa door. Sommige monniksorden zagen het als hun taak om in preken het volk te waarschuwen tegen hekserij. Door de processen zelf werd de informatie over duivelsverering ook onder het volk verspreid.
18. Margaret Murray beweerde dat de zogenaamde heksen aanhangers waren geweest van een voorchristelijke vruchtbaarheidsgodsdienst, op Europa’s platteland. De katholieke kerk vreesde de invloed van het concurrerende geloof en had gezegd dat de leiders van de cultus “duivels” waren en dat de cultus duivelsverering was.
19. Veel historici en antropologen hadden kritiek op Murray’s theorie. Ze had uit de hele Europese volkscultuur losse elementen uit hun verband gerukt en bij elkaar gezet om haar oude vruchtbaarheidsgodsdienst te construeren. In werkelijkheid was er geen algemeen Europees geloof. Er is bovendien geen bewijs voor georganiseerde bijeenkomsten van duivelvereerders. Verhalen daarover waren alleen afkomstig van verdachten. Geen getuige kon ooit vertellen dat hij als buitenstaander een heksensabbat had meegemaakt. Nooit lukte het overheidsdienaren om een bijeenkomst van de cultus te overvallen: duivelcultus verzinsel.
20. Vanaf de 13e eeuw ontwikkelde zich het inquisitoir proces: staat los van pauselijke inquisitie: overheid kon zelf onderzoek beginnen in plaats van alleen op aanklachten reageren.
21. Men ging ook folteringen gebruiken om verdachten te dwingen tot bekentenis. Zo kon men sneller bewijzen vinden> meer mensen konden veroordeeld.
22. Vanaf 1550 vond de vervolging vooral plaats door wereldlijke rechtbanken. Deze traden veel harder op.
- Heksensabbat: nachtelijk feest van heksen waarbij duivel vereerd wordt. - Magie: tovenarij, het uitvoeren van een ritueel om op bovennatuurlijke manier een resultaat te bereiken. - Witte magie: magie met een positieve bedoeling. - Zwarte magie: magie die bedoeld is om iemand schade toe te brengen. - Godsdienst: vereren van hogere machten/goden, meestal en groepsverband. - Duivelaanbidding: aanbidden/vereren van duivel(s) - Hekserij: bedrijven van zwarte/witte magie. Vanaf late Middeleeuwen is hekserij zwarte magie + duivelaanbidding. - Volkscultuur: manier waarop mensen in een samenleving vorm geven aan het dagelijks leven, met name beschaving van de lagere klassen. Daarin spelen gemeenschappelijke normen + waarden en rituelen een belangrijke rol. - Sociale lagen: groepen in de samenleving die op economisch en sociaal gebied verschillen, zoals adel, boren en arbeiders. - Elitecultuur: beschaving van de hogere klassen. - Protestanten: hervormden (=reorganisatoren van de Katholieke Kerk). - Katholieken: mensen die het katholicisme (=geloof) beleiden. - Demonen: boze geesten/duivels. - Alchemist: iemand die aan scheikunde deed voordat dit een wetenschappelijke basis had. Deze was meestal op zoek naar een manier om goud te maken of het leven te verlengen. - Ketter: van de leer afwijkend Christen. - Inquisitie: kerkelijke rechtbank voor het berechten van ketters en heksen. - Afvalligheid: ontrouw worden aan het geloof; dit werd erger gevonden dan wanneer men van kinds af aan bij een ander geloof hoorde. - Dominicanen: leden van de orde van predikheren, opgericht door de heilige Dominicus. - Katharen: ketterse beweging uit de 12e en 13e eeuw, die streefde naar zuiver en sober leven. - Accusatoir proces: procesvorm waarbij het noodzakelijk is dat een particulier persoon een aanklacht indient. - Inquisitoir proces: procesvorm waarbij overheid het initiatief voor vervolging neemt.
De antwoorden gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden