Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De Republiek in een tijd van vorsten: Hoofdstuk 1 en 2

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 5e klas havo | 4642 woorden
  • 18 januari 2014
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
8 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

HOOFDSTUK 1 – VERENIGD EN VERSCHEURD (1477-1555) Intropagina’s (pagina 8-9)

1 Waarom wordt Karel V de ‘machtigste vorst in eeuwen’ genoemd?

Hij regeerde over veertig procent van de Europese bevolking. Hij was heer van de Nederlanden, keizer van Duitsland, koning van Spanje, aartshertog van Oostenrijk en vorst van grote delen van Italië en Midden- en Zuid-Amerika.

2 Waaruit bestond de bijzondere band die Karel V had met de Nederlanden?

Hij was er geboren en opgegroeid, en als vijftienjarige had hij het bestuur over de Nederlanden overgenomen.

3 Wat wilde Karel V zijn toehoorders duidelijk maken in zijn korte toespraak van 25 oktober 1555?

Dat hij altijd had gevochten voor zijn rijk en voor de vrede en eenheid van het christendom; dat hij veel fouten had gemaakt, zelf te zwak was om verder te regeren, en dat iedereen nu vertrouwen moest stellen in zijn zoon als opvolger.

Oriëntatiekennis (pagina 10-11)

1 Welk verband is er tussen de reformatie en de toenemende macht van de koningen in Europa?

Koningen geloofden dat geloofsverdeeldheid zou leiden tot chaos en burgeroorlog. Zij grepen de reformatie aan om meer macht naar zich toe te trekken: zij zouden de rust en orde (ook in het geloof) herstellen.

2 Wie was in de 16e eeuw de machtigste vorst in Europa (en waardoor)?

Karel V. Hij was leider van het Habsburgse rijk, dat Spanje, Oostenrijk, Hongarije, Tsjechië, grote delen van Italië en de Nederlanden omvatte. Als koning van Spanje heerste hij ook over gebieden in Zuid- en Midden-Amerika.

3 De meeste Nederlandse gewesten waren vanouds min of meer zelfstandige staatjes. Hoe en wanneer werden ze verenigd?

De hertog van Bourgondië slaagde er in het begin van de 15e eeuw in de meeste Nederlandse gewesten in handen te krijgen; hij verenigde ze in een nieuw rijk, het Bourgondische rijk; toen de Bourgondische monarchie uitstierf, kwamen de Nederlanden in handen van de Habsburgers.

                                                         

1.1De koningen van Engeland en Frankrijk (pagina 12-13)

Centralisatie

1 Noem drie maatregelen die de nieuwe Engelse koning Hendrik VII nam om zijn positie te verstevigen.

  • De privélegers van de hoge edelen werden ontbonden, voortaan was het verboden om geüniformeerde troepen in dienst te hebben.
  • De invloed van de hoge adel op de rechtspraak werd beperkt: voor belangrijke rechtszaken kwam er een speciale Koninklijke rechtbank.
  • De steden leverden een deel van hun zelfstandigheid in.

 

2 Wat was de positie van het Engelse parlement?

Dat bood een sterk tegenwicht tegen de macht van de koning. Het Engelse parlement had dus relatief veel macht.

3 Noem twee overeenkomsten en één verschil tussen de positie van de koning van Engeland en de koning van Frankrijk.

- Overeenkomsten:

Beiden maakten een einde aan de privélegers van de edelen; ze versterkten het Koninklijke leger.

Beiden voerden een politiek van centralisatie. (Ze trokken meer macht naar zich toe.)

- Verschil:

In Engeland had het parlement veel macht (het vormde in elk geval een belangrijke tegenkracht voor de macht van de koning), in Frankrijk had het parlement weinig te vertellen.

4 Wat wordt bedoeld met ‘absolute macht’?

Macht die niet beperkt wordt door wetten of rechten van andere organen. Onbeperkte macht dus eigenlijk. (Hoewel je dat niet letterlijk moet nemen!)

Stichting van de Anglicaanse kerk

5 Hoe reageerden koningen op de reformatie?

Zij onderdrukten andersdenkenden (zoals protestanten), omdat ze meenden dat geloofsverdeeldheid alleen maar kon leiden tot chaos en burgeroorlog.

6 Waarom veranderde Hendrik VIII van trouwe katholiek tot stichter van een ‘eigen’ Anglicaanse kerk?

Hendrik VIII wilde zijn huwelijk ongeldig laten verklaren om te kunnen trouwen met een hofdame. De paus gaf hem daar geen toestemming voor. Daarom dwong hij de Engelse bisschoppen om zelf hun goedkeuring te geven. Toen het parlement hem daarna tot hoofd van de Engelse (‘Anglicaanse’) kerk uitriep, was de breuk met Rome een feit.

7 Nam Hendrik VIII alle ideeën van de reformatie over? Leg je antwoord uit.

Nee. De kloosters werden opgeheven; dat paste bij de reformatie. Maar de meeste protestantse ideeën bleven verboden, en ketters werden net als voorheen op de brandstapel gezet. Pas onder de zoon van Hendrik VIII werd een echt protestantse kerkleer ingevoerd.

Begin geloofsvervolging in Frankrijk

8 Waarom bleven de Franse koningen wel katholiek?

Zij hadden niets te klagen over de kerk: ze mochten hun bisschoppen zelf benoemen en waren dus eigenlijk de baas over de kerk in hun land.

9 Waardoor veranderde de Franse koning Frans I van gematigd katholiek in een fel vervolger van protestanten?

De protestanten werden steeds fanatieker; in 1534 werd een fel antikatholiek aanplakbiljet zelfs op de deur van de koninklijke slaapkamer aangetroffen. Frans I voelde zich bedreigd en gaf opdracht ketters op te sporen en terecht te stellen.

1.2 De Nederlanden onder de Bourgondiërs en de Habsburgers (pagina 14-15)

Bourgondiërs en Habsburgers

1 Wat was in de Middeleeuwen de staatkundige toestand van de Nederlanden?

De gewesten waren aparte staatjes. Holland, Brabant en een paar andere gewesten hoorden bij het Duitse rijk. Vlaanderen en een paar zuidelijke gewesten hoorden bij Frankrijk. Maar in de praktijk hadden de Duitse keizer en Franse koning in deze gewesten weinig te vertellen.

2 Leg uit hoe de Bourgondische vorsten een zekere mate van eenheid in de Nederlanden probeerden te krijgen.

Zij voerden een politiek van centralisatie: in Brussel kwam een paleis dat als regeringscentrum ging dienen, en ze vormden in 1464 de Staten-Generaal, waarin alle gewesten vertegenwoordigd waren.

3 Hoe kwamen de Nederlanden onder het huis van Habsburg?

De laatste Bourgondische vorst sneuvelde op het slagveld. Zijn dochter trouwde met Maximiliaan van Habsburg. Vanaf dat moment was de heer van de Nederlanden dus afkomstig uit het Habsburgse huis.

Karel V

4 Welke ‘titels’ had Karel V, en aan welke daarvan ontleende hij weinig en aan welke daarvan juist veel macht?

Karel V was heer van de Nederlanden, koning van Spanje, keizer van het Duitse rijk en aartshertog van Oostenrijk. Zijn macht dankte Karel vooral aan Spanje, dat grote delen van Italië en Amerika in bezit had. Uit die gebieden kwam het geld om legers mee te betalen.

Het bestuur van de Nederlanden

5 Leg uit hoe Karel V de centralisatiepolitiek in de Nederlanden voortzette.

Hij vormde in 1531 drie nieuwe bestuursinstellingen die boven de gewesten kwamen te staan: de Raad van State, de Geheime Raad en de Raad van Financiën.

6 Wat was de oorsprong van de functies van landvoogd en stadhouder?

Een landvoogd was de vervanger van Karel in Brussel; deze functie werd door Karel V zelf ingesteld, omdat hij zelf niet vaak in de Nederlanden was. Een stadhouder was de door de landsheer benoemde plaatsvervanger in een gewest; voor die functie koos Karel V leden van de hoge adel.

7 Waarom voerde Karel V in de Nederlandse nieuwe belastingen (zoals de Tiende Penning) in?

Karel V voerde voortdurend oorlogen (vooral tegen ‘de ongelovigen’: protestanten en moslims) en zat daardoor voortdurend in geldnood. Om die oorlogen te kunnen betalen, kwam hij met nieuwe belastingen.

8 Leg uit hoe Karel V de zeventien Nederlands gewesten tot één staatkundige eenheid maakte.

Eerst slaagde hij erin alle ‘Nederlandse’ gewesten te veroveren. Daarna (in 1548) liet hij de Staten-Generaal verklaren dat de Nederlanden tezamen een onafhankelijk deel waren, voor eeuwig in handen van het Habsburgse koningshuis.

1.3 Karel V en de reformatie (pagina 16-17)

Reformatie in Duitsland

1 Leg met een voorbeeld uit dat er aan het einde van de middeleeuwen veel onvrede was over de rooms-katholieke kerk.

Veel gelovigen ergerden zich aan de rijkdom en inhaligheid van de kerk. Een voorbeeld daarvan was de omgang met aflaten, waarmee mensen hun straf (na de dood) voor hun zonden konden verminderen. Lange tijd kon je zo’n aflaat verdienen met goede daden. Maar aan het einde van de middeleeuwen ging de kerk er geld voor vragen.

2 Wat was voor Luther aanleiding om de katholieke kerk aan te vallen, en waardoor vonden zijn ideeën zo snel navolging?

De verkoop van aflaten als inkomstenbron voor de katholieke kerk; Luther vond dat oplichterij. Zijn ideeën konden zich snel verspreiden dankzij de net uitgevonden boekdrukkunst.

3 Noem drie punten waar de (meeste) kerkhervormers het over eens waren.

  • Het ware geloof is alleen in de Bijbel te vinden; alles wat er daarna bij verzonnen was, was bijgeloof.
  • Priesters kunnen geen zonden vergeven en horen geen aparte stand te vormen met allerlei voorrechten.
  • Het aanbidden van heiligen en heiligenbeelden is verkeerd (alleen God en Christus mogen worden aanbeden).

4 Waarom namen in Duitsland Duitse vorsten de leiding bij de kerkhervorming?

(Omdat Luther ze daartoe opriep, en) Omdat ze het aantrekkelijk vonden om de kerk in hun macht te krijgen vanwege de rijkdom die ze konden verwerven door kerkelijke bezittingen in beslag te nemen.

5 Hoe reageerde Karel V op de reformatie – en hoe succesvol was hij daarin?

Hij probeerde het protestantisme te onderdrukken, omdat hij dacht dat zonder eenheid van geloof zijn rijk ten onder zou gaan. Hij voerde daar jarenlang oorlog voor, samen met katholieke Duitse vorsten.

In het Duitse rijk lukte het hem niet het protestantisme uit te roeien. In de Vrede van Augsburg werd vastgelegd dat Duitse vorsten voortaan het geloof van hun onderdanen mochten bepalen.

Onderdrukking in de Nederlanden

6 Hoe reageerde Karel V op de reformatie in de Nederlanden?

Hij trad hard op tegen ‘ketters’ (protestanten), met het verbieden en verbranden van ‘verboden’ boeken en het instellen van een inquisitie om letters op te sporen en terecht te stellen.

7 Het aantal terechtgestelde protestanten was in de Nederlanden relatief laag. Hoe is dat te verklaren?

Stadsbestuurders, edelen en gewestelijke besturen werkten niet erg mee met het strenge vervolgingsbeleid van Karel V. Zij hadden een afkeer van bloedige onderdrukking. Bovendien zagen ze de inquisitie als een aantasting van hun voorrechten: ze wilden hun onderdanen zelf berechten.

 

8 Hoe stond de reformatie in de Nederlanden ervoor toen Karel V in 1555 aftrad?

Het protestantisme leek zo goed als verdwenen; het leek of de grote meerderheid zich door de harde onderdrukking had neergelegd bij de bestaande toestand. Maar ‘onder de oppervlakte’ (niet zo zichtbaar) was de steun voor de protestantse ideeën gegroeid.

Calvijn

9 Noem vier kenmerken van de calvinistische leer.

  • De mens kan niets doen om zijn redding af te dwingen, God heeft al bepaald wie verdoemd zijn tot de hel en wie zalig zullen voortleven in de hemel.
  • Een leven van hard werken en sober en vroom leven (vol Bijbelstudie en gebed) is belangrijk.
  • Gelovigen moeten de overheid gehoorzamen. De overheid moet toezien op het juiste gedrag en het juiste geloof van haar onderdanen.
  • Als de overheid die plicht niet nakomt, mogen gelovigen (onder leiding van edelen) zich verzetten en in opstand komen.

 

1.4           Economie en maatschappij in de Nederlanden (pagina 18-19)

Vlaanderen en Brabant

1 Leg uit dat Vlaanderen en Brabant rond 1500 de rijkste en economisch meest ontwikkelde gewesten waren.

Deze gewesten behoorden tot de dichtstbevolkte van Europa; veertig procent van de bevolking van de Nederlanden woonde hier. Vlaanderen en Brabant waren erg succesvol in de internationale handel, onder meer dankzij de eigen textielnijverheid; de handelscontacten strekten zich over heel Europa uit.

 

2 Waaraan dankte Antwerpen zijn positie als centrum van de wereldhandel?

Aan de groei van de Atlantische handel, die mede het gevolg was van de ontdekking van een zeeroute naar Indië (Azië) door de Portugezen. De Portugezen kozen Antwerpen als de plek om hun producten te verhandelen tegen andere waren. Daardoor werd Antwerpen het centrum van de wereldhandel.

 

De handel van Holland

3 Waardoor was Holland in de 14e en 15e eeuw zo verstedelijkt?

Door vervening was op het platteland de grond ongeschikt geworden voor de landbouw. De Hollanders trokken massaal weg om te gaan leven van visserij, handel, scheepvaart en nijverheid (activiteiten die vanuit stedelijke centra plaatsvinden).

 

4 Wat wordt bedoeld met ‘moedernegotie’ en hoe is het ontstaan van die moedernegotie te verklaren?

De basis van alle handel: de handel op de Oostzee, vooral in graan (maar later ook grondstoffen als hout, teer en pek). De moedernegotie was ontstaan doordat Hollanders hun graan moesten invoeren. Dat deden ze in zulke hoeveelheden dat ze al snel graan konden doorverkopen aan de rest van Europa.

 

5 Hoe profiteerde Amsterdam van de groei van de Hollandse handel?

Het graan werd opgeslagen in Amsterdamse pakhuizen. (Zo kon ook de prijs van het graan beïnvloed worden.) De Amsterdamse handel bloeide, het inwonertal groeide.

 

Hollandse landbouw

6 Leg uit hoe het ontbreken van een sterke feodale traditie het ontstaan van commerciële landbouw in Holland mogelijk maakte.

Hollandse boeren waren niet of nauwelijks afhankelijk van de adel (ze hoefden niet een deel van hun oogst aan hun heer af te staan). Ze konden hun producten verkopen in de vele Hollandse steden. Doordat er voldoende (en goedkoop) graan was, konden ze zich specialiseren in gewassen waar meer mee te verdienen viel, zoals vlees, zuivel of nijverheidsgewassen. Dit wordt commerciële landbouw (gericht op verkoop, op winst maken) genoemd.

 

7 Waardoor wist Holland veel autonomie af te dwingen?

De Hollandse bevolking was relatief rijk en bracht veel belastingen op. In ruil daarvoor (de meeste belasting ging naar Karel V) wist Holland veel zelfstandigheid te bedingen voor zijn steden en voor het gewest zelf

HOOFDSTUK 2 – DE NEDERLANDSE OPSTAND (1555-1588)

Intropagina’s (pagina 24-25)

1. In 1580 verklaarde Filips II Willem van Oranje vogelvrij. Waarom, en wat hield dat in?

Filips II zag Willem van Oranje als hoofdschuldige van alles wat was fout gegaan in de Nederlanden. Vogelvrij verklaren hield in dat iedereen Willem van Oranje mocht vermoorden, dat zou niet bestraft worden (sterker nog, er werd een beloning uitgereikt).

2. Kun je zeggen dat deze vogelvrijverklaring Willem van Oranje het leven heeft gekost?

Ja, er waren genoeg fanatieke katholieken die aan deze ‘oproep’ gehoor wilden geven. In 1582 was een aanslag nog mislukt; in 1584 lukte het Balthasar Gerards wél om Willem van Oranje te vermoorden.

3 Hielp de moord op Willem van Oranje Filips II bij het neerslaan van de Nederlandse Opstand? Gebruik in je antwoord het kaartje op bladzijde 24.

Nee, de moord hielp niet. In 1589 was een deel van de Nederlanden nog altijd niet ‘terugveroverd’ door de Spanjaarden (kaartje: het oranje gebied links van de witte grens).

Oriëntatiekennis (pagina 26-27)

1. Leg uit hoe Filips II reageerde op de reformatie.

Filips zag het als zijn taak het rooms-katholieke geloof te beschermen. Hervormers zag hij als ketters, en tegen ketterij trad hij genadeloos op.

2. Waardoor (mede) wist Filips II de Opstand niet neer te slaan?

Filips II moest (wilde) op teveel fronten tegelijk voeren – tegen en in Frankrijk, het Turkse rijk, Engeland, in Spanje zelf – waardoor zijn schatkist leeg raakte.

3 Waardoor werd Willem van Oranje de belangrijkste edelman in de Nederlanden?

Op elfjarige leeftijd erfde hij van een kinderloze oom een vorstendom in Zuid-Frankrijk (Orange) en omvangrijke bezittingen in de Nederlanden zelf. Als belangrijkst (jonge) edelman nam Karel V hem onder zijn hoede; dat versterkte zijn positie nog verder.

4 Hoe was de relatie tussen Willem van Oranje en Filips II?

Moeizaam. Filips II benoemde Willem van Oranje wel tot zijn plaatsvervanger (landvoogd) in drie gewesten, maar vanaf 1566 stonden ze tegenover elkaar als vijanden. (Op pagina 24 kon je lezen dat Filips II Willem van Oranje als aanstichter van de Nederlandse Opstand zag. In 1580 verklaarde hij hem vogelvrij.)

5 Welke oorzaken worden genoemd van de Gouden Eeuw in de Republiek?

De verdere groei van de Oostzeehandel (de ‘moedernegotie’) en de commerciële landbouw, en de neergang van de zuidelijke Nederlanden die onder Habsburgs bewind bleven.

2.1Rust in Engeland, oorlog in Frankrijk (pagina 28-29) - Bloody Mary en de Virgin Queen

1 Welk beleid voerde ‘Bloody Mary’ op godsdienstig gebied?

Zij herstelde (zes jaar nadat de protestantse leer was ingevoerd) het rooms-katholicisme, inclusief inquisitie en vervolgingen van protestanten.

 

2 Welk beleid voerde Elizabeth I (de ‘Virgin Queen’) op godsdienstig gebied?

Zij voerde opnieuw de protestantse leer in, maar stelde zich tegenover katholieken (en protestante dissidenten) gematigd op. Zij werden niet vervolgd, alleen beboet wanneer ze uit de Anglicaanse kerk wegbleven.

3 Waarom was de toekomst van het protestantisme in Engeland onder Elizabeth I nog jarenlang onzeker? De meeste Engelsen waren katholiek. De paus en de koning van Spanje probeerden Elizabeth van de troon te verdrijven. (Bedenk ook dit: Elisabeth had geen kinderen – ‘Virgin Queen’- en haar opvolg(st)er zouden best eens katholiek kunnen zijn. Die zou dan alle geloofshervormingen vast terugdraaien.)

4 Waarom steunde Elisabeth I de Nederlandse opstandelingen?

Om te voorkomen dat Filips II vanuit Vlaanderen tienduizenden soldaten (aan boord van de Armada) naar Engeland zou overzetten.

5 Waardoor ging de onoverwinnelijk geachte Armada ten onder?

Door een combinatie van tegenstand (Engelse kanonnen, Nederlandse blokkades) en ongunstig weer.

Hugenoten

6 Onder welke bevolkingsgroepen in Frankrijk had Calvijn de meeste aanhangers?

Onder de adel, de ontwikkelde burgers en de ambachtslieden in de steden.

7 Wat was de positie van de hugenoten (protestanten) in Frankrijk omstreeks 1570?

Zij hadden een groot deel van Zuid-Frankrijk in handen en veel steden. In het noorden en in Parijs bleven de katholieken de baas. Rond het hof voerden katholieke en protestantse edelen een strijd om invloed.

De Bloedbruiloft

8 Wat was de aanleiding voor de ‘Bloedbruiloft’?
Een belangrijke hugenotenleider raakte kort na de bruiloft gewond bij een aanslag. Het hugenotenleger dat buiten Parijs lag dreigde met wraak. Daarop besloten de katholieke leiders (die de koning overhaalden) om de belangrijkste hugenoten in de stad te laten ombrengen.

9 Vat in twee zinnen samen wat de Bloedbruiloft inhield.

De moord op tweeduizend hugenoten in Parijs in de dagen na de bruiloft tussen de leider van de hugenoten en de zuster van de Franse koning. In de weken daarna werden in de rest van Frankrijk nog eens duizenden hugenoten vermoord.

10 Leg uit hoe de troonwisseling van 1584 leidde tot verheviging van de burgeroorlog in Frankrijk.

In 1584 kwam Hendrik III op de Franse troon. Doordat hij geen kinderen had, was de hugenotenleider Hendrik van Navarra de troonopvolger. De fanatieke katholieken in Frankrijk stelden alles in het werk om dat te voorkomen; ze werkten daarbij zelfs samen met een buitenlandse vorst (Filips II) en trokken ten strijde tegen hun eigen (gematigd katholieke) koning.

 

 

2.2           Opstand in de Nederlanden (1566-1576) (pagina 30-31) Beeldenstorm

1 Welke drie redenen worden genoemd voor de ontevredenheid in de Nederlanden vanaf 1559?

  • Onvrede over de belastingen (want Filips II liet de Nederlanden flink meebetalen aan de vele oorlogen die hij voerde).
  • De centralisatie: hoe edelen vond dat te weinig naar hen geluisterd werd, lage edelen en bestuurders in de steden vonden dat hun oude rechten werden aangetast.
  • Geloofsvervolging: het calvinisme rukte op in de Nederlanden, en Filips II gaf opdracht daar hard tegen op te treden.

 

2 Wat hield het ‘smeekschrift’ van 1566 in?

In het smeekschrift vroegen (eisten) de lage edelen om minder hard op te treden tegen ‘ketters’. Alleen zo konden ze de rust herstellen, stelden ze.

3 Leg uit welk verband je zou kunnen trekken tussen hagenpreken en de Beeldenstorm.

Hagenpreken waren (soms opzwepende) toespraken van dominees in het open veld, waar soms duizenden mensen op afkwamen. Je kunt je goed voorstellen dat tijdens één van die preken de spanning zo oploopt dat een groep op pad gaat om de woord bij het daad te voegen en beelden uit het dichtstbijzijnde kerkgebouw te slopen.

4 Waarom stuurde Filips II de hertog van Alva naar de Nederlanden?

Filips II was woedend over de Beeldenstorm. Hij vertrouwde de Nederlandse hoge edelen niet en dacht dat zijn halfzuster (Margaretha) te zwak was om stevig in te grijpen. Daarom stuurde hij de ‘ijzervreter’ Alva.

5 Welke maatregelen nam ‘de ijzeren hertog’ (Alva) bij aankomst in de Nederlanden?

Hij stelde een speciale rechtbank in waar (zonder tussenkomst van de bestaande rechtbanken) ketters veroordeeld konden worden. Hij zette de centralisatie voort. En hij voerde nieuwe belastingen in, zoals de Tiende Penning.

Het begin van de Opstand

6 Wie worden bedoeld met ‘geuzen’?

Mensen uit de Nederlanden, vaak calvinist, die na de komst van Alva naar Engeland en Duitsland waren gevlucht. Zij vormden gewapende bendes, waarmee ze hoopten Alva te kunnen verdrijven.

7 Wat wordt gezien als het begin van de Nederlandse Opstand (en Tachtigjarige Oorlog)?

De inval van de legers van Willem van Oranje en zijn broers in de Nederlanden in 1568.

8 In welk deel van de Republiek had de Opstand het meeste succes?

In Holland en Zeeland. Deze gewesten kwamen in 1572 grotendeels in handen van de opstandelingen.

9 Leg uit wat er mis ging in de strijd van Filips II tegen de opstandelingen in Holland en Zeeland.

Doordat Filips II tegelijkertijd oorlog voerde tegen de Turken in de Middellandse Zee, kwam hij geld tekort. Toen hij zijn soldaten niet meer kon betalen, trokken ze naar het zuiden, naar Brabant en Vlaanderen, om te plunderen.

In de gewesten die twijfelden welke kant ze zouden kiezen, maakte dat de Spanjaarden uiteraard niet erg populair.

Pacificatie van Gent

10 Wat hield de ‘Pacificatie van Gent’ in?

De Pacificatie van Gent was een afspraak tussen de gewesten om samen de Spaanse soldaten te verjagen; om in Holland en Zeeland voorlopig alleen het calvinisme toe te staan en in andere gewesten alleen het katholicisme – maar niemand zou om zijn geloof vervolgd worden.

2.3 Een calvinistische Republiek (1576-1588) (pagina 32-33) De Unie van Utrecht

1 Wat was het doel van de Unie van Atrecht en wat van de Unie van Utrecht?

De Unie van Atrecht was een bondgenootschap tussen drie zuidelijke gewesten en de (nieuwe) landvoogd Parma, met als doel de calvinisten buiten de deur te houden. Die calvinisten hielden zich niet aan de afspraken uit de Pacificatie van Gent en probeerden overal in de Republiek de kerken over te nemen.

De Unie van Utrecht was een reactie op de Unie van Atrecht: de noordelijke gewesten voelden zich bedreigd en werkten samen om zich te verdedigen. In praktijk zou de Unie van Utrecht het begin vormen van een nieuwe staat (de Republiek).

2 Wat hield het ‘Plakkaat van Verlatinghe’ in?

Het opzeggen van hun trouw aan Filips door de (noordelijke) gewesten. Het Plakkaat stelde dat onderdanen die door hun vorst onderdrukt werden (vooral op godsdienstig gebied!), het recht hadden hem af te zetten en een nieuwe vorst te zoeken die hun rechten wel eerbiedigde.

(Let op: dit Plakkaat kwam een jaar nadat Filips II de leider van de noordelijke gewesten, Willem van Oranje, vogelvrij had verklaard. Zou er een verband zijn tussen deze twee besluiten?)

3 Wat was het doel van de benoemingen van de hertog van Anjou en de graaf van Leicester tot landsheer van de Nederlanden?

Door een broer van de Franse koning en daarna een vertrouweling van de Engelse koningin als landsheer te kiezen, hoopten de noordelijke gewesten op steun uit Frankrijk en Engeland.

4 Leg uit waarom in 1588 de ondergang van de Armada (waarschijnlijk) het bestaan van de jonge Republiek redde.

In 1588 had de landvoogd Parma Vlaanderen, Brabant en grote delen van de oostelijke en noord-oostelijke gewesten veroverd; de Republiek was aan alle kanten omsingeld. Maar voor de Armada waarmee Filips II Engeland wilden binnenvallen, moest Parma tienduizenden soldaten apart houden. Die konden niet meer worden ingezet in de strijd tegen de opstandige gewesten, en dat gaf de opstandelingen de tijd om hun verdediging te organiseren.

Oranje en de calvinisten

5 Welke oplossing zag Willem van Oranje voor de geloofsverdeeldheid in de Republiek en waardoor bleek die oplossing niet haalbaar?

Zijn oplossing was een soort godsdienstvrijheid: verschillende geloven moesten gewoon naast elkaar kunnen bestaan. De calvinisten (of gereformeerden) in Nederland zagen daar niets in, zij wilden het katholicisme uitbannen - en deden dat ook op alle plekken waar zij het voor het zeggen kregen. Willem van Oranje was het daar niet mee eens, maar hij moest het slikken, want de fanatieke calvinisten ofwel ‘gereformeerden’ (hoe klein die groep ook was) speelden een belangrijke rol in de strijd tegen het Spaanse gezag.

Vrijheid van geweten

6 Het calvinisme werd in de Republiek geen ‘staatsgodsdienst’; de Gereformeerde Kerk werd er wel de ‘publieke kerk’. Leg uit wat het verschil is.

Bij een staatsgodsdienst moet iedereen lid zijn van de ‘ware’ kerk; de overheid moet haar onderdanen er desnoods toe dwingen. Een publieke kerk gaat minder ver: je moet lid zijn van die kerk om een overheidsbaan te krijgen.

7 Hoe was de godsdienstige situatie in de Republiek in de praktijk?

Die verschilde van plaats tot plaats: op sommige plaatsen was alles anders dan calvinisme streng verboden, op andere plaatsen werden andere geloven oogluikend toegestaan, zolang het maar niet te veel opviel.

De Republiek was een godsdienstig verdeeld land; de katholieke kerk was er verboden, maar een groot deel van de bevolking was en bleef katholiek.

2.4 De val van Antwerpen

1 De term Gouden Eeuw blijkt van toepassing op slechts een deel van de Republiek. Leg uit waarom.

De periode van grote economische bloei geldt vooral Holland, Zeeland en Friesland; andere gewesten werden jarenlang verlamd door de oorlog, die zich na 1576 vooral op hun grondgebied afspeelde. (Maar: Holland en Zeeland waren ook voor de Opstand al de economisch meest succesvolle gewesten.)

2 In welke twee opzichten was de Gouden Eeuw een voortzetting van eerdere ontwikkelingen?

  • De landbouw bleef profiteren van de Oostzeehandel (die de graanprijs laag hield) en de bevolkingsgroei: dat waren gunstige voorwaarden voor de commerciële landbouw.
  • Nijverheidstakken als de scheepsbouw, houtzagerij en zeilmakerij bleven profiteren van de almaar toenemende handel.

3 Leg uit hoe het oorlogsverloop van de Opstand de noordelijke gewesten (vooral Holland) economisch voordeel opleverde.

Brabant en Vlaanderen (vanouds economisch sterke gewesten) werden getroffen door oorlogsgeweld en muiterij; tienduizenden kooplieden en handwerkslieden vluchtten naar het noorden. Het oorlogsverloop legde met andere woorden de zuidelijke gewesten lam, en gaf de noordelijke gewesten de kans hun positie als centrum van handel (Amsterdam) en (textiel)nijverheid (Leiden) over te nemen.

 

De voorsprong van de Republiek

4 Welke factoren belemmerden de economische ontwikkeling van Frankrijk?

De Franse landbouw bleef traditioneel, met veel grootgrondbezit en boeren die alleen produceerden voor zichzelf en voor lokale edelen. Bovendien had de Franse economie veel last van de burgeroorlogen (tussen katholieken en hugenoten). Internationale handel speelde in Frankrijk een minder belangrijke rol dan in de Republiek.

 

5 Leek de economische toestand in Engeland het meest op die in Frankrijk of op die in de Republiek?

Die zat er tussenin. Er was wel commerciële landbouw en handel (zoals in de Republiek), vooral in en rond de steden, maar op het platteland bleef grootgrondbezit de belangrijkste bron van welvaart (zoals in Frankrijk).

 

Een versnipperd land

6 Waaruit blijkt dat de Republiek economisch geen echte eenheid was?

Gewesten en steden hadden ieder een eigen munt, hieven invoer- en uitvoerrechten, en beschermden hun eigen privileges; in de steden beschermden gilden bijvoorbeeld hun eigen ambachtslieden tegen concurrentie van buiten.

 

7 Welke vier verschillen worden genoemd tussen de kustprovincies en de landprovincies van de Republiek?

  • In de landprovincies had de adel veel invloed, in de kunstprovincies weinig.
  • In de landprovincies was weinig commerciële landbouw, in de kustprovincies veel.
  • In de landprovincies was weinig stedelijke bedrijvigheid en handel, in de kustprovincies veel.
  • De landprovincies werden lange tijd getroffen door oorlogsgeweld, de kustprovincies bleven daar (na 1576) van gespaard.

 

8 Leg uit waarom de kleine, overzichtelijke schaal van het bestuur (vooral in Holland en Zeeland) een voordeel kon zijn.

In alle steden bestond het bestuur uit rijke burgers die actief waren (geweest) in de handel of nijverheid. Die families waren vaak aan elkaar verbonden, ook over de stadsgrenzen heen. Dat maakte het gemakkelijker om snel besluiten te nemen en rekening te houden met gemeenschappelijke belangen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.