Hoofdstuk 1 - par 2 en 3

chapitre 1

14.
1 maandag
2 05458545

15.
1 zaterdag 14 augustes
2 hij had de deur afgesloten terwijl er nog iemand binnen was
3 ze werkte aan haar slechte schoolvakken

16.
1 de oma van patrick
2 een tv, een computer, juwelen.
3 moedig
4 patrick had zich verstopt
5 in de kelder

17.
as passé                             hebt doorgebracht
as été                                 bent geweest
as fait                                 hebt gemaakt

es allée                               ben gegaan
ai deviné                             hebt geraden
sont travaillé                      hebben gewerkt
a cambriolé                        heeft ingebroken
est entré                            is binnen gekomen
ai observé                          heb geobserveerd
ai appelé                           heb gebeld

18.
1 tu as passé un bonnes vaccances
2 oui j'ai été en france
3 c'était comment les vaccances
4 c'était super
5 qu'est-ce que tu as fait
6 jái voler, j'ai fait du canoë
7 tu as travaillé pendant les vaccances
8 non je déteste travaille

20. vakantie kaarten
2 aan cartes en foto's
3 in de vakantie
4 vakantie kaarten
5 nederland, frankrijk en china

21.
1 chantal
2 papa en mama
3 oma
4 vrienden
5 dochter

23.
slak
2 nee want er staat beaucoup de pluie (veel regen)

friesland
ja gesurft en gezeild
er is een film opgenomen
le animation de camping est supercool
formidable
een jachtslot

24.
des assiettes des verres
des fourchettes des couteaux des cuilleres
du fromage avec du pain
des chips
ik dek de tafel