Café des rêves, antwoorden
afl.1
Vous avez compris?
1 - les personnes
a. Serge
b. Antoine
c. Mme Lambin
d. Marco
e. Djamal
f. Karim
g. Isabelle
h. Nathalie
i. Mme Bourgier
j. Dede et Jeannot
k. Gerard et Bertrand
l. Wayne
2 - Vrai/faux
a. vrai
b. vrai
c. vrai
d. faux
e. vrai
f. faux
g. vrai
h. vrai
3 - mots clets
a= het slachthuis
b= een glas witte wijn
c= de bokken
d= een Arabier (in Frankrijk geboren)
e= de schuld
f= schattig, lieveling, lief
g= vervelen, ergeren
h= de hut
afl.2
1 - les personnes
a. Serge
b. l\'agent de police
c. Djamal
d. le docteur
e. Nathalie
f. Marco
g. Mme Bourgier
h. wayne
2 - Vrai/faux
a. vrai
b. vrai
c. faux
d. faux
e. faux
f. vrai
g. vrai
h. vrai
3 - mots cles
a= de bloeding
b= lelijk
c= de (wijn) kelder
d= de kerel, de vent
e= de brander
f= de emmer
g= de zaag
h= het schilderij, de verf
4 - Comment?
a= He!
b= maar nee!
c=Het is niet waar!
d= Echt?
e= wat?
f= stop!
g= super!
h= ja!
afl. 3
1- les personnes
1e 2g 3c 4a 5h 6b 7d 8f
2- Vrai/faux
a. vrai
b. faux
c. faux
d. vrai
e.vrai
f. faux
g. vrai
h. faux
3 - mots cles
a= de leugenaar
b= de dief
c= jij hebt ongelijk
d= de vriezer
e= de magnetron
f= zij irriteert me
g= zolang
h= de wet
4 - comment?
a= ik weet niet waar hij is
b= jij zegt hem dat wij ons geld willen
c= er zijn 2 of 3 dingen en verder dat is alles
d= is dat jouw werk in engeland?
e= kijk al die mensen, we vertrekken!
afl. 4
1 - les personnes
a. karim
b. Mme Bourgier
c. Isabelle
d. Serge
e. le docteur
f. Marco
g. Wayne
h. l\'inspecteur de police
2 - vrai/faux
a. vrai
b. faux
c. vrai
d. faux
e. faux
f. faux
g. faux
h. vrai
3 - mots cles
a= de verantwoordelijke
b= een drankje ( bier+limonade)
c= wiens beurt is het?
d= straks
e= het vriendinnetje
f= je moet
g= ik heb er genoeg van
h= de vechtpartij
afl. 5
1 - les personnes
a. Jeannot et Dede
b. Mme Bourgier
c. Djamal
d. Mme Lambin
e. Karim
f. Serge
g. Marco
h. Wayne
2 - Vrai/faux
a. vrai
b. faux
c. vrai
d. vrai
e. vrai
f. faux
g. vrai
h. vrai
3 - mots cles
a= de voogd
b= leren
c= wakker worden
d= over 2 weken
e= de nachtmerrie
f=onmiddellijk
g= de schuld
h= de droom
4 - comment?
a= eruit zien
b= nodig hebben
c= vooruitgang maken
d= ongelijk hebben
e= er genoeg van hebben
f= angst hebben voor
afl.1
Vous avez compris?
1 - les personnes
a. Serge
b. Antoine
c. Mme Lambin
d. Marco
e. Djamal
f. Karim
g. Isabelle
h. Nathalie
i. Mme Bourgier
j. Dede et Jeannot
k. Gerard et Bertrand
l. Wayne
2 - Vrai/faux
a. vrai
b. vrai
c. vrai
d. faux
e. vrai
f. faux
g. vrai
h. vrai
3 - mots clets
a= het slachthuis
b= een glas witte wijn
c= de bokken
d= een Arabier (in Frankrijk geboren)
e= de schuld
g= vervelen, ergeren
h= de hut
afl.2
1 - les personnes
a. Serge
b. l\'agent de police
c. Djamal
d. le docteur
e. Nathalie
f. Marco
g. Mme Bourgier
h. wayne
2 - Vrai/faux
a. vrai
b. vrai
c. faux
d. faux
e. faux
f. vrai
g. vrai
h. vrai
3 - mots cles
a= de bloeding
b= lelijk
c= de (wijn) kelder
d= de kerel, de vent
e= de brander
f= de emmer
g= de zaag
h= het schilderij, de verf
4 - Comment?
a= He!
b= maar nee!
c=Het is niet waar!
d= Echt?
e= wat?
f= stop!
g= super!
h= ja!
afl. 3
1- les personnes
1e 2g 3c 4a 5h 6b 7d 8f
2- Vrai/faux
a. vrai
b. faux
c. faux
d. vrai
e.vrai
f. faux
g. vrai
h. faux
3 - mots cles
a= de leugenaar
b= de dief
c= jij hebt ongelijk
d= de vriezer
e= de magnetron
f= zij irriteert me
g= zolang
h= de wet
4 - comment?
a= ik weet niet waar hij is
b= jij zegt hem dat wij ons geld willen
c= er zijn 2 of 3 dingen en verder dat is alles
d= is dat jouw werk in engeland?
e= kijk al die mensen, we vertrekken!
afl. 4
1 - les personnes
a. karim
b. Mme Bourgier
c. Isabelle
d. Serge
f. Marco
g. Wayne
h. l\'inspecteur de police
2 - vrai/faux
a. vrai
b. faux
c. vrai
d. faux
e. faux
f. faux
g. faux
h. vrai
3 - mots cles
a= de verantwoordelijke
b= een drankje ( bier+limonade)
c= wiens beurt is het?
d= straks
e= het vriendinnetje
f= je moet
g= ik heb er genoeg van
h= de vechtpartij
afl. 5
1 - les personnes
a. Jeannot et Dede
b. Mme Bourgier
c. Djamal
d. Mme Lambin
e. Karim
f. Serge
g. Marco
h. Wayne
2 - Vrai/faux
a. vrai
b. faux
c. vrai
d. vrai
e. vrai
f. faux
g. vrai
h. vrai
3 - mots cles
a= de voogd
b= leren
c= wakker worden
d= over 2 weken
e= de nachtmerrie
f=onmiddellijk
g= de schuld
h= de droom
4 - comment?
a= eruit zien
b= nodig hebben
c= vooruitgang maken
d= ongelijk hebben
e= er genoeg van hebben
f= angst hebben voor
REACTIES
1 seconde geleden