Elementaire Economie hfst 1t/m 7

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • Klas onbekend | 6176 woorden
  • 17 oktober 2002
  • 99 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
99 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Opgaven
1a. Openbare nutsbedrijven zijn bedrijven in
eigendom van de overheid die goederen met een
grote maatschappelijke betekenis leveren. b. Voorbeelden van openbare nutsbedrijven zijn
water- gas- en elektriciteitsbedrijven. Deze
bedrijven zijn monopolies, wat wil zeggen dat
zij de enige onderneming zijn die in een
bepaald gebied gas, water of elektriciteit
leveren. Dat deze bedrijven monopolies zijn, is
logisch omdat er anders meerdere leidingen

zouden moeten worden aangelegd, wat een
verspilling zou betekenen. De overheid is van
oudsher eigenaar van dit soort ondernemingen om
te voorkomen dat zij misbruik maken van hun
machtspositie en te hoge prijzen gaan vragen of
slechte service gaan verlenen. 2a. Een onderneming heeft een monopolie als er
geen concurrenten op de markt zijn die
hetzelfde goed aanbieden. b. Als een onderneming monopolist is, kan hij
misbruik maken van zijn machtspositie door hoge
prijzen te vragen of slechte service te
verlenen. c. De overheid verbood openbare nutsbedrijven
om winst te maken. Op die manier worden lage
prijzen gegarandeerd. 3a. Privatiseren is het overhevelen van de
eigendom van ondernemingen door de overheid
naar de particuliere sector. b. De overheid hoopt dat geprivatiseerde
ondernemingen efficiënter en klantgerichter

gaan werken. 4a. Er is sprake van concurrentie als er een
groot aantal aanbieders van een bepaald product
is. b. Als ondernemingen een zeer hoge prijs ten
opzichte van die van hun concurrenten vragen, lopen ze het risico veel klanten kwijt te raken
en zo failliet te gaan. 5. Het woord 'gemengd' heeft betrekking op het
feit dat een groot deel van de aandelen KLM in
overheidsbezit is; de rest is in particuliere
handen. De overheid kan op die manier invloed
op het bedrijfsleven uitoefenen. 6. Albert Heijn is geen openbaar nutsbedrijf, omdat hoewel de producten die Albert Heijn
verkoopt, belangrijke producten zijn, het geen
producten zijn van grote maatschappelijke
betekenis, zoals gas, water en elektriciteit. Albert Heijn is dan ook een private
onderneming. b. Albert Heijn maakt winst. Op hun website kun
je hierover gegevens vinden, of je kunt een
jaarverslag van Albert Heijn aanvragen. c. Het aanbieden van levensmiddelen is een taak

die goed kan worden uitgevoerd door de
particuliere sector. Deze sector kan in het
algemeen beter inhaken op de wensen van de
individuele consumenten. Praktische opgaven
1. Als hierbij de Kamer van Koophandel wordt
ingeschakeld is het zaak de klas in groepjes in
te delen. Ook zouden kleine groepjes ieder een
andere plaatselijke onderneming kunnen bezoeken
en daar in de klas rapport over uitbrengen. 2a. De NAM is voor 50% in handen van ESSO en
voor 50% van Shell. Naast de NAM zijn er nog zo'n twintig grote en
kleinere Nederlandse en buitenlandse
maatschappijen, die zich in ons land
bezighouden met opsporing en winning van
aardgas en aardolie. Van hen is de NAM echter
de grootste en het langst actief. Driekwart van
het in Nederland geproduceerde aardgas komt uit

velden van de NAM. b. De NAM maakt geen winst, omdat de NAM
onderdeel is van de onder a genoemde
ondernemingen. c. De NAM is geen openbaar nutsbedrijf, omdat
het niet in overheidshanden is en geen
nutsbedrijf omdat gaswinning – in tegenstelling
tot de distributie van gas – geen goed 'met
grote maatschappelijke betekenis' is. Voor
gaswinning hoeft geen netwerk aangelegd te
worden en het kan prima door meerdere
concurrerende ondernemingen uitgevoerd worden. d. Op de website kun je hierover actuele
informatie vinden. In juli 2000 werkten er zo'n
2.650 mensen bij de NAM. 3a. DSM-aandelen zijn op de beurs te koop. Een
derde deel van de aandelen is in bezit van de
Nederlandse staat. DSM is dus gedeeltelijk
geprivatiseerd. b. AKZO-Nobel. c. Beide ondernemingen streven ernaar een zo
hoog mogelijke winst te behalen. Zoek op de

websites van DSM en Akzo-Nobel hoe hoog die
winst in de afgelopen twee jaar was. 4a. De NS is op dit moment de enige aanbieder
van railvervoer. Enkele jaren geleden had de NS
een concurrent op het spoor - Lovers Rail - maar deze onderneming heeft het niet lang
volgehouden. De NS moet wel concurreren tegen
de busmaatschappijen en het autovervoer; over
grotere afstanden tevens tegen het vliegverkeer
en voor goederenvervoer ook tegen vervoer over
water. b. In het geval van de NS is er geen volledige
privatisering doorgevoerd, maar is gekozen voor 'aanbesteding'. Dit houdt in dat de overheid
zelf het railnetwerk in eigendom houdt, en aan
de NS (of een andere partij) vraagt om vervoer
over dit netwerk te realiseren. 5a. De eigenaars van Epon waren Nuon en Edon, die beide in handen zijn van provinciale en
gemeentelijke overheden. b. De nieuwe eigenaar van Epon is het Belgische

Electrabel. c. Epon is een nutsbedrijf (het verzorgt de
distributie van elektriciteit), waarvan het
eigendom wordt overgedaan van de overheid naar
een private onderneming. d. Liberalisering van de elektriciteitssector
houdt in dat de nationale overheid het niet
langer nodig vindt om eigenaar te zijn van
elektriciteitsbedrijven, maar op zoek gaat naar
andere manieren om ervoor te zorgen dat
iedereen verzekerd is van elektriciteit, zonder
daarvoor teveel te hoeven betalen. Privatiseren
van elektriciteitsbedrijven is hiervoor een
mogelijkheid, waarbij er wel op gelet moet
worden dat de geprivatiseerde bedrijven hun
economische macht als monopolist niet gaan
misbruiken. Bij privatisering worden er
aandelen verkocht, of - met andere woorden - 'maken de lagere overheden hun bezit te gelde'. e. 'Bakstenen' zijn onrendabele contracten uit
het verleden. Dit zijn bijvoorbeeld contracten

met ondernemingen of huishoudens die in een
afgelegen gebied wonen en waarvan de kosten van
de elektriciteitsvoorziening hoger zijn dan de
opbrengsten. Ze zijn dus onrendabel. In de
vrije markt moeten deze contracten worden
verdeeld onder de stroomproducenten. f. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat de
opbrengst van de verkoop zo hoog mogelijk is. g. Privatisering van overheidsbedrijven
betekent onder andere dat er ineens veel geld
beschikbaar komt. Zeker in verkiezingstijd is
dit voor politici erg gunstig, omdat ze dan
veel leuke dingen voor de mensen kunnen doen om
de verkiezingen de winnen. 2.2 Water als productiefactor
1a. Productie is het proces van het
geschikt(er) maken van goederen (en diensten) voor het bevredigen van menselijke behoeften. Dit gebeurt met behulp van de drie
productiefactoren. b. Arbeid, kapitaal, natuur. c. Natuur en arbeid zijn de oorspronkelijke

productiefactoren; kapitaal is de afgeleide
productiefactor. Kapitaal wordt een afgeleide
productiefactor genoemd, omdat kapitaalgoederen
door mensen vervaardigde hulpmiddelen bij de
productie zijn. 2. Kapitaal. De Betuwelijn wordt een spoorlijn
waarover treinverkeer mogelijk wordt. De
treinmaatschappij kan transport aanbieden aan
personen die vervoerd willen worden en aan
ondernemingen die goederen verplaatst willen
hebben. De treinmaatschappij kan dus met behulp
van de lijn produceren en daarom is de
Betuwelijn een productiefactor. 3. Een optreden van U2 bestaat uit een
samenspel van mensen en apparatuur met als doel
het voortbrengen van muziek. Het betreft hier
dus een kapitaalgoed. De voortgebrachte muziek, het eindproduct, wordt vervolgens door de
bezoekers van het concert geconsumeerd en is

dus consumptiegoed. 4a. Ja, want een binnenvaartschip vervoert
goederen de ene naar de andere plaats. Het
betreft een verleende dienst die vervoerde
producten geschikter maakt voor de bevrediging
van de menselijke behoeften. b. Arbeid (van de schipper), kapitaal (het
schip) en natuur (de rivier). 5. Onder productie in enge zin valt alleen die
productie die door het CBS wordt gemeten. Dit
is productie die binnen ondernemingen en de
overheid plaatsvindt. Productie door
huishoudens wordt niet door het CBS
geregistreerd, en valt daarom niet onder
productie in enge zin. Het valt wel onder
productie in ruime zin. 6a. Irrigatie is het kunstmatig bevloeien of
bewateren van een stuk grond. Hiermee wordt de
grond geschikter gemaakt voor gebruik, zodat we
water hier een productiefactor kunnen noemen. Water is hier onderdeel van de productiefactor
natuur en niet de productiefactor kapitaal, omdat het geen door mensen vervaardigd

hulpmiddel bij de productie is. b. Om te kunnen irrigeren, is een
irrigatiesysteem nodig. Dit is een door mensen
vervaardigd hulpmiddel bij de productie en
daarom een voorbeeld van de productiefactor
kapitaal. Ook wordt gebruik gemaakt van de
productiefactor arbeid: er moet immers iemand
zijn om het systeem te bedienen. c. Het klimaat in landen met woestijnen is niet
erg geschikt voor het kweken van
landbouwproducten. d. Dit gebeurt om politieke redenen. Het is
voor een land in sommige situaties, zoals een
oorlog, erg vervelend om afhankelijk te zijn
van andere landen voor landbouwproducten. 7a. Als mensen water drinken, zich ermee
wassen, of om in te zwemmen, wordt water
gebruikt als consumptiegoed. b. Als water wordt gebruikt voor transport, voor koeling van reactoren van een
elektriciteitscentrale of voor irrigatie, wordt

water gebruikt als productiefactor. c. Auto's en computers kunnen als consumptie– en als productiegoed gebruikt worden. 8a. Een stuwdam is voorbeeld van de
productiefactor kapitaal. b. Stuwdammen worden aangelegd om energie op te
wekken en om het waterverloop gelijkmatiger te
maken. c. Het aanleggen van stuwdammen en stuwmeren
gaat meestal gepaard met
onteigeningsprocedures. Bovendien wil men
meestal de elektriciteitsvoorziening en dus ook
de opwekking van de elektriciteit door de
overheid laten verzorgen, omdat het om een goed
van grote maatschappelijke betekenis gaat. 9. De zalm behoort tot de productiefactor
natuur, als het om de voortplanting gaat. Omdat
de kweker vervolgens de zalm zal verkopen, is
de zalm voor hem of haar tevens het
eindproduct. Praktische opgaven
1a. De bevolkingsdichtheid van Nederland
bedraagt ongeveer 460 mensen per vierkante
kilometer. b. De bevolkingsdichtheid van India bedraagt

ongeveer 337 mensen per vierkante kilometer; die van Ghana 82 mensen per vierkante
kilometer. c. Het begrip 'bevolkingsdichtheid' heeft
betrekking op de productiefactor arbeid. 2a. Landen in het Midden-Oosten, zoals Saoedi- Arabië en Irak produceren veel olie. Dit geldt
bijvoorbeeld ook voor Rusland en de voormalige
Sovjetrepublieken en de Verenigde Staten. b. Landen met een hoge gasproductie zijn onder
andere Nederland, Rusland en de voormalige
Sovjetrepublieken en de Verenigde Staten. c. Het gaat hier om de productiefactor natuur. 3a. In het tweede en derde kwartaal werden de
meeste passagiers vervoerd. De reden hiervoor
is dat in deze twee kwartalen de meeste
vakanties worden geboekt. b. In Rotterdam kwamen 917.541 van de 1.022.032
passagiers aan. Dit is (917.541/1.022.032) x
100% = 89,78%. c. Zie onderstaande tabel en grafiek: d.Het percentage passagiers dat in Amsterdam
aankomt, zal stijgen. Het kan zijn dat dit ten
koste gaat van het aantal aangekomen passagiers
in andere havens, maar ook dat het totale
aantal aangekomen passagiers toeneemt. 4a. Forensen zijn mensen die in een andere stad

wonen dan waarin ze werken. b. De stadsregio Rotterdam hoopt zo het
fileprobleem in de regio op te lossen. c. De openbaar vervoerverbinding tussen
Rozenburg en Rotterdam is op dit moment niet
goed en forensen zijn hierdoor moeilijk uit hun
auto te krijgen. De veerpont zou hiervoor een
goede oplossing zijn. d. Water wordt hier gebruikt als productiegoed. 5a. Je kunt ook op internet kijken of je
informatie kunt vinden over de Betuwelijn. Kijk
hiervoor op de website van het ministerie van
VROM (Verkeer, Ruimtelijke Ordening en Milieu), maar bijvoorbeeld ook op websites van
tegenstanders van de Betuwelijn (o.a. milieuorganisaties). b. Enkele argumenten voor aanleg: - verbetering van de infrastructuur van
Nederland; - versnelde vervoersmogelijkheid van Rotterdam
naar Duitsland; - meer treinverkeer mogelijk, zodat de
overvolle wegen kunnen worden ontlast. Enkele argumenten tegen aanleg: - belangrijke stukken natuurgebied worden
vernield, opgeofferd, ontsierd; - er moeten hoge kosten worden gemaakt, waarvan

het nog maar de vraag is of deze ook kunnen
worden terugverdiend. Bovendien: zijn er
mogelijkheden om ondernemingen die veel van de
Betuwelijn gebruik zullen maken mee te laten
betalen of zijn zij daarin niet geïnteresseerd? c. Naast de krantenberichten die je hebt
verzameld kun je ook gebruik maken van bronnen
op internet om jouw argumenten kracht bij te
zetten. 6a. Nadelen van de binnenvaart: - het gaat langzamer dan wegverkeer; - vaak vindt er geen vervoer van deur tot deur
plaats; - is alleen rendabel voor grote partijen, zoals
bulkgoederen (kolen, zand, olie). Voordelen van de binnenvaart: - het is goedkoper dan bijvoorbeeld vervoer
over de weg of per vliegtuig, zeker wanneer het
vervoer over grote afstanden betreft. b,c. Zie onderstaande tabel: d. Zie onderstaande grafiek: e. Het beroepsvervoer is in alle categorieën
toegenomen, maar de relatieve aandelen zijn

veranderd. Relatief is de binnenvaart het meest
toegenomen, ten koste van vervoer over de weg. 7. De Tigris, die ontspringt in Turkije, loopt
vervolgens grotendeels door Iran en mondt
tenslotte in het grensgebied tussen Iran en
Irak uit in de Perzische Golf. Turkije heeft
vele stuwmeren in de Tigris gebouwd, waardoor
de waterloop ernstig belemmerd wordt. Met name
Iran ondervindt hiervan grote problemen, omdat
constante irrigatie niet langer mogelijk is. 8a. Door de bouw van de Asoeandam ter hoogte
van de Kreeftskeerkring (23,5¡NB) kwamen de
tempels van Luxor onder water te staan. b. De oplossing was een dijk bouwen rond de
tempels. 2.3 Als een vis in het water
Opgaven
1a. Technologische vernieuwingen zijn
vernieuwingen in de techniek die bestaan uit
uitvindingen, zoals de stoommachine en de chip, maar ook het geleidelijke proces van uitwerken, vormgeven en vooral verbeteren en toepassen van
al bestaande technologische mogelijkheden. Zo'n

geleidelijk proces gaat soms vooraf aan een
uitvinding. In andere gevallen, denk aan de
uitvinding van het wiel, worden er weer met
behulp van een uitvinding allerlei toepassingen
uitgevonden; de bekendste daarvan is de auto. b. Door technologische vernieuwingen op het
gebied van sonarapparatuur konden vissersboten
met groot gemak scholen vissen opsporen en
vervolgens vangen.De snelheid waarmee de vissen
konden worden gevangen was groter dan de
snelheid waarmee de vissen zich konden
voortplanten met als gevolg overbevissing. 2a. Een visquotum is een vastgestelde
hoeveelheid vis die gevangen mag worden. b. Controle bij de visveilingen waar de vissers
hun vangsten laten verkopen, is de beste manier
om te weten te komen hoeveel vis in totaal is
gevangen. In de praktijk zijn er vissers die
meer willen vangen dan hun quotum toestaat. Ze

moeten dan hun vangst buiten de veilingen om, illegaal, verkopen. De controle van de overheid
is een tijdlang met name hierop gericht
geweest. Bovendien werd streng gecontroleerd of
er geen vissen waren gevangen die te klein (ondermaats) waren. Deze jonge vissen mochten
niet worden gevangen om de natuurlijke aanwas
van vissen niet in gevaar te brengen. 3a. Door overbevissing zullen sommige
vissoorten uitsterven. Voor de huidige
generatie, maar met name voor toekomstige
generaties, wordt dit gevolg van de productie
als negatief beschouwd. De onderneming die de
vissen vangt, brengt dus schade toe aan de
maatschappij. b. Een visquotum beperkt de hoeveelheid te
vangen vis tot een bepaalde hoeveelheid, veelal
uitgedrukt in duizenden tonnen vis. Door deze
hoeveelheid bijvoorbeeld gelijk te stellen aan, of mogelijk zelfs kleiner te maken dan, de
natuurlijke aanwas van vissen in de zee, wordt

voorkomen dat de visstand vermindert. Het
gevaar van het uitsterven van bepaalde
vissoorten wordt daarmee afgewend. Een
visquotum voorkomt de zogeheten 'tragedy of the
commons'. Deze tragedie houdt in dat
individueel gedrag met nauwelijks kwalijke
gevolgen leidt tot collectief gedrag met grote
gevolgen. Dit valt het beste uiteen te zetten
aan de hand van een voorbeeld over het
achterlaten van blikjes en andere
verpakkingsresten in de natuur. Iedereen denkt
dat het geen kwaad kan, want 'dat ene blikje
vind je toch nauwelijks terug'. Maar omdat
iedereen, onafhankelijk van elkaar, er zo over
denkt, ligt de natuur bezaaid met rotzooi. Vandaar de slogan: 'Bescherm het milieu, begin
bij jezelf'. In de visserij geldt hetzelfde. Iedere visser denkt dat het niet erg is iets
meer te vangen, maar omdat iedere visser dat

doet, daalt de visstand tot een onaanvaardbaar
laag niveau, en dreigt zelfs uitsterving van
vissoorten. Op den duur zijn de vissers zelf
daar ook niet mee gediend en daarom is het
verstandig van de overheid om in te grijpen. c. Een voorbeeld van een alternatieve oplossing
voor overbevissing is het Marine Stewardship
Council (MSC), waar we in praktische opgave 1
van deze paragaaf nader op ingaan. 4a,b. Grotere reders zijn doorgaans
kapitaalkrachtiger en werken vaak ook
efficiënter dan kleinere reders. Kleinere
reders zijn daarom vaak niet in staat winst te
maken met het toegewezen quotum, terwijl
grotere reders - met grotere schepen of lagere
kosten - wel winst kunnen behalen op het
opgekochte quotum. Door quota verhandelbaar te
maken, zullen ze uiteindelijk terecht komen bij
die reders die het meest efficiënt werken. Deze

reders kunnen er de hoogste prijs voor betalen
en zullen de quota dus bemachtigen. Economen
noemen een vrije markt in quota daarom
efficiënt. c. Deze verkopen leiden niet tot een
verandering in de totale visvangst. 5a. Door de instelling van een visquotum zijn
veel kleinere rederijen gedwongen hun
activiteiten te staken. De werknemers van deze
rederijen raken hierdoor hun baan kwijt, zodat
de werkgelegenheid daalt. b. Als de overheid geen visquotum zou
instellen, zouden alle vissers op den duur hun
baan kwijtraken als gevolg van overbevissing. 6a. Luchtvervuiling door Corus (de combinatie
van British Steel en Hoogovens), stankoverlast
door ondernemingen rond Pernis, watervervuiling
door chemische ondernemingen (BASF) langs de
Rijn en andere rivieren. b. Een bekend voorbeeld van een positief extern
effect van productie is dat van de imker en de

fruitteler. De bijen van de imker voeden zich
met het fruit van de fruitteler. Als de
fruitteler meer fruit produceert, ondervindt de
imker hier een positief extern effect van in de
vorm van beter gevoede bijen. Een ander bekend
voorbeeld is Silicon Valley in de Verenigde
Staten. Op deze locatie bevinden zich veel
bedrijven uit de ICT-sector. De reden dat deze
bedrijven bij elkaar zitten, is dat er op die
manier veel kennis bij elkaar komt. Er zijn
zogenaamde 'spillover'-effecten van kennis. Dit
zijn ook positieve externe effecten van
productie. 7a. Er is bij vliegverkeer sprake van negatieve
externe effecten van productie in de vorm van
geluidsoverlast en milieuvervuiling. Degenen
die last hebben van de geluidsoverlast en de
milieuvervuiling zijn over het algemeen niet

degenen die de vliegreis maken. b. De overheid kan bijvoorbeeld het aantal
vluchten per jaar tot een maximum beperken (de
overheid maakt dan gebruik van een quotum, zoals we dat ook al bij de visquota zagen) of
kan omwonenden een vergoeding te geven voor de
geluidsoverlast. Ook kan de overheid stimuleren
om geluidsarmere en milieuvriendelijkere
vliegtuigen te bouwen, of ze kan de accijnzen
op kerosine (de brandstof van vliegtuigen) verhogen, zodat de vliegtuigmaatschappijen
betalen voor de schade die ze veroorzaken. 8a. Bij het gebruik van de auto komen stoffen
vrij die schade toebrengen aan het milieu. b. Als mensen overstappen van de auto naar het
openbaar vervoer, vermindert dit de hoeveelheid
schadelijke stoffen die vrijkomt door het
gebruik van auto's. Dit betekent dat de
kwaliteit van het milieu minder snel achteruit
gaat: een positief extern effect van productie. 9a. De toekomstige generaties zijn onze

kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen et
cetera. Over het algemeen trekken mensen zich
het lot van hun nakomelingen wel aan. b. Als niemand zich het lot van toekomstige
generaties aantrekt, zal er ook geen regering
gekozen worden die dat wel doet. c. In het algemeen is milieuvervuiling een
probleem waarvan niet alleen wij last hebben, maar ook toekomstige generaties. Eenmaal
verdwenen natuur kan immers niet teruggewonnen
worden. Je kunt hierbij aan allerlei
voorbeelden denken, zoals vervuiling door
auto's, kernafval en chemisch afval dat in
rivieren geloosd wordt. Praktische opgaven
1a. Als vis met het MSC-keurmerk een succes
wordt onder consumenten, betekent dit dat
vissers er belang bij hebben niet teveel te
vissen en zo overbevissing te voorkomen. Op
deze manier wordt hetzelfde doel bereikt als
met de visquota. b. Unilever heeft er een belang bij om
overbevissing te voorkomen, omdat het zelf ook

vis verkoopt. Daarnaast zou ook gunstige
publiciteit een motief kunnen zijn voor de
invoering van het keurmerk. c. Kijk hiervoor op de website van het MSC: www.msc.org. 2a. In dat geval bevinden zich na 1 jaar
150.000 + 150.000/2 = 225.000 vissen in zee. b. Na 1 jaar bevinden zich nu 150.000 – 70.000 + (150.000 – 70.000)/2 = 120.000 vissen in zee. c. Zie onderstaande tabel: d. Om de vispopulatie in stand te houden, mogen
er in totaal 50.000 vissen gevangen worden. e. Gegeven is dat land B 4 keer zoveel vissen
mag vangen als land A, omdat het 4 keer zoveel
inwoners heeft. Daarnaast is gegeven dat er in
totaal 50.000 vissen mogen worden gevangen. Het
quotum voor land A is dus gelijk aan: 50.000 x
1/(1+4) = 10.000. Het quotum voor land B is
gelijk aan 50.000 x 4/(1+4) = 50.000 – 10.000 = 40.000. 3a. Wanneer water wordt gebruikt voor de
irrigatie van onder andere katoenplantages, is
het een productiegoed. Het dient immers als
hulpmiddel bij het productieproces. b. Als gevolg van de irrigatie is het waterpeil

van het Aralmeer gedaald, met rampzalige
gevolgen voor de visstand en de
volksgezondheid. Dit zijn negatieve externe
effecten, omdat het schadelijke effecten voor
de maatschappij zijn. c. Het zijn negatieve externe effecten van
productie, omdat het een gevolg is van de
productie van katoen. d. Door de verslechtering van de visstand is er
weinig tot geen werk meer voor vissers: de
werkgelegenheid in de visserij is gedaald. e. De productie van katoen heeft negatieve
maatschappelijke gevolgen, namelijk een
verslechtering van de volksgezondheid. f. Behalve het raadplegen van je
aardrijkskundeleraar kun je ook op internet
kijken of er informatie te vinden is. 4a. Greenpeace vreest dat de snelle economische
ontwikkeling in China zal leiden tot een
milieuramp in het land zelf en in de wereld. b. De productie van de Chinese ondernemingen

heeft negatieve maatschappelijke gevolgen in de
vorm van verslechtering van de kwaliteit van
het milieu. c. Dit zijn negatieve externe effecten van
productie. d. Het BBP van China is ongeveer gelijk aan $ 1
miljard. N.B. op de website van de Wereldbank
staat dit in het engels vermeld. Zoek hier naar 'GNP', wat 'Gross National Product' betekent. De kosten van China's milieuproblemen bedragen
dus $ 30 tot $ 50 miljoen per jaar. e. De Chinese overheid is argwanend tegenover
activistische organisaties zoals Greenpeace en
Amnesty International. Daarom is het opvallend
dat de Chinese afdeling van Greenpeace deze
boodschap naar buiten kan brengen. 5a. Duurzaam wordt hier gebruikt in de
betekenis van een gezonde ontwikkeling van het
leefmilieu. b. Deze woorden kun je samenvatten met het
begrip 'negatieve externe effecten'. c. De aandacht voor de negatieve gevolgen neemt
toe, omdat de toeristische sector één van de
belangrijkste sectoren van de economie is

geworden. d. De natuur- en milieubeweging en het
ontwikkelingswerk maken zich met name volgen
over de negatieve gevolgen van toerisme. e. De natuur- en milieubeweging zal zich
bijvoorbeeld zorgen maken over kale bergen in
skigebieden en dichtbebouwde kustgebieden, terwijl het ontwikkelingswerk zich meer zorgen
zal maken over kinderprostitutie en het effect
van toerisme op de lokale cultuur. f. De vraag of toerisme goed of slecht is, is
niet relevant meer, omdat het toerisme
economisch een zeer belangrijke sector is. Er
wordt vanuit gaat dat er sowieso toerisme zal
zijn, is het van belang om ervoor te zorgen dat
dit samengaat met zo min mogelijk negatieve
externe effecten. g. Je kunt hierbij aan allerlei zaken denken, zoals toeristen bewuster maken van de
schadelijke gevolgen van hun bezoek en het
opzetten van projecten om de milieuvervuiling
en de culturele gevolgen van toerisme in goede

banen te leiden. Deze projecten zouden
bijvoorbeeld kunnen worden gefinancierd een
heffing op de reisorganisaties en/of het
ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. h. Toerismeorganisaties zijn commerciële
organisaties waarvoor de winst op de eerste
plaats komt. 6a. In Zeeland, Flevoland en delen van Noord- Holland, Groningen en Drenthe. b. In Noord-Brabant, Utrecht, Gelderland en
Overijssel. c. De effecten zijn extern omdat anderen de
gevolgen van productie ervaren en negatief
omdat deze gevolgen door anderen als negatief
worden ervaren. d. Omdat de boer zelf weinig last heeft van de
negatieve externe effecten. e. De overheid kan regels invoeren die ervoor
zorgen dat er minder mest wordt gebruikt. f. De gebieden in Zuidoost-Nederland. g. Omdat dit en grensoverschrijdend probleem
is. Zo zullen Duitsers last hebben van
Nederlandse bemesting en vice versa. h. Het is moeilijker om vijftien landen op één
lijn te brengen dan slechts één land. 2.4 De strijd tegen het water

1a. Twee kenmerken van collectieve goederen: - Gebruikers zitten elkaar niet in de weg. - Niemand kan van het gebruik worden
uitgesloten. b. Neem als voorbeeld een dijk. Gebruikers van
een dijk zitten elkaar niet in de weg, omdat
een dijk iedereen beschermt die erachter woont. Bij een individueel goed, zoals brood, is dit
wel het geval: als één persoon het brood
gebruikt (d.w.z. opeet), dan kan een andere
persoon dit niet meer doen. Ook kan niemand van
het gebruik van een dijk worden uitgesloten. Als de dijk er eenmaal staat, beschermt hij
iedereen die erachter woont. Individuele
levering van een dijk is dan ook niet mogelijk. Bij brood is dit wel het geval: alleen degene
die voor het brood betaalt, mag het brood
gebruiken; alle anderen worden van het gebruik
uitgesloten. 2a. Defensie is een collectief goed, omdat de
gebruikers ervan elkaar niet in de weg zitten: iedereen die in Nederland woont, wordt door het
leger beschermd. Ook kan niemand van het

gebruik worden uitgesloten: als het leger
Nederland beschermt, kan het niet zeggen dat
dat voor bepaalde personen niet geldt. b. Straatverlichting is een collectief goed, omdat als de straatverlichting er eenmaal
staat, niemand van het gebruik kan worden
uitgesloten. Ook zitten gebruikers ervan elkaar
niet in de weg: als één persoon de
straatverlichting 'gebruikt', d.w.z. de weg
ziet door de verlichting, geldt dat nog net zo
goed voor de volgende persoon. c. Een dijk is een collectief goed vanwege de
onder opgave 1b genoemde redenen. d. Een polder is een collectief goed, omdat de
gebruikers ervan elkaar niet in de weg zitten: als een gebied eenmaal ingepolderd is, is het
voor iedereen begaanbaar en bebouwbaar. Bovendien kan niemand van het gebruik worden
uitgesloten: polders kunnen niet individueel
worden geleverd. 3. zie onderstaande tabel en toelichting: a. Een maaltijd is een typisch voorbeeld van

een individueel goed. Voor een toelichting zie
het voorbeeld van brood in opgave 1b. b. Justitie is een collectief goed, omdat de 'gebruikers' ervan - alle burgers in de
samenleving - door het feit dat er justitie is
worden beschermd, zonder dat de bescherming van
de een ten koste gaat van de bescherming van de
ander. Ook zitten de burgers elkaar niet in de
weg als zij 'gebruik maken' van justitie. c. Vroeger was een televisie-uitzending door de
ether een collectief goed. Iedereen met een
toestel en een antenne kon de uitzending
ontvangen, zonder een andere ontvanger daarbij
in de weg te zitten. Individuele levering was
niet mogelijk. Omdat tegenwoordig gecodeerd kan
worden uitgezonden via de ether, is individuele
levering wel mogelijk geworden. Zo wordt Canal+ individueel geleverd. De verspreiding van
televisie-uitzendingen via kabelnetten en via
internet biedt nog meer mogelijkheden tot

individuele levering. d. Informatie is een goed waarbij de gebruikers
elkaar niet in de weg zitten. Als één persoon
bepaalde informatie heeft geconsumeerd (gelezen), is de informatie niet 'weg', maar
nog steeds beschikbaar voor anderen. Uitsluiting van gebruik is wel mogelijk, omdat
informatie zonder problemen individueel
geleverd kan worden. Voor boeken, kranten et
cetera moet immers individueel worden betaald. e. Een vliegtuig is een individueel goed, omdat
individuele levering mogelijk is en de
gebruikers elkaar in de weg zitten. f. Of de gebruikers elkaar bij het gebruik van
een snelweg in de weg zitten, hangt af van hoe
druk het op de snelweg is. Uitsluiting van
gebruik is wel mogelijk door tolheffing. g. Als het erg druk is in een zwembad, zitten
de gebruikers van een zwembad elkaar in de weg; in andere gevallen niet. Uitsluiting van
gebruik is mogelijk: er moeten immers kaartjes
worden gekocht om toegang te verkrijgen. h. Voor een park geldt ook dat de drukte

bepalend is voor de vraag of gebruikers elkaar
in de weg zitten. Uitsluiting is in principe
mogelijk door toegangskaartjes in te stellen, al wordt dit in de praktijk weinig gedaan. 4a. Gevolgen van de uitbreiding van de
productiefactor natuur door inpoldering: - vergroting van landbouwproductie; - meer grond aanwezig voor huizenbouw; - meer mogelijkheden voor recreatie. Deze gevolgen zouden kunnen leiden tot meer
economische bedrijvigheid en dus meer
werkgelegenheid. b. De beschikbare hoeveelheid arbeid kan worden
vergroot door natuurlijke aanwas, d.w.z. meer
geboorten dan sterfgevallen, of door
immigratie, dat wil zeggen dat mensen vanuit
het buitenland zich in ons land vestigen. De
beschikbare hoeveelheid kapitaal kan worden
vergroot door investeringen. Hiermee kunnen
nieuwe fabrieken worden gebouwd en meer
machines worden aangeschaft. Praktische opgaven
1a,b,c. Zoek bijvoorbeeld op hoeveel mensen
omkwamen bij de watersnoodramp van 1953. Kijk
ook wat voor projecten er nog op stapel staan
en welke projecten al afgerond zijn. 2a. Het Deltaplan Grote Rivieren wordt

uitgevoerd in twee fasen. Welke twee fasen zijn
dit? En wat is de 'Wet op de Waterkering'? b. Laat ter voorbereiding, indien gewenst, twee
leerlingen al of niet gesteund door andere
leerlingen een korte inleiding geven, waarin de
twee visies aan de gehele groep worden
verduidelijkt. 3a. Als collectieve goederen eenmaal zijn
geproduceerd, is individuele levering via de
markt niet meer mogelijk. Niemand kan dan van
het gebruik worden uitgesloten, ook als men er
niet voor heeft betaald. Daarom wordt betaling
via de belastingheffing 'afgedwongen'. b. Het ophalen van afval is een individueel
goed, waarvoor we echter betalen via de (gemeentelijke) belastingen. Ook verzekeringen
zijn individuele goederen, maar voor sommige
van deze (bijvoorbeeld werkloosheids- en
arbeidsongeschiktheidsverzekeringen) betalen we
via de belastingen. Ook uitzendingen van de

publieke omroep zijn geen collectieve goederen (zie opgave 3c), maar ook hiervoor betalen we
via de belasting. c. Het is handig deze discussie te structureren
aan de hand van een voorbeeld. De publieke
omroep is hier geschikt voor. Hoewel
uitzendingen van de publieke omroep geen
collectieve goederen zijn, worden ze wel door
de overheid verzorgd. De overheid doet dit om
een breed aanbod van programma's te garanderen, waarbij kijkcijfers niet (als enige) uitgangspunt gelden. 4a. De versnelde afvoer van het water leidt tot
een stijging van het waterpeil in Nederland. b. Op de website waterland.net kun je hierover
ook informatie vinden. c. Omdat de landen waarin de problemen worden
veroorzaakt (Duitsland en Zwitserland) niet de
landen zijn die de gevolgen van de problemen
moeten oplossen (Nederland). 5a. De meeste inboedelverzekeringen dekken

schade als gevolg van overstromingen niet. b. De mensen die getroffen werden door de
overstroming, zouden enorme kosten moeten maken
om hun leven weer op te bouwen, zonder dat ze
dit d.m.v. een verzekering hadden kunnen
voorkomen. 2.5 Gebrek aan water
Opgaven
1a. Economische activiteiten, zoals productie
in fabrieken of het aanbieden van goederen, zijn alleen mogelijk als er stroom en water is, als er wegen zijn om goederen te vervoeren en
als er communicatie mogelijk is via telefoon en
posterijen. Al deze noodzakelijkheden heten
samen de infrastructuur van een land. b. Vier oorzaken van het ontbreken van een
goede infrastructuur in ontwikkelingslanden: - het verbeteren van infrastructuur kost veel
geld; - van het geld dat wordt uitgegeven aan
infrastructuur, wordt veel verspild; - overheden in ontwikkelingslanden stimuleren

vaak kapitaalintensieve projecten waar
arbeidsintensieve projecten beter zouden zijn
geweest; - voorzieningen die bij de infrastructuur
horen, worden vaak slordig beheerd. 2a. Drie voorbeelden van infrastructuur die
Nederland wel heeft, maar een arm land niet: - goede wegen, met name op het platteland; - goede of goedwerkende communicatiemiddelen, zoals telefoon, internet, fax en posterijen; - openbaar vervoer door het hele land. b. Zie het antwoord op opgave 1a. 3a. Via ontwikkelingshulp door landen en
internationale organisaties (Wereldbank, Europese Unie). Deze hulp is onder andere
gericht op het verbeteren van de
infrastructuur. Zie ook het antwoord op opgave
5 over de Wereldbank. b. Als arme landen minder arm worden, zal er in
deze landen behoefte ontstaan aan luxere
producten die geleverd kunnen worden door de
rijke landen. Rijke landen hebben er daarom
baat bij als arme landen zich ontwikkelen. Bovendien hoeven de rijke landen dan minder
ontwikkelingshulp te verstrekken. 4a. Kapitaalintensief betekent dat er relatief
veel kapitaalgoederen en relatief weinig arbeid

worden gebruikt bij de productie. Een voorbeeld
is staalproductie door Corus. b. Arbeidsintensieve projecten komen tot stand
met gebruik van relatief veel arbeid en weinig
kapitaal. Een voorbeeld is de bejaardenzorg. c. Arme landen, zoals India of Indonesië, hebben een grote bevolking en een lage
levensstandaard. Om de levensstandaard te
vergroten is het goed economische activiteiten
te ontplooien, bijvoorbeeld via
ontwikkelingshulp. Dat moeten wel projecten
zijn die gebruik maken van de mogelijkheden van
deze landen. Er is meestal een overvloed aan
arbeidskracht. Het is goed projecten te
ontwikkelen die hiervan gebruik maken. Men
hoeft niets te importeren en er wordt vooral
werkgelegenheid gecreëerd. Werkgelegenheid, die
op haar beurt een verhoging van de
levensstandaard met zich meebrengt. 5a. De Wereldbank is een ontwikkelingsbank. Ze
werd opgericht om de wederopbouw na de Tweede

Wereldoorlog te financieren. Haar rol bleef
echter beperkt doordat Europa dankzij de
Marshallhulp overeind werd geholpen. De
Wereldbank heeft zich toen ontwikkeld als een
bank die projecten in ontwikkelingslanden
financiert. Dat kunnen projecten op allerlei
gebieden zijn: de aanleg van vliegvelden, de
bouw van stuwdammen, woningbouwprojecten, landbouwprojecten, projecten op het gebied van
de gezondheidszorg en verkeersprojecten. In het
begin van de zeventiger jaren werd de
armoedebestrijding als expliciet doel
opgevoerd, waardoor leningsactiviteiten zich
ook gingen richten op zaken als onderwijs en
gezondheidszorg. b. Gedeeltelijk geprivatiseerde infrastructuur. Denk hierbij aan: de posterijen, de spoorwegen
en telecommunicatie. Zoals al eerder is

uitgelegd, komen deze activiteiten vaak
efficiënter tot stand als de overheid zich er
niet mee bemoeit. Corruptie door ambtenaren - niet ongewoon in ontwikkelingslanden - wordt
hiermee verminderd. Bovendien ontbreekt het bij
de overheden in ontwikkelingslanden vaak aan
geld om infrastructurele projecten te
financieren. 6. Als tweederde van het spoorwegpersoneel in
Tanzania en Zaïre zou worden ontslagen, zullen
de treinen nog net zo goed (of slecht) rijden
als voorheen. Deze groep mensen is in dienst
van de spoorwegen, terwijl er eigenlijk geen
werk voor hen is; vandaar dat we spreken van
verborgen werkloosheid. Praktische opgaven
1a. In Vietnam is aan water geen gebrek, maar
toch is het een schaars artikel omdat het niet
drinkbaar is. b. Er ontbreekt goede riolering, waterleiding, wegennet en stroomvoorziening. c. Opkomende economieën zijn economieën die een
snelle ontwikkeling doormaken. Dit zijn met

name economieën in Zuidoost-Azië. d. Eén van de grootste problemen in opkomende
economieën volgens de Wereldbank is een tekort
aan water van redelijke kwaliteit. Dit heeft
allerlei schadelijke gevolgen voor de
Vietnamese economie. Zo is het water in Vietnam
een bron van ziektekiemen en bedreigt het
daarom de volksgezondheid. Ook de landbouw
heeft eronder te leiden. Daarnaast is de
kwaliteit van het waterleidingnetwerk slecht, waarvan huizen, kantoren en fabrieken schade
ondervinden. e. Duurzame economische groei is economische
groei die ook op lange termijn houdbaar is. Hiervoor is het onder andere van belang dat het
milieu niet te veel schade wordt aangedaan, omdat een land hiervoor op termijn een hoge
rekening zal moeten betalen. Daarnaast is het
ook van belang dat er een goed

onderwijssysteem, een goede infrastructuur en
een goede gezondheidszorg is. f. Regeringen in opkomende economieën zijn
bezig allerlei infrastructurele voorzieningen
te privatiseren. Westerse ondernemingen krijgen
hierdoor de mogelijkheid de infrastructuur in
deze landen op te bouwen. Dit zijn
aantrekkelijke investeringen, omdat een goede
infrastructuur cruciaal is voor het
functioneren van de opkomende economieën. g. Het ontbreekt de regeringen aan geld om de
infrastructuur zelf op te bouwen. 2a. De procentuele stijging is gelijk aan: (ƒ 6
miljard – ƒ 15 miljoen)/ƒ 15 miljoen) x 100% = 39.900 % b. Het begrip 'duurzaam' heeft hier twee
betekenissen: 1) 'blijvend': een land kan ook na beëindiging
van de steun op eigen kracht verder; 2) niet ten koste van het milieu. c. Omdat de rekening van milieuvervuiling pas
op termijn gepresenteerd wordt. Je kunt hierbij

denken aan vervuiling van het water, dat
slechts tegen zeer hoge kosten kan worden
gereinigd, aan de uitputting van natuurlijke
hulpbronnen als olie en gas en aan
luchtvervuiling met schadelijke gevolgen voor
de volksgezondheid. 3a. De tegenstelling tussen rijke en arme
landen. De rijke landen liggen voornamelijk op
het noordelijk halfrond, de arme (en
middeninkomen) landen liggen voornamelijk op
het zuidelijk halfrond. b. Voedselhulp in het geval van een hongersnood
is natuurlijk erg nuttig, maar het is geen
duurzame armoedebestrijding. Allerlei
hulporganisaties, zoals NOVIB, pleiten er dan
ook voor om projecten op te zetten die
ontwikkelingslanden de kans geven zich ook
daadwerkelijk te ontwikkelen en niet slechts op
korte termijn verlichting bieden. 4. De Sahellanden zijn de Midden-Afrikaanse

landen die samen de Sahara vormen. Het betreft
hier een groot, droog, heet en derhalve
onvruchtbaar gebied met grote verschillen in
dag- en nachttemperatuur. De bevolking bestaat
uit nomaden die voornamelijk van veeteelt
leven. Bekend is dat het grondwaterpeil nog
steeds zakt, hetgeen blijkt uit het regelmatig
verdwijnen van oasen. Daarnaast heeft het soms
uitblijven van de jaarlijkse regenperiode de
onleefbaarheid van de Sahellanden verder
vergroot. Om de cirkel van de eerste twee
hoofdstukken rond te maken: zonder water is
geen leven mogelijk. Multiple choice toets
1. b
Het doen van de afwas thuis is wat je zou
kunnen noemen 'huishoudproductie'. Het is
productie in ruime zin en wordt daarom niet
meegeteld in het nationaal inkomen door het
CBS. 2. b

Door privatisering neemt het aantal
ondernemingen juist toe. De staatsonderneming
behoorde immers (voor de privatisering) niet
tot de sector ondernemingen, maar tot de sector
ondernemingen. Ook de tweede stelling is
onjuist. Ten eerste zijn niet-geprivatiseerde
ondernemingen niet altijd verliesgevend; ten
tweede hoeft een geprivatiseerde onderneming
niet winstgevend te zijn. 3. d
4. b
5. b
Quota worden juist ingesteld om de negatieve
externe effecten tegen te gaan. 6. c
7. b
De landbouw in Nederland is kapitaalintensief. In ontwikkelingslanden is landbouw overigens
vaak wel arbeidsintensief. 8. b

REACTIES

B.

B.

werkelijk waar goed vervaardigd deze tekst is overzichtelijk mijn complimenten voor je wonderbaarlijke prestatie.

15 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.