Das passiert nicht alle Tage

Beoordeling 8.6
Foto van Micky
  • Antwoorden door Micky
  • 3e klas vwo | 1103 woorden
  • 22 juni 2019
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 8.6
8 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Twijfel je nog over jouw studiekeuze?

Of heb je hulp nodig bij het inschrijven? Bezoek dan onze Extra Open Avond op 7 juni. Kom een kijkje nemen en voel hoe het is om te studeren bij Hogeschool Inholland. Wij staan voor je klaar! 

Meld je aan!

Duits project: Das passiert nicht alle Tage

Leesboekje opgaven: Das passiert nicht alle Tage

Inhoud:

50 belangrijkste voegwoorden bladzijde 2 en 3

Antwoorden op de vragen:

H1, H2 en H3 bladzijde 4

H4, H5 en H6 bladzijde 5

H7, H8 en H9 bladzijde 6

H10 en H11 bladzijde 7

Moeilijke woorden bladzijde 8 en 9

Dit zijn de 50 belangrijke voegwoorden:

  1. Anders = sonts
  2. Of = oder
  3. Maar = aber
  4. Dat = dass
  5. En = und
  6. Maar = sondern
  7. Dus = also
  8. Dan = dann
  9. Dan = denn
  10. Dan = als
  11. Want = denn
  12. Daarom = desalniettemin
  13. Desondanks = trotzdem
  14. Maar = nur
  15. Omdat = weil
  16. Terwijl = während
  17. Hoewel = obwohl
  18. Wanneer = wann
  19. Toen = als
  20. Nadat = nachdem
  21. Voordat = bevor
  22. Zodat = damit
  23. Doordat = inden
  24. Zodat = so dass
  25. Hoe = wie
  26. Toen = damals
  27. Liever = sondern
  28. Voor = bevor
  29. Sinds = seit
  30. Hoewel = obwohl
  31. Zodat = Damitt
  32. Inplaats van = anstatt zu
  33. Sinds = da
  34. Tot = bISS
  35. Dan = als
  36. Of = ob
  37. Maar = aber
  38. Omdat = denn
  39. Als = Wenn
  40. Omdat = weil
  41. Als = wie
  42. Maar = nur
  43. Anders = sonst
  44. Voordat = bevor
  45. Waarheen = wohin
  46. Voordat = ehe
  47. Zover = so weit
  48. Meer = mehr
  49. Hoewel = obgleich
  50. Toch = trotzdem

Dit zijn de antwoorden op de vragen per hoofdstuk:

Hoofdstuk 1

  1. Groot
  2. Dik en sterk
  3. Grijs en scherp
  4. Getrouwd
  5. 60 km per uur
  6. Er komt een zwarte Mercedes langsrijden.
  7. Het heeft een aanhanger.
  8. Een televisie
  9. 420
  10. Hamburg
  11. Een jong, mooi meisje met rode lippen en ze heeft een koffer bij zich.
  12. Snelweg Hamburg 400 meter

Hoofdstuk 2

  1. Omdat de motor en radio aan staan.
  2. Zodat hij het meisje kan verstaan.
  3. Het meisje had een smal gezicht.
  4. Ze heeft rood haar
  5. Ze heeft blauwe ogen
  6. Regenjas, sandalen en een donkerblauwe broek.
  7. Willie vraagt of zij hem goed kan verstaan als de radio uit staat.
  8. Nee, een vriendin.
  9. Ze heet Lore Schmied
  10. Mooi weer, want de zon schijnt.
  11. Een politiecontrole
  12. Er zijn 3 wagens
  13. Er wordt niet gezegd waarom ze worden gecontroleerd, maar ze moeten staande houden voor controle.
  14. Ze hebben blauwe lichten

Hoofdstuk 3

  1. Omdat ze t niet kan verstaan.
  2. In celle.
  3. Ze is bang omdat de overvaller gevaarlijk kan zijn.
  4. Omdat er zoveel politie is.
  5. Een mantel.
  6. Een zwarte hoed en een mantel.
  7. Een blauwe Volkswagen.
  8. Onbeleefd/brutaal.
  9. Dat de hei er mooi bij ligt.
  10. Fallerie fallera.
  11. Omdat hij lelijk zingt .

Hoofdstuk 4

  1. Want ze vindt Willie erg aardig.
  2. Dan spaart ze haar geld en kan ze iets anders ervoor kopen, namelijk een badpak of bikini.
  3. Dat ze in de trein naar Hamburg zit.
  4. Ze heet Helga.
  5. Ein badeanzug, oftewel een badpak.
  6. Aan een mooie blauwe bikini en een strand aan de Noordzee.
  7. Blauw, want dat staat haar het best/goed.
  8. 20 kilometer van Hamburg.
  9. De bomen heten sparren.
  10. Een Ford.
  11. Met 100 kilometer per uur.

De antwoorden gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Hoofdstuk 5

  1. Het is half 4.
  2. Haar benen zijn stijf.
  3. Ze is benieuwd naar wat erin zit.
  4. Een groot bruin pakket.
  5. Een tv.
  6. Ze hoort een geluid.
  7. Een kort geschreeuw.
  8. Hij is al een kwartier weg.
  9. Een blauwe volkswagen.
  10. De auto komt uit Celle.

Hoofdstuk 6

  1. De auto is helemaal leeg behalve het dashboardkastje daar zit een pakje sigaretten, een zaklamp en een pen.
  2. Het is de auto van de inbreker omdat het kenteken begint met HH en dit betekend dat de auto uit Hamburg komt dus is de auto van de inbreker.
  3. HH betekend dat de auto uit Hamburg komt.
  4. Ze ziet de man op ongeveer 300 meter afstand.
  5. De man heeft een koffer in zijn hand.
  6. De man gaat naar zijn truck.
  7. De man kijkt niet rond dus ziet hij Lorre niet.
  8. Lorre rent naar de trailer en springt erop
  9. Lorre klimt door de opening van het zeildoek.
  10. De bestuurder van de vrachtwagen is de chauffeur van de vrachtwage

Hoofdstuk 7

Dit wil je ook lezen:
  1. Ze ligt in de trailer tussen de dozen.
  2. Lorre denkt eerst dat ze aan het dromen is.
  3. Als ze door de opening kijkt ziet ze de snelweg richting Hannover.
  4. De bestuurder van de Opel kadett de mt dat Lorre gewoon zwaait zonder reden
  5. Ze heeft een idee om iets op de kartonnen doos te schrijven.
  6. Ze schrijft “POLITIE CRIMINELEN IN DE VRACHTWAGEN”.
  7. De vrachtwagen rijdt langzamer omdat ze van de snelweg af gaan en Hamburg in rijden.
  8. Omdat de bestuurders de letters niet zien schijnt ze met de zaklamp op de letters zodat de bestuurder van de andere auto het wel kan lezen.
  9. Een oudere dame.
  10. Ze denkt dat ze weg moet gaan in plaats van te helpen.

Hoofdstuk 8

  1. Hij remt plotseling, waardoor zij valt
  2. Er staat een politieauto voor de vrachtwagen
  3. Drie agenten
  4. De dame ziet er geschonken uit
  5. De rover gaat vluchten
  6. De brug over de Elben rent hij weg
  7. De man springt in het water
  8. Een dame
  9. De groene Opel

Hoofdstuk 9

  1. Waar ze is
  2. Ze is bij de politie
  3. Wat er met de boef is gebeurd en met haar ouders
  4. De politie agent
  5. Koffie
  6. Ja, ze hebben gebeld
  7. Kleinschmidt
  8. Goede dag
  9. Hoe ze op de aanhanger kwam
  10. Een paar minuten later
  11. Naar het zuiden
  12. Dat ze een interview willen
  13. 130 kilometer per uur
  14. Omdat ze een plek kan aanwijzen

Hoofdstuk 10

  1. Ze herkent het bos en de bomen/sparren.
  2. Ja.
  3. Omdat ze de auto ziet.
  4. Klaasen.
  5. Hij had een sjaal om haar mond gebonden.
  6. Zijn hoofd doet pijn.
  7. Hij is moe/vermoeid.
  8. Waar is mijn vrachtwagen?
  9. De Waldweg.
  10. Hij wil een sigaret.

Hoofdstuk 11

  1. Helga zit op de bank.
  2. De sterren.
  3. Ze is aan het bellen.
  4. Omdat ze nu eindelijk een bikini kan kopen en ze op tv komt met haar interview.
  5. Naar Travemünde.
  6. Oostzee.
  7. Ze kan er zwemmen, shoppen en uitrusten.
  8. Eerst gaan ze een blauwe bikini kopen, hierna gaan ze een koffie drinken met Willie en eten en om 6 uur gaan ze tv kijken.
  9. Bij Brehms.

Moeilijke woorden:

schwarzer - zwarte

schweren - ernstig

Steuer - belasting

Schlagersängerin -hitzangeres

Schlagersängerin -hitzangeres

herunter - naar beneden

bequem - comfortabel

hübsches - vrij

Secunden - seconden

Guckt - piepgeluiden

wackeln - wiebelen

dr?hnt - brult

Rundfunk - oproep

grinsen - grijnzen

Fernseher - televisie

Birken - berken

schrecklichen - verschikkelijk

Flasche - fles

Armbanduhr - horloge

verschwinden - verdwijnen

Träumen - dromen

laut - luid

?ffnung - opening

Gottes - god

unruhig - rusteloos

geräusch - klinken

ziemlich - tamelijk

heraus - erbuiten

Kugelscheiber - pen

tannen - sparren

dumme - dom

wieder - opnieuw

winkt - wenkt

paarmal - paar keer

flattern - wapperen

Zeigefinger - wijsvinger

Vorort - voorstad

erschockenem - bang

hinter - achter

Schiffssirenen - schip sirenes

erschrocken - verschikt

illustrierte – geïllustreerd

betrachtet – beschouwd

komisches – komisch

aufgeregt – opgewonden

Waldweg – bosweg

Tannen – dennen

verschwand – verdween

Flasche – fles

Kurve – curve, bocht

tapferen – dapper

dicker – dik

Bankräuber – bankrover

Kommissar – commissaris

Zimmer – kamer

bremst – remmen

fliegend – vliegend

Sekunden – seconden

schreit – geschreeuwd

gucht - piepgeluiden

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Micky