1. Storyboard: Een stripverhaal van beelden
Scenario: Filmverhaal
Filmsets: Decors
Draaiboek: Planning filmopnamen in bepaalde volgorde
2. Art Direction: De vormgeving van het beeld
3. Voorbeeld: een 2e wereldoorlog film, als leger aan de kant komt op D-day, waar je reclamevlaggen ziet hangen.
4. Filmsets: Plaats waar gebeurtenissen van film zijn opgenomen
Rekwisieten: Alle losse voorwerpen voor een filmset
Kostuums: Kleding, kapsels & Make-up van de acteurs
5. Kadreringen: Groot totaal kader, totaal kader, half totaal of medium kader, medium close-up, close-up & extreme close-up
6. Shot: Niet gemonteerd
Scéne: Wel gemonteerd
7. Camerastandpunt: Uit een bepaalde hoek genomen
Camerabeweging: Een bepaalde beweging
8. Camerastandpunten: Neutraal, Vogelperspectief, kikkerperspectief
9. Camerabewegingen: Pan, lift, dolly, crane & Handheld
10. Voice-over: Een commentaarstem bij beelden
11. Functies van geluiden: Laten horen wat je ziet & Vestigen van aandacht op details.
12. Functies van muziek: De Filmmuziek, muziek met zelf een functie
13. Draaiboek: Hierin staat in welke volgorde de opnames plaatsvinden
14. Montage: Het bewerken van de film (knippen, plakken)
15. Functie van editor: Monteren
16. Manieren van monteren: Cut, Fade, Dissolve, Wipe & Con
17. Verschil (dis)Continuïteit: Bij Continuïteit is er een duidelijke breuk
18. Kuleshov-effect voorbeeld: Shot van acteur naar dode baby naar acteur naar soep
19. Klassieke verhaalopbouw: Dat een verhaal steeds volgens dezelfde stappen word verteld
20. Fasen van klassieke verhaalopbouw: Introductie, probleem, reactie hoofdpersoon, climax, einde
21. Introductiefase van de film: Het word gebruikt om je het eerste kwartier volledig in het verhaal te trekken
22. Method Acting: Het overtuigd spelen van een geloofwaardige persoon
23. Stereotype Hollywood personages: De stoere held, mooie vrouw, onsympathieke schurk
24. Filmtrailer: Korte indringende reclames
25. Plot: De beelden
Verhaal: De vertellende dingen
26. Plot-driven: Draait rond het probleem
Character-driven: Draait rond de hoofdpersoon
27. Artfilm: Verzamelnaam voor films die niet volgens het Hollywood-principe zijn gemaakt
28. Kenmerken Artfilm: Personages minder Stereotiep, het denken van de personages is belangrijker dan de handelingen, niet alle onduidelijkheden verklaart & Open einde.
29. Regisseur: Aanwezigen aansturen & soms casting/montage
Scenarioschrijver: Schrijven van het filmverhaal
Producent: Centrale contactpersoon, zorgt voor werkbare sfeer en past op de centen
Artdirector: Bepaalt met regisseur de stijl en tijdsbeeld en geeft de regisseur advies
Editor: Vormgeven aan het filmverhaal door het rangschikken van beelden en geluiden
Geluidsman: Opnemen en manipuleren van het geluid
Lighting-cameraman: Filmen en zorgen voor het licht
30. Oergenres: Komedic, Melodrama, Western & Thriller
31. Melodrama: Draait om de gevoelens van stereotype personages
Film noir: Een onzekere man komt die buiten zijn schuld in problemen komt
Oorlogsdrama: Machteloosheid, ontreddering en vertwijfeling staan centraal
Western: Strijd tussen de “good guys” en de “bad guys”, held wint (cowboys)
Thriller: Hoofdpersoon komt in angstaanjagende situatie, oproepen van spanning
Horrorfilm: Gaat ook over oproepen van spanning, maar dan een stapje verder.
Documentaire: Niet verzonnen, toont niet verzonnen mensen en gebeurtenissen.
Animatiefilm: Een film van een reeks getekende beelden of opnamen van oa. poppen
Videoclip: Minifilmpjes van muziek
Reclameclip: Reclameboodschappen op tv en in de bioscoop (minifilm)
32. Pulp Fiction: Je hoort het geluid wel krachtig, maar de illusie is groter dan een vuistslag zelf
33. Uitreksel hoofdstuk 6: Filmgeschiedenis
Vroeger was film stilstaand beeld, maar het veranderde langzaam naar bewegend beeld. December 1895 word gezien als de geboorte van de film. In het begin werd de film duivels en ordinair beschouwt, maar rond 1905 werd het een echte “hit”. Rond 1910 stichten zich filmmaatschappijen in Amerika die de filmwereld regeren. In 1927 komt het geluid in de film. Wat het einde betekende voor sommige acteurs. Na WOII kwam de televisie, die de mogelijkheid bood beeld en geluid thuis te ontvangen. De meeste opbrengen van Hollywood liggen bij de blockbusters: spectaculaire actiefilms die spanning drama en een vleugje humor combineren. In Nederland hebben we niet echt een filmindustrie, maar we hebben wel enkele Oscars onze films gekregen. Ook Azië concurreert erg met films en het Indiase Bollywood produceert ook aardig wat films. Met de komst van MTV in ‘80 komt er een nieuwe vorm van monteren met het heel snel achter elkaar monteren van beelden. Dogma ’95 werd opgesteld om enkele betaalbare manieren van digitaal filmen te maken zoals de no-budget film: the Blair witch project.
Scenario: Filmverhaal
Filmsets: Decors
Draaiboek: Planning filmopnamen in bepaalde volgorde
2. Art Direction: De vormgeving van het beeld
3. Voorbeeld: een 2e wereldoorlog film, als leger aan de kant komt op D-day, waar je reclamevlaggen ziet hangen.
4. Filmsets: Plaats waar gebeurtenissen van film zijn opgenomen
Rekwisieten: Alle losse voorwerpen voor een filmset
Kostuums: Kleding, kapsels & Make-up van de acteurs
6. Shot: Niet gemonteerd
Scéne: Wel gemonteerd
7. Camerastandpunt: Uit een bepaalde hoek genomen
Camerabeweging: Een bepaalde beweging
8. Camerastandpunten: Neutraal, Vogelperspectief, kikkerperspectief
9. Camerabewegingen: Pan, lift, dolly, crane & Handheld
10. Voice-over: Een commentaarstem bij beelden
11. Functies van geluiden: Laten horen wat je ziet & Vestigen van aandacht op details.
12. Functies van muziek: De Filmmuziek, muziek met zelf een functie
13. Draaiboek: Hierin staat in welke volgorde de opnames plaatsvinden
14. Montage: Het bewerken van de film (knippen, plakken)
15. Functie van editor: Monteren
16. Manieren van monteren: Cut, Fade, Dissolve, Wipe & Con
17. Verschil (dis)Continuïteit: Bij Continuïteit is er een duidelijke breuk
19. Klassieke verhaalopbouw: Dat een verhaal steeds volgens dezelfde stappen word verteld
20. Fasen van klassieke verhaalopbouw: Introductie, probleem, reactie hoofdpersoon, climax, einde
21. Introductiefase van de film: Het word gebruikt om je het eerste kwartier volledig in het verhaal te trekken
22. Method Acting: Het overtuigd spelen van een geloofwaardige persoon
23. Stereotype Hollywood personages: De stoere held, mooie vrouw, onsympathieke schurk
24. Filmtrailer: Korte indringende reclames
25. Plot: De beelden
Verhaal: De vertellende dingen
26. Plot-driven: Draait rond het probleem
Character-driven: Draait rond de hoofdpersoon
27. Artfilm: Verzamelnaam voor films die niet volgens het Hollywood-principe zijn gemaakt
28. Kenmerken Artfilm: Personages minder Stereotiep, het denken van de personages is belangrijker dan de handelingen, niet alle onduidelijkheden verklaart & Open einde.
29. Regisseur: Aanwezigen aansturen & soms casting/montage
Scenarioschrijver: Schrijven van het filmverhaal
Artdirector: Bepaalt met regisseur de stijl en tijdsbeeld en geeft de regisseur advies
Editor: Vormgeven aan het filmverhaal door het rangschikken van beelden en geluiden
Geluidsman: Opnemen en manipuleren van het geluid
Lighting-cameraman: Filmen en zorgen voor het licht
30. Oergenres: Komedic, Melodrama, Western & Thriller
31. Melodrama: Draait om de gevoelens van stereotype personages
Film noir: Een onzekere man komt die buiten zijn schuld in problemen komt
Oorlogsdrama: Machteloosheid, ontreddering en vertwijfeling staan centraal
Western: Strijd tussen de “good guys” en de “bad guys”, held wint (cowboys)
Thriller: Hoofdpersoon komt in angstaanjagende situatie, oproepen van spanning
Horrorfilm: Gaat ook over oproepen van spanning, maar dan een stapje verder.
Documentaire: Niet verzonnen, toont niet verzonnen mensen en gebeurtenissen.
Animatiefilm: Een film van een reeks getekende beelden of opnamen van oa. poppen
Reclameclip: Reclameboodschappen op tv en in de bioscoop (minifilm)
32. Pulp Fiction: Je hoort het geluid wel krachtig, maar de illusie is groter dan een vuistslag zelf
33. Uitreksel hoofdstuk 6: Filmgeschiedenis
Vroeger was film stilstaand beeld, maar het veranderde langzaam naar bewegend beeld. December 1895 word gezien als de geboorte van de film. In het begin werd de film duivels en ordinair beschouwt, maar rond 1905 werd het een echte “hit”. Rond 1910 stichten zich filmmaatschappijen in Amerika die de filmwereld regeren. In 1927 komt het geluid in de film. Wat het einde betekende voor sommige acteurs. Na WOII kwam de televisie, die de mogelijkheid bood beeld en geluid thuis te ontvangen. De meeste opbrengen van Hollywood liggen bij de blockbusters: spectaculaire actiefilms die spanning drama en een vleugje humor combineren. In Nederland hebben we niet echt een filmindustrie, maar we hebben wel enkele Oscars onze films gekregen. Ook Azië concurreert erg met films en het Indiase Bollywood produceert ook aardig wat films. Met de komst van MTV in ‘80 komt er een nieuwe vorm van monteren met het heel snel achter elkaar monteren van beelden. Dogma ’95 werd opgesteld om enkele betaalbare manieren van digitaal filmen te maken zoals de no-budget film: the Blair witch project.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden