UITWERKINGEN CKV UIT HET BOEK HELDEN.
5VWO
Bladzijde 6, opdracht 1.6: iemand is volgens mij een held, wanneer je echt iets bijzonders presteert. Ik noem hierbij als voorbeeld het redden van mensenlevens wanneer er gevaar voor eigen leven is, en bijvoorbeeld een hele goede sportprestatie. In stripverhalen en films worden helden vaak afgeschilderd als knappe mensen. Ook zijn helden vaak zekere mensen. Met zeker bedoel ik dat ze nooit enige twijfel over iets hebben, of de beslissing die ze nemen bijvoorbeeld wel de juiste is.
Bladzijde 6, opdracht 1.7: mensen bekijken of lezen graag verhalen over helden, omdat zichzelf graag met helden identificeren. In gedachten stellen ze zichzelf voor in de rol van held. Voorbeelden van helden uit boeken en films zijn bijvoorbeeld: Robin Hood, (stelen voor de armen) en Superman. Fictieve helden zijn vaak groot en gespierd afgebeeld. Vaak hebben ze een hoekige strakke kaaklijn en een knap gezicht. Ze hebben ook nooit last van kwaaltjes en/of overgewicht. Hun uitstraling is meestal zeer charismatisch. Het verschil met helden uit het dagelijks leven is, dat helden helemaal niet groot en gespierd hoeven te zijn. Sommige helden zijn maar heel klein, dik enz. Sommige fictieve helden kunnen ook dingen die ‘normale’ mensen niet kunnen. Een voorbeeld hiervan is het vliegen van Superman.
Bladzijde 7, opdracht 2:
genre held voorbeelden kenmerken waardering
Krachtpatser Rambo overwint altijd -
Romantische held James Bond Slaat uiteindelijk altijd een mooie dame aan de haak -/+
sportheld Pieter van den Hoogenband Aantal goede sportprestaties achter elkaar. +
Bladzijde 7, opdracht 3.1: gedaan.
Bladzijde 7, opdracht 3.2: eigenlijk zijn Laurel & Hardy antihelden, maar doordat alles verkeerd gaat lacht men erom. Als je ze in zou moeten delen in een helden categorie, is het (volgens mij) de categorie ‘komische helden’.
Bladzijde 7, opdracht 3.3: een ander voorbeeld van een antiheld, is Donald Duck. Hij beleeft samen met zijn neefjes grote avonturen, maar hij komt altijd in benarde situaties terecht waar zijn neefjes hem dan weer uit moeten redden. Ook wordt hij altijd ontslagen wanneer hij een paar dagen gewerkt heeft.
Bladzijde 8, tekening van 1 van de burgers van Calais:
Bladzijde 9, opdracht 2.5: de aanleiding van de Februaristaking zijn de anti-joodse maatregelen die de Duitse bezetters namen tijdens de eerst maanden van 1941. De staking werd uitgeroepen door de Communistische Partij Nederland en kende een enorm succes. Van Amsterdam breidde de staking zich uit naar andere delen van Nederland. Uiteindelijk werd de staking met grof geweld afgebroken.
Bladzijde 9, opdracht 2.6: het beeld zal voor veel mensen een zeer emotionele waarde gekregen hebben. Het beeld van de Dokwerker zal voor veel mensen een herinnering zijn aan de tweede wereldoorlog. Het is een soort van ‘tastbare’ herinnering.
Bladzijde 9, opdracht 2.7: een voorbeeld van een monument is het beeld van van Heutz. Toen de Nederlanders Zuid Afrika overheersten is ook van Heutz daar geweest. Bij dit beeld is echter een kanttekening noodzakelijk. Er zijn mensen die van Heutz zien als onderdrukker van de plaatselijke bevolking.
Bladzijde 11, opdracht 2a: ik vind dit verhaal erg ver gezocht. Er staan veel dingen in die helemaal niet kunnen. Een voorbeeld hiervan is het feit dat Goliat bijna 3 meter lang is.
Bladzijde 11, opdracht 2b: David is hier eigenlijk ‘de gewone jongen’die een geweldige prestatie levert. Hij was nooit echt een held, maar nu in een keer wel doordat hij Goliat op een slimme manier verslaat. Hij is de slimme held. Een tactische vechter.
Bladzijde 11, opdracht 2c: de kern van dit verhaal is volgens mij, dat niemand onoverwinnelijk is. Het ‘wie niet sterk is, moet slim zijn’ principe. Ook wordt er erg vertrouwd op de hulp van de ‘almachtige Heer’. Dit alles wordt duidelijk uit de volgende zinnen. “U komt op mij af vertrouwend op zwaard, lans en kromzwaard, maar ik kom op u af vertrouwend op de almachtige Heer, de God van de slagorden van Israël.” En ‘David overwon de Filistijn, hij won met slinger en steen.’
Bladzijde 11, opdracht 2d: Goliat ziet er in mijn verbeelding groot en indrukwekkend uit. Een sterke man, met een glanzende wapenuitrusting enz. David is meer de ‘gewone’ burger. In oude afgesleten kleren, een dun, slordig mannetje.
Bladzijde 11, opdracht 2e: als ik een moment zou moeten kiezen om te verbeelden, zou ik voor het moment van verbijstering van de Filistijnen gekozen hebben. Een verbijsterd iemand kan veel verschillende reacties hebben. Iemand kan bijvoorbeeld heel boos worden omdat de Filistijnen het ‘gevecht’ verloren hebben, maar er kunnen ook mensen zijn die eigenlijk wel blij zijn dat ‘de oorlog’ nu afgelopen is. Ik zou het moment verbeelden door middel van een tekening of schilderij.
Bladzijde 11, opdracht 2f: de belangrijkste momenten uit het verhaal vind ik, het moment dat David besluit te gaan vechten tegen Goliat. (Mededeling aan koning Saul){1}het moment dat David tegenover Goliat staat en zegt dat hij vertrouwt op hulp van God. {2} En het moment dat David Goliat verslagen heeft. {3}
Bladzijde 11, opdracht 2g: meer voorbeelden van David en Goliat verhalen zijn bijvoorbeeld het verhaal van Odysseus en de Kykloop en Klein Duimpje die de reus verslaat door middel van een list. Odysseus komt terecht in de grot van de Kykloop, en zit opgesloten. De Kykloop is een verwoed menseneter, en Odysseus verwacht ook opgegeten te worden. Hij doet aardig tegen de Kykloop en de Kykloop besluit hem als laatste op te eten. Wanneer de Kykloop hem vraagt hoe hij heet, zegt Odysseus dat hij ‘Niemand’ heet. Waarop de Kykloop zegt dat hij Niemand als laatste op zal eten. Zo rekt hij tijd en krijgt hij de kans om met een hete stok het oog van de Kykloop uit te steken, Odysseus vlucht onder de buik van een schaap. Klein Duimpje wordt samen met zijn broertjes en zusjes in het bos achtergelaten door hun ouders omdat zij te arm zijn om voor hen te zorgen. Hij strooit echter steentjes, waardoor hij de weg naar hun huisje terugvindt. (Hij heeft het gesprek van zijn ouders gehoord) Ze worden nog een keer achtergelaten, maar de broodkruimels die hij nu heeft gestrooid zijn opgegeten door de vogels. Dan klimt hij in een boom en ziet een lichtje branden. Ze gaan naar het huisje toe, en het blijkt het huis van de reus te zijn. Zijn vrouw zegt dat ze hen wel onderdak wil geven, maar dat haar man het altijd ruikt als er mensenvlees in huis is. De reus ontdekt ze inderdaad, en wil ze ook opeten. De reus heeft ook dochters, doordat Klein Duimpje hun petten op de bedden van de dochters legt, eet de reus zijn eigen dochters op. Zijn broertjes en zusjes vluchten, en Klein Duimpje komt hen achterna in de zevenmijlslaarzen van de reus.
Bladzijde 11, opdracht 2h: dit verhaal behoort tot de wereldliteratuur, omdat het veel invloed heeft gehad op de kunst en culturen over de hele wereld. Godsdienst is een onderdeel in het leven van vele mensen.
Bladzijde 11, opdracht 4.1: gedaan.
Bladzijde 11, opdracht 4.2: de overeenkomsten in de afbeeldingen is, dat David afgebeeld is zonder wapenuitrusting e.d. Ook is het lichaam van David in alle beeldhouwwerken in goede proporties.
Bladzijde 11, opdracht 4.3: op afbeelding 6 komt David net aan bij het kamp en ziet Goliat. Op afbeelding 7 heeft hij Goliat al verslagen, en het hoofd er al afgeslagen. Op afbeelding 8 gooit David net de steen naar Goliat.
Bladzijde 11, opdracht 4.4: afbeelding 6: ik denk dat de beeldhouwer voor dit moment gekozen heeft om het principe: ik kwam, ik zag en ik overwon duidelijk te maken. Afbeelding 7 wil duidelijk de overwinning laten zien. In de ogen van deze beeldhouwer is David een echte held. Afbeelding 8 is ‘een held in actie’ ik denk dat de beeldhouwer bewust voor de ‘actie’ gekozen heeft.
Bladzijde 13, opdracht 8.5: gedaan.
Bladzijde 13, opdracht 8.6: de muziek is heel groots, zo heeft de componist denk ik geprobeerd de bewondering voor Napoleon Bonaparte duidelijk te maken. Het einde is heel ‘sober’ daar is de componist min of meer van mening veranderd. Hij kwam erachter dat Napoleon het niet zo nauw nam met de mensenrechten.
Bladzijde 13, opdracht 8.7: ik vind de opbouw van heel zachtjes tot erg groots mooi, maar wat er achteraan komt een beetje voorzichtig. Het grootse gedeelte is een soort van ‘hoogtepunt’ in dit muziekstuk.
Bladzijde 14, opdracht 10.2: gedaan.
Bladzijde 14, opdracht 10.3: in de song en op het schilderij gaat het over de helden van de arbeidende klasse. Het gaat met name over het zware werk dat ze uitvoeren. Ze moeten hard werken voor weinig geld, maar klagen doen ze nooit.
Bladzijde 34, opdracht 16.1: gedaan.
Bladzijde 34, opdracht 16.2: gedaan, het verhaal heet: ‘De ganzengroet’.
Bladzijde 34, opdracht 16.3: de (in dit geval) actrice die deze rol moet gaan spelen is Simone Kleinsma. Zij leek mij een geschikte vrouw om deze rol te vertolken. Het gaat over een dame van middelbare leeftijd, die haar man verloren heeft. Het is een ernstig karakter, die overal veel over nadenkt. Maar ze gaat trouw elke woensdag door weer en wind naar het kerkhof, om het graf te verzorgen, en even met haar overleden man te ‘praten’.
Bladzijde 34, opdracht 16.4: de hoofdpersoon zie ik als een ernstige vrouw die al veel meegemaakt heeft in haar leven. Zo’n type dat altijd lang nadenkt voordat ze een beslissing. Weinig impulsief. Dat ze zo weloverwogen is, heeft te maken met het feit dat ze kortgeleden haar man verloren heeft. (Jean) Wanneer ze op een woensdagmorgen weer naar het kerkhof gaat, zoals ze dat elke woensdag doet. Vraagt ze zich af waarom ze het toch eigenlijk elke woensdag weer doet. Als ze op het kerkhof is, ziet ze dat er een graf naast Jean’s graf gekomen is. Het is van een kind. Een kind van net 6 jaar, Tommy. Dan hoort ze een heldere kinderstem, het is van een klein meisje. Tommy’s zusje. Het kind maakt door een paar opmerkingen een heleboel gevoelens in haar los.
Bladzijde 34, opdracht 16.5: ik zie vrouw voor mij, in een lange lichte regenjas, met hoog opgetrokken kraag. Daaronder een donkere (spijker)broek, en hoge stevige bruine schoenen. De vrouw heeft korte blond/grijze haren, enigszins verwaait door de wind en regen.
Bladzijde 34, opdracht 16.6: dit verhaal speelt zich niet af in een woon of werkkamer, maar op weg naar het kerkhof en het kerkhof. De weg naar het kerkhof ziet er verlaten uit. Het is donker herfstachtig weer. De bladeren zijn grotendeels al van de bomen gewaaid, en liggen op straat. Het motregent een beetje. Ze komt onderweg maar een paar mensen tegen. Mensen die eruit zien alsof ze ook liever niet naar buiten gegaan waren, maar moesten. Op het kerkhof is het stil. Ook daar staan maar enkele bomen die hun bladeren nog hebben. Behalve de vrouw en het meisje en haar moeder, is er helemaal niemand.
Bladzijde 34, opdracht 16.7: de muziek die ik hier het best bij vind passen is een nummer van Within Temptation. Het nummer heet Restless.
Bladzijde 36, opdracht 19.1: gedaan.
Bladzijde 36, opdracht 19.2: gedaan.
Bladzijde 37, opdracht 19.3: de vooroorlogse interpretatie van Wotan was, dat hij een goede god was. De naoorlogse interpretatie is echter heel anders. Naarmate de tijd vordert, is hij ‘slechter’ geworden. Hij kreeg ineens ook karaktertrekken waar niet iedereen het ‘mee eens’ is. Zo krijgt hij de interpretatie van bijv. een bankier, gangsterleider, als toerist, Richard Wagner, en zelfs als Honecker.
Bladzijde 38, opdracht 23.1: gedaan.
Bladzijde 38, opdracht 23.2: gedaan.
Bladzijde 40, opdracht 23.3: ik vind het een leuk fragment. Ik heb het hele boek gelezen, (de Odyssee) en ik vond het een leuk boek. De listen zijn inventief. De meeste listen zijn niet uit te voeren, en zo overduidelijk ‘nep’ dat het weer leuk wordt.
Bladzijde 40, opdracht 23.4: Odysseus is eigenlijk alleen maar slim. De listen die hij bedenkt zijn eigenlijk alleen maar listen niets met brute kracht o.i.d te maken hebben. Hij is zijn tegenstanders altijd te slim af door zijn hersens te gebruiken. Een voorbeeld hiervan is dat Odysseus zegt dat hij Niemand heet. Doordat de kykloop zegt dat Niemand hem verwond heeft, gaan ze weer weg. Zo hebben ze kunnen ontsnappen.
Bladzijde 40, opdracht 23.5: gedaan.
Bladzijde 40, opdracht 23.6: Hartman verteld alsof je er zelf bij betrokken bent. Je bent een van de bemanningsleden van zijn schip. Imme Dros verteld alleen maar over wat er gebeurt, vanuit de gedachten en gevoelens van Odysseus. Hartman citeert ook bemanningsleden en Odysseus. Hartman laat de angsten van de bemanningsleden ook duidelijk zien. (“Het lukt nooit!”zei een van de mannen benauwd, “ Als die kykloop de hitte voelt wordt ‘ie wakker en dan zijn we er allemaal geweest.”) Bij de vertaling van Imme Dros blijft het allemaal wat vager. (“ik sprak mijn vrienden moed in, dat er niet iemand in zijn angst nog terug zou deinzen.”) Het stuk van Hartman bouwt de spanning veel meer op. De angst, de voorbereiding enz. Bij het stuk van Dros is het heel duidelijk dat het om de gevolgen van de list gaat. Doordat de menselijke aspecten bij het verhaal van Hartman veel meer aan bod komen, voel ik mij meer betrokken bij dat fragment. Het stukje van Dros is meer een weergave van feiten.
Bladzijde 40, opdracht 23.7: gedaan.
Bladzijde 41, opdracht 23.8:
A: in het stukje van Inge Merkel is Odysseus ook maar een gewoon mens. Hij heeft een meningsverschil, en eigenlijk weet hij ook wel dat zijn vrouw gelijk heeft. In de stukken van Dros en Hartman is hij de slimme held die altijd gelijk heeft, en zijn mannen nemen altijd maar aan dat wat hij zegt, waar is.
B: ik denk dat de bedoeling van de schrijfster is, te laten zien dat het geen supermens is. Dat het leven van Odysseus niet alleen maar bestond uit heldendaden, maar ook uit gewone aspecten.
C: ik denk dat ik de hele roman wel zou willen lezen. Ik denk dat de verschillen tussen ‘thuis’ en ‘op reis’ heel erg groot zijn. De ‘o zo grote held, die helpt met het afwassen’ bijv. Ik denk dat het wel komisch is.
D: ik denk dat ik de versie van Merkel het leukst zou vinden. Argumentatie: zie 23.8 – C.
Bladzijde 41, opdracht 24.1: gedaan.
Bladzijde 41, opdracht 24.2:
A: afbeelding 20: de mannen vluchten onder de schapen de grot uit. Dat zie je aan de mannen die onder de schapen de grot uitkruipen.
Afbeelding 21: de Kykloop vraagt aan de ram waarom hij nog in de grot is. En of dat misschien komt doordat hij het oog van zijn baasje mist. Dat zie je aan de aaiende Polyfemos.
Afbeelding 22: (ik denk) de terugtocht van Odysseus. Ik denk dat hij op deze afbeelding bijna thuis is Dat is te zie aan de huiselijke omgeving die er afgebeeld is, en het bootje waar Odysseus nog in zit.
Afbeelding 23: de mannen zijn net aangekomen bij de grot van de Kykloop, de Kykloop is nog in afwachting. Hij praat nog met ze. Odysseus stelt zich voor als Niemand, en bied Polyfemos zoete wijn aan.
B: in afbeelding 20 is Polyfemos afgebeeld als een grote gespierde man, die ook redelijk goede proporties bezit. In vergelijking met afbeelding 20, is de Kykloop in 21 afgebeeld als echte (lelijke) reus. Groot en onhandig. In afbeelding 23 is hij maar iets groter dan de mannen en draagt hij net zulke kleding. In alle afbeeldingen waarop de ‘held’ te zien is, draagt hij andere kleding. In afbeelding 22 is de kleding zelfs nog redelijk schoon, en is heeft hij zelfs nog niet eens een baard! (na een lange reis???)
C: hij neemt het verhaal niet aan als waar. Hij beeld het verhaal onwerkelijk af.
D: ik vind afbeelding 20 het best bij de held passen, hij heeft kleding aan die het ‘werkelijkst’ overkomt. Op je blote voeten een gevecht aangaan met iedereen die je tegenkomt lijkt mij nou niet het toppunt van praktisch.
E: afbeelding 21 vind ik het beste bij de Kykloop Polyfemos passen. Dit beeld vind ik het beste bij de beschrijvingen in de tekst passen.
F: ik zou de Kykloop iets groter maken, maar voor de rest ongeveer net zo afbeelden als op afbeelding 21. De held had ik iets eenvoudiger kleding ‘gegeven’. Niet al te veel poespas. Met veel extra attributen lijkt het verhaal minder geloofwaardig. Niemand gelooft toch dat je de hele reis die kleding volledig compleet draagt en houdt.
Bladzijde 41, opdracht 24.3: de bedoeling van dit gedicht is (volgens mij) een beetje ‘belachelijk’ maken van de avonturen van Odysseus. De schrijver zegt, dat je geen vijanden tegenkomt wanneer je dat niet wilt. (“De Kyklopen en de Laistrygonen , de woedende Poseidon, je zult hen niet ontmoeten als je ze niet in je eigen geest meedraagt.”) Hij schildert Odysseus af als een mannetje dat doet alsof hij wel moest, terwijl hij het in de ogen van de dichter alle problemen zelf uitgelokt heeft.
Bladzijde 42, opdracht 24.4: gedaan.
Bladzijde 42, opdracht 24.5:
A: de choreografe ziet de held als een persoon die niet meer weet wat hij wil, en wat hij wel en niet moet doen. Dat maakt ze duidelijk door Odysseus onhandig met grote passen en molenwiekende armen over het toneel te laten snellen.
B: Kalypso: wordt niet echt heel erg duidelijk, maar ik denk dat de choreografe haar ziet als een elegante vrouw.
Kirke: een grillige, mysterieuze vrouw, die op een veel dubbelzinniger wijze Odysseus probeert te verleiden.
Nausikaä: het onschuldige meisje. Onschuld en puurheid. Verlegen en teder ook.
C: er is muziek toegevoegd aan het stuk. Muziek kan veel stemmingen en sferen goed weergeven.
Bladzijde 42, opdracht 24.6: deze dans zou je kunnen rekenen tot ballet.
Bladzijde 42, opdracht 24.7: ik vind dit een goede recensie. Er is sprake van een duidelijke beschrijving van inhoud en thematiek, interpretatie van de voorstelling en veel duidelijke informatie over het gezelschap e.d. Ook geeft ze min of meer een waardeoordeel.
Bladzijde 42, opdracht 24.8: ik weet niet of ik deze voorstelling zou willen zien. Aan de ene kant is de verhaallijn die bedacht is wel leuk, maar ik denk dat de dans mij op een gegeven moment erg gaat vervelen.
Bladzijde 43, opdracht 25.1:
Listen van Odysseus:
* ontsnapping bij Polyfemos.
* negeren gezang van Sirenen.
* toverkruid bij Circe
* trojaans paard
Bladzijde 43, opdracht 25.2:
ontsnapping bij Polyfemos: de situatie is gevaarlijk, de vijand wordt afgeschilderd als dom, de list is slim bedacht, de inspanning die er geleverd moet worden is vrij groot, er is geen sprake van hulp van buitenaf, de list is niet echt geloofwaardig en niet herhaalbaar.
Negeren gezang van Sirenen: de situatie is niet echt gevaarlijk, de vijand is slim, de list is heel praktisch, (iedereen had het kunnen bedenken) er hoeft maar weinig inspanning geleverd te worden om de list uit te voeren, er is ook hier geen sprake van hulp van buitenaf, de list is (redelijk) geloofwaardig, maar niet herhaalbaar in andere situaties.
Toverkruid bij Circe: de situatie is niet echt gevaarlijk, de vijand is een slimme heks, de list is niet echt slim, de inspanning die er geleverd moet worden is weinig, er is hier sprake van hulp van buitenaf, de list is niet geloofwaardig en ook niet herhaalbaar in andere situaties.
Trojaans paard: de situatie is (nog) niet echt gevaarlijk, de vijand is naïef, de list is slim, het bouwen van ‘de list’ kostte veel lichamelijke inspanning, er is geen sprake van onverwachte hulp van buitenaf, de list is niet echt geloofwaardig, en ook niet herhaalbaar in andere situaties.
Bladzijde 43, opdracht 25.3: gedaan.
Bladzijde 43, opdracht 25.4: de listen die in dit soort films vaak voorkomen zien er vaak slim uit, omdat de tegenstander zo dom is. De meeste listen zijn vaak zeer ongeloofwaardig, en voor een normaal mens niet te doen. Helden uit films hebben altijd alle geluk van de wereld, en vaak krijgen ze ineens hulp uit een hoek waarvan men het niet verwachtte.
Bladzijde 43, opdracht 25.5: de listen uit films zijn vaak ingewikkelder en technischer. De listen van Odysseus zijn vaak listen waar je een beetje hersens voor nodig hebt, en lichamelijke inspanning geen overbodige luxe. In films zijn ze elkaar net altijd te slim af door een of ander technisch foefje.
Bladzijde 43, opdracht 25.6: de listen van Odysseus waardeer ik het meest. Die zijn geloofwaardiger dan listen in films. Die listen zou een normaal mens niet eens kunnen uitvoeren. De listen van Odysseus zijn vaak heel ingenieus bedacht, en zou in principe bijna iedereen kunnen uitvoeren.
REACTIES
1 seconde geleden