Thema 4

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 576 woorden
  • 25 februari 2004
  • 139 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
139 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Basisstof 1 De samenstelling van bloed Opdracht 1: 1) 90% uit water met opgeloste stoffen
2) Zuurstof, voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen. 3) Bloed bestaat uit 40% bloedcellen en bloedplaatjes
4) Hemoglobine
5) IJzer
6) De persoon bevat niet genoeg hemoglobine
7) Witte bloedcellen kunnen van vorm veranderen. Hierdoor kunnen ze door de kleine openingen van de bloedvat heen en hebben ze ook een functie buiten de bloedvaten. 8) Witte bloedcellen gaan dood bij het bestrijden van binnengedrongen bacterïen. De dode witte bloedcellen en dode bacteriën vormen samen etter en pus. 9) De bloedplaatjes en bloedplasma. 10) Bij iemand met trombose heeft,is een gestolde bloedprop binnen een bloedvat ontstaan. De bloedprop kan de bloedvat afsluiten Opdracht 2: Rode bloedcellen Witte bloedcellen Bloedplaatjes

1 hebben ze een celkern Nee Ja Nee
2 wat is hun functie Zuurstof transport Vernietiging ziekteverwekkers Bloedstolling
3 hoeveel zitten er in 1 mm³ bloed 5 000 000 5 000 300 000 Opdracht 3: Zie de knipbladen. Basisstof 2 De bloedsomloop Opdracht 4: 1) omdat het bloed per omloop 2 keer door het hart stroomt. 2) Zuurstof opnemen in het bloed en koolstofdioxide afgeven aan de lucht. 3) Rood is zuurstofrijk. Bloed van de longen is zuurstof rijk Basisstof 3 Het hart Opdracht 5: Zie de knipbladen Opdracht 6: 1) In de borstholte, iets naar links onder het borstbeen
2) Kransslagaders
3) Kransaders
4) De kamers, want de kamers pompen het bloed veel verder weg dan de boezems
5) De linkerkamer, want de linkerkamer pompt het bloed door het heel lichaam en de rechterkamer alleen naar de longen.
Opdracht 7: Kleine bloedsomloop Grote bloedsomloop
Volgorde 1 rechterkamer 1 linkerkamer
2 longslagaders 2 aorta
3 longen 3 organen
4 longaders 4 holle aders
5 linkerboezem 5 rechterboezem Opdracht 8: 1) Het cholesterol dat zich aan de wand heeft bevestigd kan dan niet meer loskomen. Daardoor wordt de cholesterollaag aan de bloedvatwand dikker en bloedvat steeds nauwer. 2) De bloedvaten raken verstopt doordat een dikken cholesterollaag bevindt
3) Trombose en aderverkalking
4) Doordat de taak die een kleine, verstopte aftakking van een kransslagader had, wordt overgenomen daar een andere aftakking. 5) – niet te veel vette voedingsmiddelen eten - niet roken - zorgen voor regelmatige lichaamsbeweging Basisstof 4 De bloedvaten Opdracht 9: Slagaders Aders

1 het bloed stroomt Van het hart weg Naar het hart toe
2 de bloeddruk is Hoog Laag
3 de wand is Dik stevig en elastisch Dun
4 de bloedstroom is Kloppend Niet kloppend, regelmatig
5 ze liggen meestal Diep in het lichaam Minder diep in het lichaam
6 kleppen bevinden zich Alleen bij het hart ( de halvemaanvormige kleppen) Op veel plaatsen Opdracht 10: 1) De wand van een haarvat is een cellaag dik. 2) Zuurstof en voedingsstoffen. 3) Koolstofdioxide en andere afvalstoffen. 4) De aderkleppen laten het bloed maar 1 richting door, in de richting van het hart. Als het bloed terug dreigt te stromen, sluiten de kleppen vanzelf doordat het bloed de kleppen dichtduwt. Langzaam word het bloed terug gevoerd naar het hart. 5) Omdat uit een slagader het bloed snel en met grote kracht naar buiten stroomt. Basisstof 5 Uitscheiding Opdracht 11 Zie de knipbladen
Opdracht 12 1) De leverslagader en poortader
2) Leverader
3) Het bloed is afkomstig van de darmwand waar zuurstof uit het bloed al verbruikt is. 4) In de darmwand zijn verteringsproducten vanuit de dunne darm in het bloed zijn opgenomen. 5) Wordt tijdelijk opgeslagen
6) De longslagaders. 7) De longaders. Basisstof 6 Uitscheiding Opdracht 13: Zie de knipbladen Opdracht 14: 1) In de buikholte, links en rechts van de wervelkolom, vlak onder het middenrif. 2) Nierschors en niermerg. 3) Afvalstoffen,overtollig water, overtollige zouten en schadelijke stoffen
4) Verzamelen van urine
5) Afvoeren van urine naar urineblaas
6) Tijdelijk opslaan van de urine
7) Afvoeren van urine uit het lichaam
8) Als je veel gedronken hebt, produceren de nieren veel urine
9) De urine is licht van kleur

10) Als je al enige tijd dorst hebt, produceren de nieren weinig urine
11) De urine is donker van kleur

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.