Vouloir Willen
Présent o.t.t
Je veux Ik wil
Tu veux Jij wilt
il/elle/on veut Hij / zij / men wil
nous voulons Wij willen
vous voulez U wilt / jullie willen
ils/elles veulent Zij willen
Pouvoir Kunnen
Présent o.t.t
Je peux Ik kan
Tu peux Jij kan
il/elle/on peut Hij / zij / men kan
nous pouvons Wij kunnen
vous pouvez U kunt / jullie kunnen
ils/elles peuvent Zij kunnen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden