Een periode of datum aangeven
Date: Le premier février, le deux septembre
Je gebruikt le + het cijfer + de maand.
Uitzondering: de eerste van de maand is niet un, maar premier.
Pendant (tijdens) gebruik je met een z.n.
Pendant son enfance: tijdens zijn/haar kindertijd
En + jaar: en deux mille quinze (2015). En mille neuf cent soixante (1960)
Au + eeuw: au vingtième siècle, au vingt et unième siècle.
De rangtelwoorden
Je maakt en rangtelwoord door –ième toe te voegen.
Uitzonderingen:
- Premier: le premier siècle
- Als het cijfer eindigt op –e, moet je eerste de –e weg halen: quatrième
Premier, deuxième, troisième, quatrième, cinquième, sixième, septième, huitième, neuvième, dixième.
Moment in de tijd aangeven
Pendant + z.n.: tijdens
Pendant mon enfance, j'ai habité en France.
À partir de + z.n. / tijdstip : vanaf
À partir de cette époque, j'ai commencé la guitare.
À partir de 2014, j'ai commencé la guitare.
Entre... et ....: tussen ... en ....
Entre 2013 et 2014, j'ai joué dans un groupe.
Jusque + z.n. / datum: tot
Jusqu'en 2010, j'ai fait des compétitions de hockey.
Jusqu’à la fin, il a bien joué (Tot het einde heeft hij goed gespeeld).
De… à..: van… tot…
De 2001 à 2010, j’ai joué au foot.
Du lundi au vendredi, nous jouons au foot.
Du 13 au 20 septembre, il y a une exposition.
À : à onze ans (toen ik 11 was)
Herhaling
Avant + z.n. (voor)
Avant le mariage, elle a voyagé.
Avant + DE + Hele werkwoord
avant de voyager, elle s’est mariée.
Après + z.n. (na)
Après le voyage, elle a habité à Paris.
Il y a (geleden)
J’ai été en Angleterre il y a un an.
Structuurwoorden (om een verhaal te vertellen)
D’abord: eerst
D’abord, elle a commencé à jouer au théâtre.
Ensuite, puis : vervolgens
Ensuite, elle a continué avec le cinéma.
Après: na
Après le cinéma, elle a commencé à peindre.
Finalement: uiteindelijk
Finalement, elle est devenue (is geworden) célèbre.
À la fin de (+z.n.): aan het einde van
À la fin de sa vie, elle a vendu des cacahuètes. (aan het einde van haar leven, verkocht ze pinda’s)
Herhaling
Avant + z.n. (voor)
Avant le mariage, elle a voyagé.
Avant + DE + Hele werkwoord
Avant de voyager, elle s’est mariée.
Après + z.n. (na)
Après le voyage, elle a habité à Paris.
Il y a (geleden)
J’ai été en Angleterre il y a un an.
Het voornaamwoord y: (er)heen
Y vervangt een plaats.
Tu vas à Paris? Oui, j’y vais.
Y vervangt in deze zin: Paris.
Plaats van y:
- Met présent en passé composé: y komt vlak achter het onderwerp.
On y va / tu y es allé. - Met ontkenning: y komt vlak achter de ‘ne’
Je n’y vais pas / je n’y suis pas allé. - Met een heel werkwoord in de zin, moet de ‘y’ vlak voor het hele werkwoord komen.
Tu veux aller à Paris? Oui, je veux y aller.
De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Alle bijvoeglijke naamwoorden staan achter het z.n. behalve:
petit (klein), beau (mooi), bon (goed), mauvais (slecht), nouveau (nieuw), gros (dik), grand (groot), joli (mooi).
Lui, leur: Het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp
Lui:
- Vervangt een persoon (enkelvoud, vrouwelijk/mannelijk).
- Vervangt een meewerkend voorwerp.
- Je parle à Sophie: je lui parle
- Je donne le livre à Jean: Je lui donne le livre
Leur:
- Vervangt meerdere personen (is dus altijd meervoud).
- Vervangt een meewerkend voorwerp.
- J’écris aux enfants. Je leur écris.
- LET OP: leur gebruik je ook als bezittelijke voornaamwoord.
De plaats van lui, leur in de zin:
Ze worden tussen het onderwerp en de PV van de zin geplaatst.
Je parle à François. Je lui parle.
Uitzondering: als er een heel werkwoord in de zin is, plaats je lui, leur vlak voor het hele werkwoord.
Je veux parler à François. Je veux lui parler.
Met een ontkenning :
Onderwerp – NE –les, lui, leur – PV - PAS – de rest van de zin
Il parle à François aujourd’hui. Il ne lui parle pas aujourd’hui.
Ontkenning + passé composé
Onderwerp – NE –lui, leur – hulpwerkwoord - PAS – voltooid deelwoord - de rest van de zin
Je ne lui ai pas parlé.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden