Economie samenvatting module 1
|
Behoeften →Middelen Onbeperkt Beperkt
Behoeftenvan mensen veranderen als meer Middelen krijgen→
meer middelen→je past je behoeftes aan je wil meer
je hebt dus nooit genoeg middelen want je wil meer → behoeftes groeien mee
schaarste:alles watje kunt kopen maar ook aan iets anders zou kunnen uitgeven bijna alles is schaarste
Kosten: nadeel dat je ergens bij hebt
Baten: voordeel dat je ergens bij hebt
Budgetlijn
Kroket = €2 CD = €12
Budget = €36
Alleen CD of Alleen Krokettten → 36:2= 18 36:12=3
Als je alleen het BUDGET weet → 36:18= 2 36:2=12
Formule → Budget€ = Prijs x Q1+Prijs x Q2
Ruilen
directe ruil: ruilen van product voor een ander product voor een ander product
indirecte ruil: geld ruilen voor een product
Autarkie: voledig zelfvoorzienend geen ruil matties
transactie kosten: bijkomende kosten ook in de vorm van tijd geld enz
Geld verschijnselen
Chartaal: muntgeld en bank biljetten
Chiraal: geld dat op een bankrekening staat
Fiduciar: geld waarbij het vertrouwen van mensen de waarde bepaalt
3 Functies van geld
Spaarmiddel/oppotmiddel
rekenmiddel ruilmiddel
4 eisen van geld handzaam
duurzaam
deelbaar
niet makkelijk namaakbaar
verbeteren Schooling Specialisatie Mechanisering& automatisering Betere werk omstandigheden |
Intrinsieke waarde: waarde van matriaal van geld
extrinsieke waarde: nominale waarde, wat er op het geld gedrukt staat arbeidsproductifiteit: hoeveel kan je produceren in bep.tijd p.p
Module 2
Consumenten surplus (gniffel gniffel gevoel) zie boekje
prijs elasticiteit: % verandering vraag . % verandering prijs inkomens elasticiteit: % verandering vraag . % verandering inkomen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden