Hoofdstuk 4
Inkomensverdeling
Niet iedereen heeft eenzelfde inkomen, sommige mensen hebben een laag inkomen en anderen een hoog inkomen. Een inkomensverdeling laat zien welk deel (percentage) van het totale inkomen een bepaald percentage van de mensen heeft. In een grafiek getekend, levert dit een lorenzcurve op. Een lorenzcurve geeft de mate van ongelijkheid van de inkomensverdeling over personen weer. Hoe dikker de buik van de lorenzcurve hoe ongelijker (schever) de inkomensverdeling. Als de inkomensverdeling gelijker wordt spreken we van nivelleren en wordt de inkomensverdeling ongelijker dan is er sprake van denivelleren. Op grond van de lorenzcurve kun je echter geen uitspraak doen over rechtvaardig of onrechtvaardig.
Primaire en secundaire inkomensverdeling
Primaire inkomens zijn alle bij het productieproces verdiende bruto inkomens, zoals loon, pacht, huur, rente en winst. Het primaire inkomen wordt door de overheid herverdeeld. Er worden enerzijds belasting en sociale premies door de overheid ingehouden en anderzijds uitkeringen, subsidies en toeslagen betaald. Het inkomen na herverdeling noemen we het secundaire inkomen.
Secundair inkomen = primair inkomen – ingehouden belastingen en sociale premies + uitkeringen.
Het secundaire inkomen is het netto besteedbaar inkomen.
Hoofdstuk 2
Kinderen kosten geld
De overheid komt de ouders hierin tegemoet door het geven van kinderbijslag. Zodra jongeren de leeftijd van 16 bereiken zoeken ze heel vaak een bijbaantje en hebben ze hun eerste eigen middelen.
Bijverdienste
Ben je 16 of 17 en thuiswonend dan mag je maximaal € 4.784 per jaar bijverdienen (in 2010). Verdien je meer dan € 4.784 dan wordt er gekort op de kinderbijslag.
Ruilen over de tijd
Sparen is het niet consumeren van inkomen of het uitstellen van consumptie. Over het spaargeld krijg je rente. In feite verplaats je consumptie naar de toekomst. Je ruilt over de tijd. Lenen is wat dat betreft het omgekeerde van sparen. Consumeren wordt dan naar voor gehaald. Het koopmoment ligt voor het moment dat je inkomen ontvangt. Ook hierbij is sprake van ruilen over de tijd. Bij lenen krijg je geen rente maar moet je rente betalen.
Studeren
Ook studeren heeft alles te maken met ruilen over de tijd. Een studie kost geld en tijd. Het is een investering die later vruchten (geld/inkomen) op moet leveren. Het alternatief van geen hogere studie is meteen gaan werken. Dan kun je meteen oogsten, zei het dat die oogst tot je pensioen veel lager zal zijn in vergelijking met iemand die wel een hogere studie heeft gevolgd.
Hoofdstuk 3
Eenmaal een hogere opleiding afgerond, ga je op zoek naar werk. Dit kan zijn in dienst van een bedrijf als werknemer of als zelfstandig ondernemer. In loondienst werken verschaft meer zekerheid maar als zelfstandige kan het inkomen hoger zijn.
Als werknemer verdien je een bepaald (bruto) loon. Op dat loon wordt de loonheffing (een soort voorschot op de inkomensheffing) ingehouden.
Loonheffing
De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekeringen. De premies volksverzekeringen wordt betaald voor de AOW, de ANW en de AWBZ. Daarnaast wordt op het bruto salaris de pensioenpremie en de premie Zorgverzekeringswet (ZVW) ingehouden.
Het brutoloon min de loonheffing, min de pensioenpremie en min de premie ZVW geeft het netto of besteedbaar loon.
Inkomensheffing
De inkomensheffing werkt als volgt:
bruto jaarinkomen– aftrekposten = belastbaar inkomen
Over het belastbaar inkomen wordt het heffingsbedrag berekend. Daarbij moet rekening gehouden worden met het tarief over de verschillende schijven. De algemene heffingskorting en de arbeidskorting verlagen het bedrag aan heffing dat uiteindelijk betaald moet worden.
bruto jaarinkomen – heffing = netto jaarinkomen
Gemiddeld en marginaal tarief
Over de eerste twee schijven (tot een bedrag van € 32.127) betaal je ongeveer € 6.500 aan premies volksverzekeringen en € 1.960 aan belastingen. Iemand met een inkomen van € 100.000 betaalt ongeveer € 6.500 aan premies volksverzekeringen en € 35.000 aan belastingen. In dit geval bedraagt het marginaal tarief 52% (hoogste tarief dat van toepassing is) en het gemiddeld tarief is 41.500/100.000 x 100% = 41,5%.
Progressief, proportioneel en degressief
De inkomensheffing is progressief als bij een stijging van het inkomen het heffingspercentage ook hoger wordt. Progressieve belastingen nivelleren de inkomensverdeling.
De inkomensheffing is proportioneel als bij een stijging van het inkomen het heffingspercentage constant blijft.
De inkomensheffing is degressief als bij een stijging van het inkomen het heffingspercentage lager wordt. Degressieve belastingen denivelleren de inkomensverdeling.
Hoofdstuk 1
Keuze maken
Het maken van de juiste keuze is niet altijd makkelijk. Sofie staat voor de keuze de havo afmaken en daarna een hbo-opleiding te volgen of nu gaan werken en een deeltijd mbo-opleiding te volgen.
Samenwerken of niet
Tara en Sofie delen samen een kamer en moeten die kamer ook opruimen. Tara en Sofie kunnen dat samen doen (dat gaat het snelst) of het aan de ander over te laten en zo optimaal te profiteren van de inzet van de ander. Zulk gedrag heet meeliftersgedrag. Je lift mee op de inspanningen van de ander en doet zelf niks. Dit probleem – wel of niet samenwerken – staat bekend als het gevangendilemma. Hierbij wordt er van uitgegaan dat iedereen rationeel handelt. Een gevangendilemma kenmerkt zich door het feit dat wat de ander ook doet, je altijd dezelfde strategie kiest, de zogenaamde dominante strategie. Deze leidt niet tot het beste resultaat. Het beste resultaat kan alleen bereikt worden indien er bindende afspraken gemaakt worden.
Het gevangendilemma is afkomstig uit de speltheorie. De speltheorie bestudeert het nemen van beslissingen waarbij de uitkomst afhangt van de keuze van de ander.
Budgetlijn
Een budgetlijn geeft de verschillende combinaties van twee bestedingsmogelijkheden bij een bepaald budget. In onderstaande grafiek wordt dit toegepast op inkomen en vrije tijd. Om drie uur minder per dag te werken moet je € 60 opofferen. De opofferingskosten van 1 uur meer vrije tijd zijn dus € 20. Er ontstaat hierbij een keuzeprobleem. Meer vrije tijd betekent minder werken en minder werken betekent minder inkomen. Niet alleen inkomen draagt bij aan de welvaart, ook vrije tijd draagt daaraan bij.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden