Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Vaste voorzetsels: 'Der' en 'Ein' Gruppe

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Aantekening door een scholier
  • Klas onbekend | 814 woorden
  • 21 april 2016
  • 52 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
52 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

vaste voorzetsels +4, lijden voorwerp (ondergaat de handeling):

durch=           door                                                              bis=                tot

für=                voor (ten behoeve/gunste van)                  gegen=           tegen

ohne=             zonder                                                          entlang=        langs

um=                om

 

 

vaste voorzetsels +3, meewerkend voorwerp (aan/voor)

mit=                met                                                                zu*=               naar, tot, bij

nach=            na, naar                                                       aus=              uit

bei=                bij       (bei dem=beim)                              außer=          behalve

seit=               sinds                                                            entgegen=   tegemoet

von=              van, door                                                     gegenüber= tegenover

 

* zu dem=zum,  zu der= zur

persoonlijk voornaamwoord

enkelvoud:

 

ik

jij

hij

zij

het

men

+1

ich

du

er

sie

es

man

+3

mir

dir

ihm

ihr

ihm

-

+4

mich

dich

ihn

sie

es

-

meervoud:

 

wij

jullie

zij

u

+1

wir

ihr

sie

Sie

+3

uns

euch

ihnen

Ihnen

+4

uns

euch

sie

Sie

vragend voornaamwoord

 

wie

wat

+1

wer

was

+3

wem

-

+4

wen

was

 

 

der-Gruppe:              

+1

der Mann

die Frau

das Kind

mv, die Kinder

+3

dem Mann

der Frau

dem Kind

den +n Kindern

+4

den Mann

die Frau

das Kind

die Kinder

dies-(deze,dit), welch-(welke), all-(alle), jed-(elk, ieder) krijgen dezelfde uitgangen

 

ein-Gruppe:

+1

ein

eine

ein

keine

+3

einem Mann

einer Frau

einem Kind

keinen +n Kindern

+4

einen Mann

eine Frau

ein Kind

keine Kinder

bezittelijke voornaamwoorden: mein- (mijn), dein- (jouw, je), sein (zijn), ihr (haar), unser- (ons, onze), euer- (jullie), ihr- (hun), Ihr (uw) krijgen dezelfde uitgangen

REACTIES

K.

K.

top hier heb ik iets aan

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.