Kunststromingen

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 828 woorden
  • 9 februari 2009
  • 29 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
29 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De stromingen:

- Neoclassicisme
- Romantiek
- Realisme
- Impressionisme
- Postimpressionisme
- Expressionisme
- Kubisme

Neoclassicisme
Eind 18e eeuw, begin 19e eeuw.

Het ontstaan.
De overdreven kitscherige versieringen van de late barok was de stijl van de adel. Daartegen begon niet-adel zich te verzetten.
Na opgravingen in Pompeij, nam de interesse in de oude klassieke stijl van de Romeinen en Grieken toe. Men kreeg meer behoefte aan een sobere, ingetogen maar toch grootste en monumentale stijl.

Belangrijke gebeurtenissen.

- De Verlichting
- De Franse Revolutie
- De Industriële Revolutie.

Gebouwen: zuilen, triomfbogen.

Kenmerken:
• Nauwkeurige stofuitdrukking.
• Tekenachtige schilderstijl, nauwelijks penseelstrepen te zien, precies.
• Geïdealiseerde portretten: gladde huid, rechte neus, licht krullend haar.
• Perfect gevormde en sportieve lichamen.
• Evenwichtige en rustige composities, horizontale en verticale lijnen.
• Niet al te grote licht/donker contrast.

Neoclassicisten maakten werk in opdracht van adel.

Napoleon gebruikte de klassieke kunst als propaganda voor zijn macht.

Het einde.
Toen Napoleons macht ten einde was, nam de belangstelling voor het neoclassicisme ook af. De burgerij kreeg meer inspraak en wilde verschillende kunststromingen,


Romantiek
Eind 19e eeuw.


Ontstaan:
Protest tegen het koude, zakelijke classicisme. Meer emotie en natuurlijke elementen.

Kenmerken:
• Nadruk op natuurverschijnselen.
• Nadruk op gevoelsuitingen, ook bij dieren.
• Grote contrasten. Licht/donker, tegengestelde bewegingen.
• Grovere schilderwijze.
• Invloeden uit andere culturen.
• Verhalende kunst.
• Veel onderwerpen krijgen een symbolische betekenis.
• Verband tussen droom, wens, gedachte en werkelijkheid.
• Dans: Volkse leven geïdealiseerd (karakterdans).
Gewichtloosheid (balletblanc).
• Schilder voelt zich geniaal. Staat boven alles en iedereen.

Positie kunstenaar: Priester (geestelijke.)

Romantici kregen als eerst geen opdrachten van adel en waren dus afhankelijk van het volk.

Ballet:

• Luchtruim werd meer gebruikt. Hoge sprongen, zweefsprongen en vliegende wezens.
• Spitzendans
• Liften, vooral in duetten. Man: jack en maillot, vrouw: tutu.
• Ballet-blanc, sprookjesachtige bovennatuurlijke vrouwelijke wezens die kunnen vliegen of zweven. Een droomwereld. Danseressen: wit gekleed.
• Vrouwen zijn hoofdpersonen.
• Landelijke omgeving.

Realisme
Ontstaan:
Na de romantiek ging er weer meer aandacht uit naar de werkelijkheid.

Positie kunstenaar: Arbeider

Kenmerken:
• Protest tegen classicisme en romantiek.
• Dagelijkse leven is het onderwerp.
• Bouwkunst: nieuw materiaal gebruik.
• Neutraal, objectief
• Exact beschrijvend.
• Grote doeken en beelden.


Crystal Palace
Een kasbouw. Er werd het verband weergegeven tussen industrie en wereldtentoonstellingen. Er werden gietijzeren elementen gemaakt. Er werd op grote schaal gewerkt. Kosten waren laag.

Fotografie

1840-1860: Ontstaan fotografie.
Er werd zo gedacht over fotografie:
Schilderijen: subjectief, een selectie van wat de schilder ziet schildert hij.
Foto’s: objectief. Zo zag het er precies uit.

Ondanks de realistische foto’s konden de foto’s ook bewerkt worden. Een foto kon dus toch liegen. Toch bleven foto’s: objectief, schilderijen: subjectief. De foto is het belangrijkste.

Schilderkunst dreigde opzij geschoven te worden door de fotografie. Toch gebruikte veel schilders foto’s voor hun werk. Foto’s van modellen waren goedkoper dan echte modellen.

Impressionisme
1870-1910

Kenmerken:
• snel werken, schetsen.
• Mensen in vrije tijd schilderen.
• Stadsbeelden, veranderlijke vormen.
• Geïnteresseerd in vormen en licht.
• Toevalligheid
• Modellen: danseressen. Ze staan kort in een moeilijke stand. (cancancan.)
• Slechts een indruk, impressie geven van wat de schilder ziet. O.i.v. fotografie.
• Vooral schilderkunst en muziek.
• Reactie op het academisme.
• Veel licht, vormen en kleuren.

• Heel zelfstandig.

Door de fotografie probeerden schilders weer een noodzaak voor schilderkunst te maken d.m.v. licht inval. Ze gebruikten de fotografie ook omdat een foto een situatie/moment is.

Het oosten. Japan. Middel om van het classicisme af te komen.

Postimpressionisme
Positie kunstenaar: Bohémien (zwervende artistieke levensgenieter.)

Pointillisme, divisionisme: Experimenteren met kleuren door kleine puntjes kleur naast elkaar te zetten en zo, het van ver af, 1 geheel te laten lijken. Niet echt kleuren laten mengen maar wel voor het oog. Geen sprake meer van een snelle impressie. Veel wetenschappelijk onderzoek.

Kubisme
1905-1925

Kenmerken:
• Onderzoek naar structuur van voorwerpen.
• Onderwerp, in 1 schilderij van verschillende kanten weer.
• Film is een belangrijke uitvinding.
• Geïnteresseerd in andere volken die hun maskers inkerven.
• De schilder “loopt” om het voorwerp heen.
• Voorwerpen verliezen natuurlijke vorm.

Analytisch kubisme: - Verschillende standpunten.
- Ingetogen, donkere kleuren, nadruk op de vorm.
- Licht gebruik van meerdere kanten.


Synthetische kubisme: - Laten ontstaan van nieuwe vormen.
- Vreemde materialen. (collages.)
- Meer felle kleuren, niet altijd realistisch.

Orfisme: - felle contrasterende kleuren.
- positief tegenover moderne techniek.

Het oosten. De afgelegen stammen. Middel om van het classicisme af te komen.


Expressionisme
Kenmerken:
- Alles vanuit hun eigen beleving.
- Abstracte, onherkenbare voorwerpen.
- Andere culturen hun vreemde kleurstellingen.
- Felle kleuren, andere materialen.

Stromingen:

Les Fauves (Frankrijk) 1905-1910
- Vlakke karakter van totale werk.
- Heldere kleuren, niet realistisch.
- Lijn in belangrijk.
- Veel aandacht voor decoratieve werking van kleur en vorm.
- Grove schildermanier.
- Geinspireerd door maskers van primitieve volkeren.

Die Brucke (Duitsland) 1905-1913

- Verwant aan romantiek, natuur.
- Behoefte aan harmonie en schoonheid.
- Geinspireerd door kleurgebruik primitieve volkeren.
- Onderwerp: mens en natuur.
- Kleuren: fel contrasterend, vormen: scherp en hoekig.

Der Blaue Reiter (Duitsland) 1911-1915
- Kleur en vorm leidt ons naar het innerlijke.
- Volsterkt abstracte schilderijen.

Het oosten. De afgelegen stammen. Middel om van het classicisme af te komen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.