Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Adoptie

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • 5e klas vwo | 7307 woorden
  • 9 mei 2007
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
27 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Profielwerkstuk
Adoptie


Inleiding. Pag. 1
Hoofdstuk 1.
De geschiedenis van “adoptie”. Pag. 2
Hoofdstuk 2.0.

De mogelijke problemen na adoptie. Pag. 4
2.1. Lichamelijke problemen.
2.2. Slaapproblemen.
2.3. Taalproblemen.
2.4. Eetproblemen.
2.5. Relatieproblemen.

Hoofdstuk 3.0.
De ontwikkeling van het adoptiekind in zijn leeftijdsfasen. Pag. 8
3.1. Het adoptiefkind op de basisschool.
3.2. Het adoptiefkind op het voortgezet onderwijs.

Conclusie.

Pag. 13
Literatuurlijst.

Inleiding:
Ik wil mijn scriptie houden over adoptie en de mogelijke gevolgen daarvan voor het kind. Het woord adoptie is afkomstig uit het Latijns en betekend letterlijk “uitkiezen, als kind aannemen”. Bij adoptie wordt een kind door mensen, die niet zijn natuurlijke ouders zijn, in hun gezin opgenomen. Zij worden wettelijk de ouders. Voor het kind betekent dit dat het dezelfde rechten krijgt als een biologisch kind van zijn ouders. Wanneer mensen een kind adopteren, die anders mogelijk geen toekomst zou hebben, is dat een mooi iets. Adoptie dient in wezen twee mooie doelen:
- de wens van (kinderloze) ouders, gaat met het adopteren van een kind, in vervulling
- kinderen die anders geen toekomst zouden hebben, krijgen nu de kans op een (goede) toekomst.
Als je op deze manier naar adoptie kijkt lijkt het een “happy end” van een droevig verhaal en is het een prachtig ideaal. Ondanks haar mooie kanten, kent adoptie ook haar schaduwkanten. Op latere leeftijd lopen geadopteerde kinderen vaak tegen veel vragen en problemen op. Adoptie is een proces waarbij het kind van zijn biologische moeder wordt gescheiden en naar een plaats gaat waar hij/zij anders is. Het adoptiefkind verliest a.h.w. zijn identiteit. Vragen die vooral op latere leeftijd reizen zijn: wat is mijn identiteit? Wie ben ik eigenlijk? Wie zijn mijn echte ouders? Ben ik wel waardevol genoeg, als mijn echte ouders mij weg hebben gedaan? Hoor ik hier wel thuis? Ook het gevoel van “anders zijn” dan anderen om je heen (huidskleur, denkwijze enz.) en geen herkenningspunten zien tussen jezelf en je adoptiefouders (uiterlijk, denkwijze) kunnen leiden tot psychische moeilijkheden die zich vaak op latere leeftijd manifesteren, wanneer een kind echt over zichzelf gaat nadenken
(vooral in de puberteit). Adoptie kent een lange geschiedenis. Als we naar de bijbel kijken komen we in het oude testament al het verhaal van Mozes tegen, die door de Egyptische prinses word geadopteerd. Ook kinderloze Romeinse keizers adopteerden kinderen als hun opvolgelingen. In het vroegere China werden zonen geadopteerd, om na de dood van de ouders, de voorvaderenverering in stand te houden. Dit zijn zo een paar voorbeelden uit de geschiedenis van “adoptie”, die ons laten zien dat het zeker niet iets is van de laatste jaren. Binnen de hulpverlening zijn er speciale instellingen die begeleiding geven aan adoptiefkinderen en/of hun adoptiefouders. Een voorbeeld van zo`n instelling is het OPAD bureau (OPvoedingsondersteuning ADoptie), binnen deze tak van de hulpverlening wordt hulp en begeleiding gegeven aan jongeren waarvan de ontwikkeling dreigt te verstoren. Deze hulp word vaak gevraagd door de ouders of door de jongere zelf. Op dat moment is er sprake van hulp op vrijwillige basis. Op deze hulp word vaak een beroep gedaan door adoptieouders als zij problemen tegenkomen bij de opvoeding van hun adoptiefkind. Bij bijvoorbeeld jeugdhulpverleningsinstelling (bijv. bureau jeugdzorg, raad van de kinderbescherming) word ook hulp gegeven in het kader van de gezinsvoogdij. Deze hulp is echter niet meer vrijblijvend omdat er dan al sprake is van ernstige gedragsproblemen. Dat betekende dat de ouders onvoldoende gezag kunnen uitoefenen. Bij deze hulpvariant kom je vaak adoptiekinderen tegen waar de adoptie is vastgelopen in moeilijkheden. De doelstelling van mijn scriptie is om dieper in te gaan op het proces van “adoptie” en dit van diverse kanten te belichten. Wanneer ik straks als hulpverlener in de jeugdhulpverlening/ jeugdzorg kom te werken, is de kans groot dat ik ook met deze adoptiefkinderen en/of hun adoptiefouders in aanraking kom en het is dat prettig om de nodige kennis van hun situatie te hebben. Vanuit mijn doelstelling wil ik de volgende hoofdvraag formuleren:

Wat zijn de mogelijke (psychische) gevolgen van adoptie voor het kind?
Aan het eind van mijn scriptie hoop ik deze vraag, aan de hand van een literatuurstudie te kunnen beantwoorden. Ik heb mijn scriptie opgedeeld in twee afzonderlijke hoofdstukken die elk zijn onderverdeeld in een aantal deelhoofdstukken (paragraven). In hoofdstuk 1 ga ik, per deelhoofdstuk, in op de verschillende specifieke problemen die kunnen optreden bij adoptiefkinderen (als gevolg van hun adoptie). In hoofdstuk 2 behandel ik, ook weer per deelhoofdstuk, de ontwikkeling van adoptief kinderen in hun verschillende levensfasen. Aan het einde van mijn scriptie volgt een conclusie waarin antwoord geef op de hoofdvraag/hoofddoelstelling van mijn scriptieonderwerp.


HOOFDSTUK 1: De geschiedenis van “adoptie”
"Het woord adoptie komt van het Latijnse woord 'adoptare', dat 'uitkiezen, als kind aannemen' betekent. Bij adoptie wordt een kind door mensen, die niet zijn natuurlijke ouders zijn, in hun gezin opgenomen. Zij worden wettelijk de ouders. Voor het kind betekent dit dat het dezelfde rechten krijgt als een biologisch kind van zijn ouders."
(Van Nulandt, 1981, p.16)

Adoptie is niet iets van nu, in het Oude Testament kwam het al voor.

"Reeds in het Oude Testament , komen we het verhaal tegen van Mozes die gevonden werd in een biezen mandje op de Nijl, door een Egyptische prinses. Zij bracht hem groot als haar zoon. Wanneer Mozes volwassen is, keert hij terug naar zijn Joodse volk en leidt dit uit Egypte naar Israël."
(Peerdeman, 1985, p.11)

Dit verhaal had ik zelf nooit gekoppeld aan adoptie, maar het klopt wel; ook wat betreft het verlangen naar zijn eigen volk, en dat hij daar dan ook weer naar terugkeert.

"Ook bij Romeinse keizers, de eerste twee eeuwen na Christus, komen we adoptie tegen. Wanneer zij zelf geen kinderen konden krijgen adopteerden zij een zoon; zo werd hun opvolging geregeld."
(Bureau VIA, 1990, p. I1)

Ook bij de Chinezen kwam, en komt nu nog altijd, adoptie voor.

"Een zoon wordt geadopteerd om ervan verzekerd te zijn dat na de dood van de ouders de voorvaderverering en de daarbij behorende offers voortgang zullen hebben."
(Peerdeman, 1985, p. 11/12)


Na de tweede wereldoorlog waren er veel kinderen waarvan de ouders gestorven waren in de oorlog en al die weesjes moesten een huis hebben.

"Na de tweede wereld oorlog begon men adoptie meer te zien als een middel om verwaarloosde kinderen een goed tehuis te geven. Dat gebeurde door deze kinderen bij pleegouders te plaatsen, die er nooit zeker van waren of zij die kinderen mochten houden. Zij drongen aan op wettelijke regelingen. In verschillende Europese landen kwam een adoptiewetgeving tot stand."
(Van Nulandt, 1981, p.16)

De adoptiefouders wilden graag een wet hebben, zodat zij er zeker van konden zijn,dat de kinderen bij hen mochten blijven, want zij waren van hen gaan houden.

"In dat jaar (1956) werd de Nederlandse adoptiewet van kracht. Tot die tijd was in Nederland adoptie wettelijk niet mogelijk."
(bureau VIA, 1990, p. I-2)

Deze wet ging dus vooral over binnenlandse adoptie. Deze wet is erg van belang omdat er nu bijvoorbeeld pas gedoopt mag worden wanneer in Nederland de procedure afgerond is. En dat duurt zolang door deze wet.

"Toch duurde het nog tot 1 november 1956 voordat in ons land de Adoptiewet in werking trad. Deze wet,..., is later nog vaak gewijzigd"
(Nota, 1985, p. 12)

"Het eerste Nederlandse bemiddelingsbureau werd opgericht; dit zorgde ervoor dat in 1969 de eerste Koreaanse kinderen in ons land arriveerden."
(Bureau VIA, 1990, p. I-8)

"De eerste buitenlandse kinderen kwamen uit Korea, later kwamen er steeds meer landen bij: Bangla Desh, Vietnam, Colombia, Brazilië, Indië, Sri Lanka, Thailand."
(Bureau VIA, 1990, p. I-9)


De adoptie werd dus steeds uitgebreider en groter.
Maar er werd veel misbruik gemaakt van adoptie. Er werden op corrupte wijze kinderen uit een land gehaald. Daarom sloot in 1987 Sri Lanka de grenzen voor buitenlandse adoptie.
In 1989 kwam er een nieuwe wet in Sri Lanka en konden er weer kinderen geadopteerd worden.

"Diverse factoren zijn van invloed geweest op de groei van het aantal uit het buitenland geadopteerde kinderen. De Adoptiewet in Nederland dateerde uit 1956. Krachtens deze wet was adoptie van een kind uit landen met een van ons land afwijkend cultuurpatroon, nauwelijks mogelijk. Onder dwang van het parlement werd in 1968 deze wet gewijzigd, met als gevolg dat het aantal mogelijkheden voor interlandelijke adoptie groter werd. De tweede factor die van invloed is geweest op de groei van het aantal buitenlandse adopties is de grotere openheid en tolerantie evenals de ruimere opvattingen in de jaren '70 waardoor adoptie bespreekbaar werd. Verder is er waarschijnlijk een verband met de afname van het aantal ter adoptie aangeboden kinderen uit ons eigen land en Europese landen. Tenslotte ontstond er een toename van ouders die om andere motieven dan ongewenste kinderloosheid een buitenlands kind wilden adopteren."
(Verhulst, 1989, p 1)

Er was dus weer een toename van het aantal geadopteerde kinderen. Mede daardoor werd ook de adoptievereniging 'wereldkinderen' opgericht.

"De vereniging 'Wereldkinderen' is in 1971 opgericht na een televisie programma van de Ombudsman over internationale adoptie. In die tijd was adoptie wel mogelijk maar slecht geregeld. In het programma werd er een beroep gedaan op mensen, die zich voor deze zaak wilden inzetten....Het belangrijkste doel van de vereniging was het ministerie van justitie aan te zetten tot verruiming van de richtlijnen voor adoptie. De juridische schermutselingen met de regering leidden tot nieuwe richtlijnen, die per 1 maart 1974 in werking traden ...Toen in 1975 het BIA (Bureau Interlandelijke Adoptie) werd opgericht, werd de bemiddeling uit handen gegeven. Hulpverlening in de vorm van financiële adoptie en projecthulp kwam op gang."
(Nulandt, 1981, p. 52)

Stiefouderadoptie is adoptie door een eigen ouder met een stiefouder. Het kind krijgt dus een nieuwe ouder. In 1985 waren 25% van alle adopties stiefouderadopties.

"In het buitenland is stiefouderadoptie echter ingeburgerd en komt het veel voor. Daarom heeft de minister van Justitie enkele jaren geleden een wetsvoorstel over stiefouderadoptie ingediend. Op 1 november 1979 trad de nieuwe wet in werking. Men heeft in die wet gekozen voor het systeem dat beide 'ouders', de eigenouder en de stiefouder, als adopterend echtpaar optreden."
(Nota, 1985, p. 63/64)


Er kwam een nieuwe wet.

"Eindelijk, op 15 juli 1989, trad de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen in werking.
(Bureau VIA, 1990, p .I-11)

Na 1989 is er nog een wet gekomen, die erg belangrijk is voor adoptie kinderen: Er is geen verschil tussen hen en niet-geadopteerde kinderen. Ze hebben dezelfde rechten.

"Op 29 mei 1993 kwam te Den Haag het Verdrag tot stand inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie....De goedkeuring van het genoemde Verdrag was in december 1997 in de Kamer aan de orde......De regering nu stelde voor om, als sprake is van adoptie waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen de natuurlijke ouders en het kind worden verbroken, ook wat betreft de nationaliteit te voorzien in een volledige gelijkstelling van de positie van het adoptiekind met dat van een Nederlands kind."
(Godschalk, 1998, p. 24)

HOOFDSTUK 2: WAT VOOR SOORT PROBLEMEN?
Je hebt verschillende problemen, om een er een paar te noemen: slaap-, school-, taal-, hechtingsproblemen.
In dit hoofdstuk neem ik een aantal problemen apart en diep ik deze aan de hand van de literatuur verder uit een.

2.1. LICHAMELIJKE PROBLEMEN.
Nu een stukje over de lichamelijke problemen bij de adoptie kinderen.

"Voordat een adoptiekind naar Europa komt, moet er een medische verklaring worden opgesteld waarin vermeld staat welke ernstige ziekten het kind heeft. Veelal krijgt men ook informatie over de meer algemene gezondheidstoestand van het kind."
(Hoksbergen, 1994, p. 45)


Er zijn bepaalde ziekten die erg vaak voorkomen bij geadopteerde kinderen, omdat ze vaak uit een niet zo schoon en hygiënisch milieu komen. Maar ook, zie dat niet over het hoofd, zij hebben weerstand tegen andere ziekten dan wij, je lichaam maakt antistoffen voor de ziektes die in jouw milieu voorkomen.

"Bloedarmoede komt nogal eens voor. Een onderzoek op tuberculose is aan te raden. Nogal wat kinderen hebben last van infecties aan de bovenste luchtwegen (bijvoorbeeld bronchitis)."
(Nulandt, 1981, p. 120)

Er zijn nog meer dingen te noemen wanneer het gaat over de lichamelijke problemen bij adoptiekinderen. Zoals het volgende:

"Ondervoeding en groeiretardatie (zowel gewicht als lengte groei achterstand) komt veelvuldig voor bij aankomst....Dit heeft allerlei gevolgen. Direct zichtbaar zijn het zeer lage lichaamsgewicht en achterstanden in lichamelijke groei en motorische ontwikkeling....Van vondelingen en zwerfkinderen is de geboortedatum zelden bekend. In het tehuis, waar de kinderen worden opgenomen, wordt de leeftijd geschat. Sterk ondervoede kinderen worden niet zelden te jong geschat."
(NGR, VIA, WAN, 1992, p. 14/15)

Soms is de oorzaak van het verschil tussen de geschatte en werkelijke leeftijd de ondervoedheid van kinderen, zodat de mensen die het kind bijvoorbeeld op straat vonden niet weten hoe oud het kind is. Maar wat ook nog wel gebeurd is, dat er gezegd wordt dat het kind vijf jaar is, terwijl het zes jaar is. Dit doen ze omdat een kind van zes jaar niet meer geadopteerd mag worden. Dit lijkt onschuldig, maar het kan grote gevolgen met zich meer brengen.

"Er zijn kinderen bekend bij wie sprake is van een leeftijdsverschil van twee of meer jaren. Een kind van zogenaamd vijf jaar bleek achteraf, volgen nader röntgenologisch onderzoek , acht jaar te zijn . Bij een dergelijk groot leeftijdsverschil kunnen later op school moeilijkheden - zich bij de leeftijdsgroep niet thuis voelen in een schijnbaar vervroegde puberteit - ontstaan, maar ook al meteen thuis."
(Hoksbergen, 1994, p. 45)


De gevolgen van de lichamelijke problemen kun je van verschillende kanten bekijken. De boeken zijn het hier niet over eens, want het ene boek heeft het alleen over de negatieve uitwerking daarvan, het andere boek alleen over de positieve uitwerking.

"Ernstige lichamelijke aandoeningen maken het vaak noodzakelijk dat kinderen in het ziekenhuis opgenomen worden. Ziekenhuisopnamen, vooral indien herhaaldelijk of langdurig noodzakelijk, en de erbij horende moeder-kind separatie, vergroten het risico op probleemgedrag."
(Verhulst, 1989, p. 83)

Hierboven worden de lichamelijke problemen als een belemmering gezien. Je kunt het echter ook van de andere kant zien zoals hieronder staat:

"Een pasgeboren baby heeft veel lichamelijke verzorging nodig en mede daardoor ga je je als ouders aan het kind, en als kind aan je ouders, hechten. Een adoptiekind dat merkt dat die verzorging hem goed doet, gaat zich aan zijn verzorgers hechten. Het kan zijn dat daardoor de band tussen hem en zijn nieuwe ouders eerder groeit, dan wanneer het gaat om een gezond, zelfstandig kind."
(Peerdeman, 1985, p. 37)

Je kunt je het volgende wel eens afvragen: Waarom nemen ouders soms bij voorkeur een gehandicapt kind? Als je de 'luxe' hebt, zoals aspirant adoptiefouders, om voor een gezond kind te kiezen, dan doe je dat toch? Waarom kiezen voor een moeilijke weg als er een makkelijker weg voor je openstaat?

Er bestaat een tijdschrift over adoptie. Dit tijdschrift zegt hierover het volgende:

"...Ook keken ouders met een eigen handicap soms makkelijker tegen het krijgen van een kind met een medisch probleem aan. Er zijn daarnaast aspirant-adoptiefouders bij wie een eerdere ervaring met een kind met een handicap een rol speelde bij de keuze....De wens een kind te steunen dat minder kansen heeft in het geboorte land wordt eveneens vaak als motief genoemd."
(aug., 1995, p.8)


2.2. SLAAPPROBLEMEN
Je zou kunnen denken dat het kind alleen al door spanning van alle nieuw dingen slaapproblemen zou krijgen, dit blijkt niet zo te wezen.

"Een voor de hand liggende oorzaak is dat het kind vooral de eerste dagen veel spanningen ondergaat. De lange vliegreis, de vele nieuwe mensen en indrukken zullen voor de rust van het kind weinig bevorderlijk zijn. Er is echter een tweede en belangrijker oorzaak voor de slaapproblemen. Onze slaapgewoonten (een eigen bed, veelal alleen in een aparte kamer) wijken sterk af van wat het kind gewend is......Een ouder van een Vietnamees kind van een jaar vertelt bijvoorbeeld dat het kind in Vietnam een spijltjesledikant gewend was en het nu toevalligerwijze in een gesloten ledikant terechtkwam. Toen de ouders hierin verandering hadden aangebracht, waren de slaapproblemen meteen over."
(Hoksbergen, 1994, p.52)

Zulke dingen komen geregeld voor. Het is de kunst om erachter te komen.

Ook een voorbeeld van een jongetje die altijd in een doos sliep, en nu ineens in een bed 'moest' slapen. Dat kon hij simpel weg niet en hij sliep de eerste twee maanden in een doos, en daarna stapte hij gewoon weer over op het bed.
Aan dingen die hierboven staan had ik nog niet eens gedacht, dat een schoon bed, wel eng kan zijn, wanneer je een vuil matrasje gewend bent.

Sommige kinderen krijgen pas na een paar weken of maanden slaapproblemen. Daar kun je twee oorzaken voor noemen:

"Allereerst kan het een uitgestelde reactie zijn. Direct na de aankomst is het kind te moe om niet te kunnen inslapen. Maar naarmate het beter uitgerust raakt, heeft het kind ook meer fysieke mogelijkheden om wakker te blijven, en te overdenken en trachten te verwerken wat er de laatste tijd allemaal is gebeurd. Er kunnen angsten ontstaan - dat het wel allemaal tijdelijk zal zijn en dat er wel weer wat vervelends zal gebeuren - , vooral bij kinderen die al eerder abrupte overgangen hebben meegemaakt....
Een tweede oorzaak...De eerste weken heeft het kind zijn uiterste best gedaan zich van een zo goed mogelijk zijde te laten zien....Misschien zal het in het begin ook wat meer vertroeteld zijn....Langzamerhand lokt het kind bewust of onbewust de eerste negatieve reacties uit. Het komt dan in een wat normaler gedragspatroon. Daardoor kunnen spanningen en conflicten ontstaan, die door het kind maar moeilijk worden verwerkt. Het gaat dan niet zonder zorgen en ontspannen naar bed met als gevolg; slaapproblemen, onrustig zijn, akelig dromen en dergelijke."

(Hoksbergen, 1994, p. 52/53)

Het kan dus een uitgestelde reactie wezen, omdat het kind de eerste tijd zo moe is van de reis en de hele toestand. Een tweede reden is dat het kind zich de eerste weken voorbeeldig gedraagt en daarna 'normaal' gaat doen, dan botst er wel eens wat, en krijgt het kind daar slaapproblemen van.
In een ander boek stond hierover het volgende:

"Soms kan een kind na een aantal weken van goed gedrag plotseling lastig worden. Dit verschijnsel is ook bij pleegkinderen bekend. Het is een goed teken; het kind voelt zich thuis, durft zich te laten gaan of gaat de ouders uitproberen. Geduld en aanvaarding worden dan van de ouders gevraagd. Dit laatste geldt ook als het kind in het begin last heeft van bedplassen."
(Nota, 1985, p. 22)

Eerst lijkt dit een negatief verschijnsel: het kind krijgt er slaapproblemen van, maar dit blijkt dus toch een positief verschijnsel te kunnen zijn.

"Veel kinderen zijn in het begin onrustig, dromen akelig en gaan soms op eens weer bed plassen, hoewel ze in het tehuis al zindelijk waren.....Zo wordt het bedplassen van oudere kinderen vaak veroorzaakt door de vele spanningen die het kind voelt. Al die nieuwe indrukken en ervaringen roepen deze spanningen op."
(Hoksbergen, 1994, p. 56/57)

Bedplassen heeft dus meestal met die eerste reden te maken: al die nieuwe indrukken en spanningen.
Een jongetje dat altijd in een verzorgingstehuis had gezeten, altijd weinig aandacht had gehad, altijd door veel verzorgers verzorgd was:

"Hij had erg veel aandacht gemist - ze werden altijd door veel verschillende mensen verzorgd en dan op een gegeven ogenblik dan krijgen ze een soort rustperiode: 2 maanden door dezelfde mensen verzorgd. En toen durfde hij niet alleen meer te gaan slapen. Je kon hem niet meer neerleggen, dan was hij meteen in paniek en dat werd steeds erger. Hij durfde echt niet meer alleen te zijn en het leek er inderdaad op - dat hebben wij achteraf begrepen - dat hij onbewust bang was dat hij in de steek gelaten kon worden."
(De Lange,1994, p. 13)


Aan dit soort dingen denk je niet meteen, wanneer je het over slaapproblemen van adoptiekinderen hebt. Maar hier moet je wel goed bij stilstaan.

Een jongen die afgestaan werd voor adoptie omdat hij slaapwandelde, kon een droom nog goed voor de geest halen:

"Ik ben in een vreemde stad. Er zijn kronkelige straatjes en steegjes. Er is niemand die ik ken. Ik ben een beetje bang maar ook wel een beetje opgewonden. Het is of ik op een groot marktplein ben waar een heleboel mensen staan te praten, maar ik kan ze niet verstaan. Dan lijkt het of ik mijn naam hoor, maar ik weet het niet zeker. Dus ga ik de stem achterna. Ik kan degenen die me roept almaar niet inhalen. Ik word bezweet en een beetje angstig wakker.'"
(Brodzinsky, 1992 ,p. 109/110)

Dit voorbeeld geeft ook meteen het taalprobleem aan. Hij kan de andere mensen niet verstaan, en de anderen kunnen hem niet verstaan. Zo komen we bij het taal probleem.

2.3. TAALPROBLEMEN
Taalproblemen zijn ècht vervelende problemen. Denk je maar eens in dat je op vakantie gaat naar het buitenland, en je gaat bijvoorbeeld naar Zweden. Je kunt niets van die taal maken, en met je Duits, Engels en Frans kom je ook nergens. Dat is even een groot probleem.

"Toch kan de taal barrière in het begin best moeilijkheden geven. Het kan aanleiding zijn tot driftbuien, als het kind niet duidelijk kan maken wat het bedoelt. De kinderen kunnen wantrouwig worden, als ze het gesprek van de anderen niet kunnen volgen. Het kind voelt zich als een gevangene die met zijn taal is opgesloten; de buitenwereld kan hem - en hij anderen - niet bereiken op de meest normale manier."
(Nulandt, 1981,p. 127)


Wij vinden praten de meest normale manier van communicatie. Het zou een ramp wezen wanneer we ineens doofstom zouden worden. Kun je nagaan hoe een adoptiefkind zich voelt: en 'doofstom' en ook nog bij vreemde mensen in huis. Dat is dubbel ellende.
Gelukkig begint de Nederlandse taal, na enkele weken snel te wennen.

"Binnen enkele weken maken de meeste kinderen die hun eigen taal volledig machtig waren - al zinnetjes in het Nederlands. Dat wil niet zeggen dat zij het Nederlands ook beheersen. Vooral de grammatica is moeilijk. En begrippen zoals: gisteren, morgen, boven, onder, per ongeluk, expres enz. kunnen lange tijd moeilijk te vatten zijn en later bijvoorbeeld het maken van een opstel extra zwaar maken."
(Peerdeman, 1985, p. 43)

Dit probleem is ook al een beetje besproken bij het adoptiefkind op de basisschool en ook al bij het adoptiefkind op het voortgezetonderwijs. Daarom behandel ik dit niet verder.

2.4. EETPROBLEMEN
Dit is een hele korte paragraaf geworden, omdat in een boek eigenlijk alles stond, wat er over te vinden was.

"Bijna 30% van de kinderen lijkt een welhaast niet te stuiten behoefte aan voedsel te hebben. Zij blijven eten en als bij de maaltijd nog niet alles op is, zullen zij hun bord blijven vullen. Nu kunnen er concrete medische redenen zijn voor de enorme behoefte aan voedsel.....We moeten ook bedenken dat sommige kinderen vooral het eerste jaar na aankomst een achterstand inhalen. Uitzonderlijke snelle groei is hiervan soms het gevolg en hiervoor zijn uiteraard extra bouwstoffen nodig....Zij weten wat tekort aan voedsel en honger betekent, ze hebben daardoor geleerd dat het weinige dat er te eten is ook opgegeten moet worden om althans in leven te blijven. ....Overigens komt het tegenovergestelde, te weinig of niet eten, zij het veel minder vaak, ook voor. Meestal heeft dit te maken met medische factoren, hoewel het weigeren van voedsel bij kinderen ook kan duiden op een protesthouding."
(Hoksbergen, 1989, p. 54/55)


Het klinkt misschien vreemd maar adoptiekinderen kunnen zoveel eten, omdat ze 'mee-eters' hebben. Of omdat ze ineens zo hard groeien, en dan heb je wat meer eten nodig. Dit zijn medische redenen. Er kunnen ook geestelijke redenen zijn, zoals veel eten doordat ze denken dat ze hier een paar dagen van moeten leven.

2.5. RELATIE / HECHTINGS PROBLEMEN
Het komt wel eens voor dat adoptiefouders op Schiphol staan, en dan denken ze: Is dit nou ons kind, waar we van moeten houden?

"Eindelijk is het zover, de eerste ontmoeting met uw kind. Het liefst zou u het in uw armen en in uw hart sluiten. Vanaf dat moment is het uw kind waaraan u al uw liefde wilt geven. Alles zal verder in orde komen. Een enkele keer gaat het ook zo gemakkelijk....Maar het kan ook anders. Er zijn vrouwen die niet direct dat innige moeder-kind-contact voelen....maar haar liefde moet groeien."
(Peerdeman, 1985, p. 75/76)

Een moeder die een eigen kind heeft gebaard, heeft het negen maanden gedragen en groeit naar het kind toe. Dat is bij adoptiefouders ook zo.

"Alle kinderen zijn onthecht als ze hier aankomen. Er is dus reden om bij alle kinderen er bewust mee bezig te gaan om die hechting tot stand te brengen."
(De Lange, 1994)

Liefde groeit dus wel, maar je moet er wel bewust mee bezig zijn, dat je kind aan je moet gaan hechten, en dat dat niet zomaar vanzelf gaat.
Je kunt het leven van een adoptiefkind als volgt indelen. Bij elke leeftijdsperiode heeft het kind hulp van ouders nodig om hechting te vinden.

"*0-4/6 maand: Het kind zoekt lichamelijke geborgenheid, hechting.
*0.5 -4/5 jaar: Het kind komt in een affectieve relatie te staan met moeder en of vader. Deze periode begint met eenkennigheid.
5-9 jaar: Het kind staat in een verbaalverstandelijke houding t.o.v. de wereld. Het worden echte kennisfanaten.

9-12: Het sociale aspect komst meer naar voren. De normen van de groep worden heel belangrijk. Ze willen het liefst zich aanpassen en meedoen.
11+: De religieuze, ethische en esthetische aandrift wordt belangrijk."
(De Lange, 1994)

De rol van de ouders wordt steeds minder, eerst hebben zij nog een grote taak om de hechting op gang te brengen, later niet meer zo.

"Bij fundamenteel relatiegestoorde kinderen, dus hechtingsgestoorde kinderen is er in de eerste fase iets mis gegaan. Zij hebben zich nooit aan iemand kunnen hechten op lichamelijk emotioneel niveau. 75% van de adoptiekinderen hecht zich wel spontaan, maar een groep van ongeveer 25%, de zogenaamde sensitieven, gevoeligen hechten zich niet."
(De Lange, 1994)

Dit zijn meestal de adoptiefkinderen die jong zijn geadopteerd, al zou je dat misschien niet verwachten. Dat komt doordat adoptiefkinderen die eerst in een gewoon gezin zijn opgegroeid een hechting gehad hebben met hun ouders, en dus hebben leren hechten. Wanneer de biologisch ouders sterven en de kinderen worden geadopteerd door Nederlanders, dan komen ze die schok wel weer te boven, en hechten ze zich aan de adoptiefouders. Maar wanneer kinderen overgeplaatst zijn op zeer jonge leeftijd, hebben ze niet leren hechten aan iemand en dan is het moeilijker.

"Het is niet zo dat hoe ouder het kind bij aankomst is, hoe meer problemen er te verwachten zijn. Heel jong aangekomen kinderen kunnen meteen en later in de puberteit eveneens ernstige gedragsproblemen vertonen. Uit een onderzoek onder 116 kinderen uit Thailand bleek dat:
* ook van de jongste groep kinderen er een kwart aanpassingsproblemen vertoont.
*het grootste verschil bestaat tussen de groep van 6 maanden en jonger bij aankomst en 7-12 maanden.
* in hoofdzaak de problematische achtergrond en minder de feitelijke leeftijd bij aankomst de voornaamste reden is voor aanpassingsproblemen.

* Bij 19 van de 116 kinderen bleven de beginproblemen in een of andere vorm bestaan en waren ze ongeveer acht jaar later, toen wij hen voor het eerste onderzoek benaderden, nog steeds enigszins opvallend aanwezig."
(Hoksbergen,1994, p. 55/56)

Verwaarloosde kinderen kunnen kenmerken vertonen die wijzen op problemen in de hechting en de relaties. Dit uit zich vaak op verschillende wijzen, hier volgen een paar voorbeelden.

* allemansvriendjesgedrag
* aandachttrekkerij
* stugheid of bazigheid
* somberheid
* nachtmerries, slecht slapen
* overmatig veel eten
* liegen en stelen.
(Nota, 1985, p. 19)

Dit zijn veel kenmerken van kinderen die moeite hebben met de hechting. Het hoeft natuurlijk niet zo te wezen dat wanneer het kind hechtingsproblemen heeft, zij dit uit op al deze manieren. Ook kun je niet concluderen dat wanneer een adoptiekind bijvoorbeeld liegt of steelt, zij hechtingsproblemen heeft. Dit is wel een punt waar je mee op moet passen.

Hieronder wordt zo ongeveer hetzelfde beweerd.


"Bij gebrek aan noodzakelijke affectieve relaties komt het kind niet tot groei en ontwikkeling. Het kind komt niet tot een ik-ontwikkeling, zelfbeheersing. Tot normen van binnen uit.

Dit uit zich in verscheidene vormen van probleemgedrag als:
*zich afsluiten voor de buitenwereld in taal, en/of in lichaamscontact
*agressief gedrag/driftbuien
*het steeds herhalen van negatief gedrag
*stagneren van de cognitieve ontwikkeling."
(De Lange,1994, p. 38)

HOOFDSTUK 3: HET ADOPTIEFKIND IN BEPAALDE LEEFTIJDSFASEN
3.1. HET ADOPTIEFKIND OP DE BASISSCHOOL
Hoewel 'intelligentie' in belangrijke mate wordt bepaald door erfelijke factoren, heeft het milieu toch ook een heel belangrijke invloed op het kind. Dit hebben allerlei onderzoeken inmiddels aangetoond.

"De ervaring heeft geleerd dat het verstandig is kinderen niet direct na aankomst naar school te laten gaan, ook al hebben zij daar de leeftijd voor. Stimuleer zo nodig dat het kind eerst de tijd krijgt om aan het nieuwe gezin, aan de directe omgeving en aan de nieuwe taal te wennen. Het is vrijwel voorspelbaar dat een kind, dat niet weet waar het thuis hoort en dat de taal niet begrijpt en zich daar ook niet in kan uitdrukken, problemen krijgt op school."
(NGR, VIA, WAN, 1992, p. 24)


Ook al kunnen kinderen van groep 1, nog niet zo goed praten, ze verstaan en begrijpen elkaar al wel. Wanneer je voor het eerst in groep 1 komt, is dat natuurlijk al spannend, maar daar komt voor adoptiekinderen meestal nog bij dat ze zich anders voelen, door hun huidskleur, en dat ze niet mee kunnen praten.

"Ook de overgang van peuteropvang naar kleuterschool verliep in het algemeen zonder problemen. Ook bij kinderen, die niet eerst naar de speelzaal gingen, verliep de beginfase vlot....Opvallend is dat bij de test op taalgebruik de kinderen niet lager scoorden dan de in Nederland geboren kinderen.....Ze hebben vriendjes en vriendinnen, hoewel ze soms liever met jongere kinderen spelen."
(Nulandt, 1981, p. 140)

In het gedeelte hierboven wordt gezegd dat de adoptiekinderen geen taal achterstand hebben, maar in het volgende gedeelte staat van wel.

"In ons eigen land zijn kinderen uit Derde-Wereldlanden op de kleuterschool en lagere school onderzocht op prestaties. Het betreft hier een vervolgonderzoek waarbij 250 adoptiefkinderen werden vergeleken met hun klasgenootje. Op de kleuterschool was er nog een groot verschil tussen de kinderen, al hebben allen zich over het algemeen redelijk aangepast. De kinderen die ondervoed aankwamen, zijn nog achter in ontwikkeling en hebben lagere testresultaten dan de overige klasgenootjes. De actieve beheersing van de taal, met name bij kinderen uit Zuid-Amerika en India, vertoonde enige achterstand."
(Nota, 1985, p. 21/22)

Hoksbergen zegt hierover het volgende:

"Vooral bij de vakken lezen, schrijven en taal doorstaan ze de vergelijking met hun klasgenootjes goed. Toch zijn er wel enkele kinderen die qua taalprestaties duidelijk onder het gemiddelde liggen; vaak blijken zij aan ooraandoeningen te hebben geleden....Het vak rekenen levert voor meer kinderen problemen op en gemiddeld ligt het prestatieniveau lager dan dat van hun klasgenoten."
(Hoksbergen, 1994, p. 60)

Soms heeft een adoptiekind zelfs een hogere intelligentie dan een niet-geadopteerd kind. Eigenlijk slaat dat 'zelfs' nergens op, want waarom zouden Nederlanders slimmer zijn dan een Afrikaans/Keniaas/buitenlands kind?

Het komt ook wel eens voor dat het lijkt alsof het kind heel intelligent is maar valt dat tegen.

"Opvallend is het feit dat zoveel ouders van Aziatische adoptiekinderen hun kind qua intelligentie hoger aanslaan. Waarschijnlijk komt dit doordat deze kinderen, gedwongen door de situatie in het kindertehuis, zich in het algemeen zelfstandiger gedragen en handiger omgaan met allerlei gebruiksvoorwerpen. Vooral bij kleine kinderen maakt dit een 'intelligente' indruk. Het gaat hier echter vooral om de 'praktische intelligentie'. Dit zegt in de praktijk nog niet zoveel over het vermogen tot het leren van abstracte zaken.".
(Hoksbergen, 1994, p. 59)

Soms hebben ouders de indruk dat het kind heel intelligent is, ze gaan dan hoge eisen stellen en hebben te hoge verwachtingen.

"Adoptie- en pleegouders zijn soms teleurgesteld in de prestaties van hun kind op school. Die teleurstelling is niet altijd terecht. Uit onderzoek in Amerika naar de leerprestaties van adoptiekinderen is gebleken dat ze net zo goed of zelfs betere resultaten behaalden dan het gemiddelde Amerikaanse kind."
(Peerdeman, 1985, p. 80)

Tegen adoptiefkinderen wordt meestal en beetje anders aangekeken, dit heeft vaak een negatieve uitwerking, zoals probleemgedrag.

"Adoptie kinderen, met hun andere uiterlijk en hun meestal minder gunstige start in het leven, worden soms door klasgenootjes en leerkrachten met een mengeling van medelijden en nieuwsgierigheid tegemoet getreden. Dit kan betekenen dat er voortdurend uitzonderingen worden gemaakt voor het adoptiekind en het een soort voorkeursbehandeling krijgt omdat het 'zo'n lief kind is'."
(NGR, VIA, WAN, 1992, p. 24)

Over het probleemgedrag van geadopteerde kinderen op de basisschool vergeleken met kinderen die niet geadopteerd waren werd in 1970 een onderzoek gedaan daar werd geconstateerd dat:


"Leerkrachten voor 108 7-jarige adoptiejongens meer probleemgedrag rapporteerden dan voor niet-geadopteerde jongens. Voor meisjes werd echter geen verschil in functioneren tussen geadopteerde en niet-geadopteerde kinderen gevonden."
(Verhulst, 1989, p. 7)

Dit probleemgedrag wordt vaak veroorzaakt door spanningen.

"Problemen en spanningen kunnen ook negatief werken op de emotionele en intellectuele ontwikkeling. Een van de manieren van een kind om problemen te verwerken kan zijn het terugvallen in kinderlijk gedrag. Het lijkt dan alsof het kind een bepaalde periode van zijn leven opnieuw moet verwerken. Hij gaat dan weer baby-achtig praten, wordt weer onzindelijk en wil een zuigfles hebben."
(Peerdeman, 1985, p. 81)

Dit komt omdat hij de periode dat hij de zuigfles kreeg, geen aandacht en liefde heeft gekregen. Ze hebben dus eigenlijk een deel van hun leven overgeslagen, die ze later weer gaan inhalen. Als ouders moet je volgens meneer de Lange gewoon het kind dan ook op dat niveau behandelen. Het gedrag van adoptiefkinderen afkomstig uit Thailand vergeleken met de niet-geadopteerde kinderen geeft een beeld dat ik niet had verwacht. Dat beeld was het volgende:

"Op de gedragskenmerken vrijmoedigheid en emotionaliteit zijn er vrijwel geen verschillen, maar op de aspecten werkhouding en vooral sociale omgang wel. De adoptiekinderen komen dan beter voor de dag. Vooral vind ik het interessant dat de kinderen met een problematisch verleden (en dus slechtere schoolprestaties) nog iets beter in werkhouding scoren dan de andere adoptiekinderen. Zij doen blijkbaar erg hun best op school....Juist die kinderen die in de eerste jaren van hun bestaan hebben moeten vechten om in leven te blijven, hebben ervaren dat zij vooral voor zichzelf moet opkomen. Deze kinderen zijn doorzetters met een sterke wil tot aanpassing aan alle omstandigheden. Hun vitaal vermogen is meestal aanzienlijk hoger dan gemiddeld."
(Hoksbergen, 1994 , p. 62)

Hoe denken adoptiefkinderen over adoptie en hun biologische ouders, op een leeftijd dat ze op de basisschool zitten? Hier volgen een aantal uitspraken;

* 'Als ze niet wist hoe je een moeder moet zijn, dan had iemand haar dat moeten leren,' zegt Carla van negen. 'Ze had naar school moeten gaan om het te leren - dan zou het niet gebeurd zijn.' *'Als ze niet genoeg geld had om voor me te kunnen zorgen,' vraagt Monica van acht, 'waarom nam ze dan geen baantje?'
* 'Ik vraag me vaak af waarom mijn eerste vader niet met haar getrouwd is' peinst Tim van elf. 'Samen zouden ze wel voor me hebben kunnen zorgen. In haar eentje kon ze het natuurlijk niet. Dat maakt me boos, dat mijn eerste vader gewoon is weggelopen en helemaal niet zijn best ervoor heeft gedaan.'

* (toen ze bij de chinees gingen eten) Ik kon niet eten, ik kon zelfs niet in het restaurant blijven' zegt Michelle van acht...'Alle oosterlingen daar staarden naar ons of ik een gedrocht was. Ik leek meer op hen, dan op pappie en mammie. En toen begon ik me af te vragen of ze soms mijn [biologische] gezin zouden kennen.'
* (over biologische ouders) 'Ik haat ze om wat ze hebben gedaan,' zegt Megan. 'Ze hielden niet genoeg van me om me te willen houden. Ze gaven me gewoon weg, alsof ik lelijk was of zoiets.'
* (Kinderen die denken dat ze 'gestolen of 'gekocht' zijn, zijn meestal boos op hun adoptieouders) 'Ik denk dat ze [de biologische ouders] me misschien missen en misschien naar me op zoek zijn,' zegt Will van zeven. 'Ze zijn me kwijtgeraakt toen ik klein was.. De adoptiemensen haalden me bij hen weg en gaven me aan pappie en mammie, omdat die geen baby hadden. Daar ben ik boos om.' *Het is niet eerlijk dat zij me konden kopen, alleen maar omdat ze meer geld hebben,' zegt Erica van negen. 'Kinderen horen bij hun echte ouders. Ik ben geen stuk speelgoed of iets dat je gewoon kunt kopen.'
* (zeven jaar) Ik ben echt blij dat ik geadopteerd ben,' begon ze,' omdat ik een gezin heb dat me nooit kwijt wil - nooit. Dat hebben ze zelf gezegd.'
* 'Het is de belangrijkste vraag van mijn leven,' zei Michael van negen: 'Waarom heeft ze me weggegeven?'
(Brodzinsky, 1992, p. 87-100)

Zo zie je maar, de meningen zijn erg verdeeld over de adoptie. Sommige kinderen zijn heel blij, andere kinderen ook wel, maar blijven zich toch elke dag afvragen, waarom ze nu niet meer in het land van herkomst zijn.
Ook zijn er kinderen die heel boos zijn omdat ze geadopteerd zijn. Dit kan aan de leeftijd liggen, maar ook aan het moment zelf. Ben jij bijvoorbeeld net uitgescholden voor 'buitenlander' en dan moet je zeggen wat je er van vindt dat je geadopteerd bent, dan is dat vaak negatief.

3.2. HET ADOPTIEFKIND OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS
Hier kon ik niet zo heel veel over vinden. Toen kwam ik de hieronder volgende tekst tegen die dat verklaarde. Deze paragraaf is dan ook niet erg lang.

"Over adoptiekinderen in het vervolgonderwijs is in Nederland nog weinig gepubliceerd. Specifiek onderzoek naar hun leerprestaties is nog niet verricht."

(NGR, VIA, WAN, 1992, p. 26)

Ondanks dat er niet veel over te vinden was, toch het volgende:

"Er bleek dat in de groep twaalf- tot vijftienjarigen de geadopteerde jongens beduidend meer probleemgedrag vertonen, ook op school, dan hun niet geadopteerde leeftijdgenoten; de verschillen bij de meisjes zijn veel kleiner. Vergeleken met hun niet geadopteerde leeftijdgenoten (2,3%) toonden bijna viermaal zoveel twaalf tot vijftienjarige adoptiefjongens (9,1%) gedrag gekenmerkt door problemen als stelen, vandalisme, liegen."
(NGR, VIA, WAN, 1992, p. 26)

Hier blijkt dat er dus meer probleemgedrag op het vervolgonderwijs voorkomt bij adoptiefkinderen dan bij niet-geadopteerde jongeren. Een ander boek denkt daar anders over. Het zegt namelijk:

"Van een puberteitscrisis is geen sprake. De kinderen slagen erin hun afkomst te verwerken en in te bouwen in hun eigen identiteit."
(Nota, 1985, p. 18)

Een ander boek gaat er een beetje tussenin zitten.

"Wellicht zal het in de puberteit ooit tegen u schreeuwen: 'Waarom hebben jullie mij dan genomen?' zoal een andere tiener roept: 'Waarom hebben jullie me dan op de wereld geschopt?' Mogelijk hebben sommige adoptiefkinderen het dan moeilijker...Maar als het u lukt een goede relatie op te bouwen - en dat is met sommige biologisch-eigen kinderen ook wel moeilijk - dan zal uw adoptiefkind net zoveel van u houden als ieder kind van zijn ouders houdt."
(Nulandt, 1981, p. 142)


De puberteit is een moeilijke leeftijd. Voor de ouders en voor de adoptiefkinderen. Ze gaan meer op hun lichaam letten en zien dat zij anders zijn.

"Tijdens de puberteitsperiode zal in veel gevallen blijken dat de adolescent min of meer intensief met zijn geboorte-ouders bezig is. Dit heeft te maken met zijn identiteitsontwikkeling en de naderende volwassenheid."
(Hoksbergen, 1989, p. 106)

Dit zegt het volgende citaat ook, maar vult ook nog wat aan.

"Een aantal factoren draagt ertoe bij dat het verwerven van identiteit voor transcultureel geadopteerde jongeren gecompliceerder is dan voor pubers die in eigen land bij hun biologische ouders opgroeien:
*De vroege ontwikkelingsfasen zijn vaak niet goed verlopen door interferenties en trauma's.
*Hun uiterlijk is anders, zij ontmoeten discriminerend gedrag.
*Zij moeten allemaal een emotioneel probleem oplossen: te zijn afgestaan door de biologische ouders, te zijn geadopteerd door deze adoptieouders."
(NGR, VIA, WAN, 1992, p. 27)

De volgende uitspraken zijn een gemiddelde van alle geadopteerden die op het voortgezetonderwijs zitten.

* Ik zou mijn biologische moeder graag eens zien, om te weten hoe ik er uit zal zien als ik ouder ben.
* (Over haar biologische moeder)Ik dacht veel na over alle mogelijkheden, over wat er gebeurd was, hoe ze was, waarom ze dat besluit genomen heeft.
* Het moeilijkste van mijn adoptie vind ik dat er geen echte informatie is. Ik heb hier en daar een snipper, maar het komt me onwezenlijk voor. Ik voel me vaak leeg van binnen.

* Ik kan er toch niets aan doen, het is verleden tijd. Je kunt daar maar beter niet in aan wroeten. Ik heb een goed leven, mijn ouders hebben me een goed leven gegeven. Waarom zou ik riskeren dat ik het verknoei door mezelf toe te staan over het verleden te denken?"
* Toen Jill vijftien was, werd ze doelbewust zwanger. Ze was toen even oud al haar biologische moeder was toen ze Jill kreeg. 'Ik wil voor mijn baby doen wat mijn eigen moeder niet voor mij wou doen,' verklaarde ze.
(Brodzinsky, 1992, p. 117-131)

CONCLUSIE:
Het valt niet te ontkennen dat adoptiefkinderen na hun adoptie vaak psychisch tegen problemen en vragen aan lopen. De voornaamste reden hiervan is het feit dat ze een stuk van hun leven hebben gemist, een stuk leven die ze emotioneel niet kunnen plaatsen ,een stuk waar ze geen herinneringen van hebben die ze kunnen koesteren. Dit stuk leven is als het ware een zwart gat, zonder herkenning en zonder emotionele waarde. Uit cijfers blijkt dat 58 procent van de adoptiefkinderen, meestal op latere leeftijd, op zoek gaat naar specialistische hulp, omdat ze psychisch en emotioneel toch dingen uit hun verleden niet verwerkt hebben, en er zelf niet meer uitkomen.
Adoptiefkinderen kunnen dus na hun adoptie verschillende problemen hebben/krijgen: bijvoorbeeld slaapproblemen. Slaapproblemen worden meestal veroorzaakt door de spanning over allemaal nieuwe dingen, maar ook doordat onze slaapgewoontes heel anders zijn dan in het buitenland. Soms krijgen kinderen pas na een paar maanden slaapproblemen, dan komen de gevoelens pas los.
Sommige adoptiefkinderen hebben eetproblemen. 30% van de kinderen heeft de eerste periode een zeer grote behoefte aan eten. Ze blijven maar dooreten tot alles op is, dit heeft te maken met medische redenen, maar ook doordat ze eten kostbaar vinden. Ze vinden dat je zoiets niet zomaar weg mag gooien.
Bij adoptiefkinderen komen ook hechtingsproblemen voor. Als ouder moet je er rekening mee houden, dat een adoptiefkind zich niet aan iedereen hecht. Het kwam al vaak voor dat iemand aan wie ze gehecht waren weg ging, stierf of wat dan ook. Nu durven ze zich aan niemand meer aan te hechten, want dan is de teleurstelling weer erg groot, als zo'n persoon weg zou gaan.
Wanneer het kind hechtingsproblemen heeft uit zich dat op verschillende wijzen. Bijvoorbeeld: aandachttrekkerij, somberheid, liegen, stelen etc. Het is verder bekend dat adoptiefkinderen tijdens hun basisschoolperiode met veel fantasie over hun biologische moeder nadenken..Wat opvallend is, is dat het meestal positieve kwaliteiten/beelden zijn die de kinderen van hun biologische moeder schetsen.
Leraren van het basisonderwijs geven daarnaast aan dat adoptiefkinderen meer problemen hadden op school, dan 'gewone' kinderen. Ook op het voortgezet onderwijs blijkt dat de adoptiefkinderen (van 12-15 jaar) meer probleemgedrag vertonen, dan hun niet geadopteerde leeftijdgenoten. In de puberteit komt de vraag naar boven: wie ben ik? Deze vraag is bij adoptiefkinderen niet in één zin te beantwoorden. Zij weten dit namelijk niet. Die vraag naar identiteit hebben ze natuurlijk altijd gehad, ook toen ze jong waren. Deze vraag kan omslaan in gevoelens van minderwaardigheid en onzekerheid over je eigen persoon. Adoptiefouders moeten dan ook vaak en 'goed' over adoptie praten. Het is belangrijk dat ze daar zo vroeg mogelijk mee beginnen, dan wordt het voor de ouders en het kind makkelijker om er over te praten. Soms is het zo, dat wanneer er tussen de adoptiefouders en het adoptiefkind geen goede band bestaat, het kind naar het land van herkomst terug wil, en psychische emotionele problemen krijgt om het feit dat het geadopteerd is.


Literatuurlijst:
Brodzinsky, D. (1997). Geadopteerd. Een leven lang opzoek naar jezelf. Amsterdam: Ambo

Hoksbergen, R. A. C. (1994). Een kind adopteren, gids voor adoptieouders en hun raadgevers. Baarn: Ambo

Lenninkhof, C.G. (1992). Buitenlandse adoptiekinderen, informatiebrochure voor huisartsen, jeugdartsen, VTO-teams en schoolbegeleidingsdiensten. NGR, VIA, WAN, 14, 18- 32.

Nulandt, H. van. (1981). 100 vragen over adoptie. Utrecht: Het spectrum

Nota, J.A. (1985). Adoptie hoe gaat dat? Recht en Raad. 's. Gravenhage: Kluwer/Teleboek

Peerdeman, R. (1985). Adoptie, informatie, adviezen, adressen voor aanstaande adoptie- en pleegouders. Utrecht: Het Spectrum

Verhulst, F.C. (1989). Buitenlandse adoptiekinderen. Vaardigheden en probleemgedrag. Assen: Van Gorcum

Lange, G. de. (1991). Hechtingsstoornissen, orthopedagogische behandelingsstrategieën. Assen: Van Gorcum

Lange, A.G. de. (1994). Adoptie, het proces van verinnerlijking. Bussum: Coutinho

Via, L. (1990). Adopteren, handboek voor adoptie-ouders. Maarssen: Bureau VIA

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.