H1+2

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1278 woorden
  • 1 november 2016
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
12 keer beoordeeld

Samenvatting hoofdstuk 1+2 geschiedenis
§1.1
KA: de levenswijze van jager-verzamelaars
Er was een duidelijke taakverdeling: mannen gingen jagen, vrouwen zorgden voor de kinderen en verzamelden. Europa was zeer dunbevolkt. De natuur kon maar een klein aantal mensen voeden. Daarom leefden ze in kleine groepen en hadden ze geen vaste woonplaats; ze zijn nomaden. Omdat ze rond moesten trekken hadden ze maar weinig bezit.
De jager-verzamelaars leefden voor het grootste deel in de laatste ijstijd, die duurde tot 10.000 voor Christus. Hierdoor lag de zeespiegel veel lager dan nu. In plaats van de Noordzee lag een toendravlakte. De moderne mens verscheen rond 45.000 voor Christus in Europa, maar pas vanaf 13.000 voor Christus was NW Europa permanent bewoond.

Voor historici zijn geschreven teksten de belangrijkste bronnen over het verleden. Dit gedeelte in de geschiedenis heet prehistorie. Deze stopt als in 3.000 voor Christus het schrift wordt uitgevonden. Voor alle kennis uit de prehistorie heb je dus archeologen nodig.
§1.2
KA: het ontstaan van de landbouw en landbouwsamenlevingen
Nomaden kwamen erachter dat je peulvruchten gemakkelijk konden kweken. Op die manier maakten ze een begin met de landbouw. De landbouw ontstond in een gebied waartoe onder meer Irak en Syrië behoren (Mesopotamië). Het heet de vruchtbare halvemaan. Vanaf 8.000 voor Christus gingen mensen dieren temmen. Zo ontstond naast de akkerbouw ook de veeteelt.
Vermoedelijk is de grootste oorzaak van de overgang naar akkerbouw en veeteelt de klimaatverandering. Na de ijstijd kwamen er zachte natte winters en warme droge zomers.
Door de landbouw ontstond een nieuw soort samenleving, de agrarische of landbouwsamenleving. Het aantal mensen nam sterk toe en er ontstond een sedentaire leefwijze. Ze bouwden stevige huizen.
Ze geloofden in een leven na de dood, want er werden graven gevonden. 3.000 voor Christus: hunebedden.        
§1.3
KA: het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Het verhaal van Atrahasis: god van de aarde ergerde zich aan de herrie in de steden. Hij besloot de mensheid uit te roeien. Hij gaf 1 man de opdracht om een boot te bouwen en daarop zijn familie en dieren te zetten.
Dit verhaal is een voorbeeld van een mythologische verklaring van de wereld en hun geloof in vele goden: polytheïsme.
Het smeltwater uit de bergen veroorzaakte ieder voorjaar overstromingen, daardoor waren de oevers zeer vruchtbaar. Er was organisatie nodig en niet iedereen werd boer. Hierdoor groeiden vanaf 3.500 voor Christus tientallen dorpen uit tot steden. Langs de Tigris en de Eufraat ontstond de eerste landbouwstedelijke samenleving. De bewoners noemden hun land Soemerië.
Dat er in Soemerië een bestuur was, had een belangrijk gevolg: de uitvinding van het schrift. Rond 3.300 voor Christus ontstond hier het spijkerschrift.

§2.1
KA: de ontwikkeling van wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat
Filosofen gingen rationeel denken. Ze probeerden alles met hun verstand te beredeneren. Uit de filosofie ontstonden aparte takken van wetenschap, zoals wiskunde, natuurkunde, enz. De belangrijkste Griekse filosofen waren Socrates, Plato en Aristoteles. Plato hield zich bezig met ethiek (wat is goed en fout?). Aristoteles is bekend geworden van zijn theorie hoe kennis tot stand komt en hoe wetenschap werkt.
Monarchie: koning
Aristocratie / oligarchie: kleine groep rijke families
Tirannie: 1 aristocaat die de macht greep.
Democratie: volk beslist.
Niet alle Grieken vonden de democratie het beste politieke systeem. Ze vonden het slecht dat de stemmen van alle burgers even zwaar telden.
§2.2
KA: het Romeinse imperium en de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur
In Rome lag de macht in de handen van de senaat, die bestond uit leden van rijke en voorname families. In 264 voor Christus begon de expansie.
Het Romeinse Rijk kon uitgroeien tot een wereldrijk omdat ze organisatie talent hadden en militaire kracht. Ze respecteerden de cultuur en godsdienst van overwonnen volkeren. Binnen het rijk heerste lange tijd rust en vrede: Pax Romana.
De Romeinen waren onder de indruk van de cultuur van de Grieken. Ze namen veel van hen over. Romeinse godin Diana komt overeen met de Griekse Artemis. De Grieks-Romeinse cultuur raakte door het gehele rijk verspreid. De volken in het westen werden geromaniseerd.

§2.3
KA: de vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
Na de verovering van Griekenland verscheepten de Romeinen scheepsladingen vol beelden naar Rome. De beelden van de Grieken waren prachtig, maar niet realistisch. Ze waren een ideaalbeeld.
In de bouwkunst namen de Grieken de zuilen uit Egypte over.
Dorische zuilen: sober, strak en robuust.
Ionische zuilen: ranker en versiering aan de boven- en onderkant.
Korintische zuilen: nog uitbundigere versieringen.
Dankzij de Romeinen weten we hoe de Griekse beelden eruit zagen, want bijna alle originelen zijn verloren gegaan. De Grieken hadden perfecte schoonheid nagestreefd. De Romeinen maakten realistische beelden. Ieder bobbeltje werd vereeuwigd. Ook in de architectuur leverden de Romeinen bijzondere prestaties. Ze werkten met bogen, gewelven en koepels.
4 kenmerken Griekse tempel:
1. Zuilen (gelijk aan elkaar)
2. Kapiteel

3. Timpaan
4. Symmetrisch
§2.4
KA: de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse en de Germaanse cultuur
De Romeinen vinden de Germanen (volkeren ten oosten van de Rijn) barbaren, maar ook echte mannen, waar de decadente Romeinen een voorbeeld aan konden nemen. De Germanen hebben de krijgskunst hoog in aanzien en vochten dan ook constant oorlogen met elkaar uit.
Voor de Romeinen was in de Germaanse gebieden weinig te halen. Toch drongen ze ten tijde van Augustus door tot de rivier de Elbe in Oost-Duitsland. Vergeleken met de Romeinen waren de Germanen slecht georganiseerd en zwak bewapend. Ze hadden geen helmen of gepantserde kleding. In het open veld waren ze kansloos, maar doordat ze sneller waren en het terrein kende, konden ze de Romeinen in de bossen verrassen. Dat gebeurde in 9 na Christus toen 3 Romeinse legioenen in het Teutoburgerwoud in Noord-Duitsland op weg waren en opgewacht werden door verschillende stammen. Ze konden niet weg en een georganiseerde veldslag was onmogelijk, ze moesten man tegen man vechten. De meeste van de 18000 Romeinen sneuvelden.
De Romeinen namen de Germanen op in hun leger. Ze dreven ook handel.
In de 3e eeuw na Christus raakte het Romeinse rijk in verval, onder meer door invallen van Germaanse stammen. De sterke keizers herstelden de orde, maar eind 4e eeuw kwamen nieuwe volksverhuizingen. Het oosten van het rijk wist de invallers tegen te houden, het westen werd harder getroffen. In 395 werd het rijk gesplitst. In 476 zetten Germaanse veroveraars de laatste West-Romeinse keizer af. Het Oost-Romeinse rijk bleef nog duizend jaar bestaan.
§2.5

KA: de ontwikkeling van jodendom en christendom
De volkeren in de oudheid hadden vele goden. Ze waren polytheïstisch. Volgens het jodendom is er maar 1 god: Jahweh. Dat is monotheïstisch. Het heilige boek was de Tenach. Onder leiding van Mozes trokken de joden naar het beloofde land. Later, rond 1000 voor Christus zou David daar koning zijn geweest. In 587 voor Christus werd de joodse hoofdstad Jeruzalem verwoest. De joden werden afgevoerd naar het Babylonische rijk. Vanaf toen hebben er joden in de diaspora (verspreiding) gewoond.
Uit het jodendom ontstond in de 1e eeuw na Christus een nieuwe monotheïstische godsdienst: het christendom. Jezus’ volgelingen noemden hem de Messias of de Christos. Ze maakten zich vanaf 50 na Christus onder leiding van prediker Paulus van het jodendom los. Paulus en Petrus zouden tijdens de eerste christenvervolging in 64 na Christus in Rome als martelaren (iemand die sterft voor zijn geloof) zijn gestorven. Vooral vanaf 250 werden veel christenen ter dood gebracht.
In 313 maakte keizer Constantijn een eind aan de vervolgingen. Hij werd zelf christen. Eind 4e eeuw werd het de staatsgodsdienst. Andere godsdiensten werden verboden. Constantijn en zijn opvolgers lieten een orthodoxe geloofsleer vastleggen. Vier oude levensbeschrijvingen van Jezus (evangeliën) werden samen met andere oude christelijke geschriften in een heilig boek opgenomen: de Bijbel. Zij vormden daarin het Nieuwe Testament. Het andere deel (Oude Testament) komt overeen met de Tenach.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.