Aan het werk

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • vmbo/havo | 2122 woorden
  • 22 oktober 2016
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 5
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer Mavo 4, boek Blikopener
Samenvatting Module 2: Aan het werk
Centrale vraag, welke plaats heeft werk in onze samenleving? Paragraaf 1: Wie heeft er werk voor mij?
- als je werkt zoekt kom je terecht op de arbeidsmarkt. Dit is een ontmoetingsplaats van werkgevers en werknemers. De een zoekt personeel, de ander zoekt werk. D.w.z. de 1 vraagt om iets en de ander biedt iets aan. Dit noemen we vraag en aanbod.
- Arbeidskrachten: Het aanbod van arbeidskrachten wordt bepaald door de beroepsbevolking.

De internationale definitie is: alle mensen in de leeftijd van 15 – 74 jaar die tenminste één uur p. week werkzaam zijn. In dit boek gebruiken we de gegevens van het CBS- Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit bureau gaat uit van alle mensen tussen 15  en 65 jaar die minimaal 12 uur p. week kunnen werken.
- De vraag naar arbeidskrachten noemen we ook wel werkgelegenheid.
Als de vraag naar arbeidskrachten groot is, is er genoeg werkgelegenheid. Maar als er teveel arbeidskrachten zijn, kan niet iedereen aan het werk. Er is dan sprake van werkloosheid.
Veel mensen raakten werkloos, de arbeidskrapte nam af. In 2007 was er weer volop werk, maar vanaf 2008 nam de werkloosheid weer toe. - Werken is belangrijk
- Als je werkt, maak je of bedenk je iets, je kunt iemand ook een dienst verlenen
- De meeste mensen vinden werken belangrijk,
- Bv. om geld te verdienen
- Iets zinvols of nuttigs te doen
- Bovendien heb je als je werkt contact met colega”s en krijg je ook andere sociale contacten
- Werken geeft zekerheid en het gevoel dat je ergens bij hoort. Mensen die al langere tijd werkloos zijn, hebben vaker te maken met:
- Eenzaamheid
- Armoede
- Achterstand
- Het gevoel van nutteloosheid.
Daarom zie je steeds meer ouderen die niet willen stoppen met werken als ze 65 jaar zijn. Zo heeft iedereen een eigen arbeidsethos.
Vanuit een persoonlijke motivatie zet je je in voor de taken

Waarvoor je je verantwoordelijk voelt. Je arbeidsethos kan per bedrijf of per functie verschillen. Nederland krijgt steeds meer een  24 uurseconomie. Dat betekent dat bij veel bedrijven de werkdag niet om 17.00 uur is afgelopen. Vooral werkende scholieren zorgen er voor dat er in de avonduren en in het weekeinde kan worden door gewerkt. Bijna 85% heeft een baantje buiten kantoortijden.
Paragraaf 2: Welke opleiding heb ik nodig? Overal ter wereld verdient een postbode minder dan een huisarts, ook al werken ze evenveel uren in de week. Ook in Nederland verdient niet iedereen evenveel. Als je een beroep hebt dat door de samenleving het belangrijkst wordt gevonden, verdien  je het meeste geld. Heel lang geleden waren er geen verschillende beroepen. Mannen gingen jagen en vissen. Ze zorgden voor het voedsel. Vrouwen bewerkten het land en hadden allerlei huishoudelijke taken. Dit traditionele rolpatroon, waarin de man werkt en de vrouw het huishouden doet, is nog steeds herkenbaar.
Veel verder dan dat ging de arbeidsdeling toen niet.
Later gingen de mensen doen waar ze goed in waren bv. :
- Een huis bouwen
- Gereedschappen ontwikkelen
- Zorgen voor anderen
- Opvoeden.
Dit eeuwenlange proces van arbeidsdeling gaat steeds verder. Tegelijk zie je dat steeds meer onbetaalde diensten veranderen in betaalde vormen van arbeid. Arbeidsdeling
De economie draait beter als iedereen kiest voor een bep. beroep.
Door de arbeidsdeling zijn mensen wel meer afhankelijk van elkaar geworden. Aan ieder beroep is een bep. status verbonden.
Daarmee wordt de waardering bedoeld die je aan een beroep of aan een bep. positie kunt toekennen.
Een arts bv. heeft meestal veel aanzien. Hij heeft langer doorgeleerd en verricht belangrijk werk. Zeker vroeger keken veel mensen tegen zo iemand op.

Bij beroepen met een hoge status hoort meestal een hoog inkomen. Naast opleiding en inkomen kunnen ook afkomst en aanleg iemands aanzien bepalen. Heel wat sporters zijn zo populair omdat ze op een slimme manier hun talent hebben ontwikkeld.
Met een hoge opleiding en de juiste werkervaring kun je een hogere status bereiken. Onbetaalde arbeid heeft niet veel status. Je kunt ook zeggen: Iemand die vrijwilligerswerk doet, staat niet hoog op de maatschappelijke ladder.  
Sociale ongelijkheid
Als de inkomensverschillen tussen verschillende beroepen groot zijn kan sociale ongelijkheid ontstaan. Met als gevolg dat mensen met meer, macht of aanzien, de beste kansen krijgen.
Een aantal politieke partijen, zoals de PvdA en GroenLinks, wil de sociale ongelijkheid aanpakken.
Er moet volgens hen een verzorgingsstaat komen, waarin rechten zijn vastgelegd als:
- Recht op werk
- Onderwijs
- Inkomen
- Zorg
Op die manier kunnen alle mensen ervan profiteren.
Andere partijen, zoals de VVD, vinden dat je de verschillen juist groot moet houden. Zij zijn voor een vrijemarkteconomie, waarin mensen zelf hun kansen moeten grijpen om verder te komen. Met een beroep waarmee je veel verdient, sta je hoog op de zgn. maatschappelijke ladder. Met een uitkering of met weinig inkomsten staat je laag op de maatschappelijke ladder. Op deze ladder kun je klimmen en dalen. Dat heet sociale mobiliteit. Vroeger was sociale mobiliteit bijna niet mogelijk. Tegenwoordig blijven nog steeds veel mensen in dezelfde sociale groep zitten. Maar als ze willen kunnen ze van groep veranderen. Bv. door een opleiding te volgen of een beroep te kiezen met veel status.  
Paragraaf 3: Werkafspraken maken

Als je voor een baas gaat werken, moet er van alles afgesproken worden. Die afspraken moeten op papier komen te staan. Als je baas en jij er een handtekening onder zetten, is het een contract, oftewel een individuele arbeidsovereenkomst.
In zo’n overeenkomst staan afspraken over primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden.
Primaire arbeidsvoorwaarden zijn:
- Alle afspraken die te maken hebben met loon en werktijden
Secundaire arbeidsvoorwaarden zijn:
- Alle afspraken over andere zaken
          Arbeidsovereenkomst
In een arbeidsovereenkomst moeten in elk geval de belangrijkste zaken staan. Die zijn:
- Of je voor bepaalde tijd [tijdelijk werk] of voor onbepaalde tijd [een vaste baan] werkt
- Of je een proeftijd hebt, en zo ja, hoe lang die is
- Wat je brutoloon is, ook van evt. overwerk
- Wat je werk precies inhoudt: functienaam en omschrijving. Ook over je arbeidsomstandigheden kun je afspraken maken.
Bv. over de veiligheid van je werkplek. Als de arbeidsomstandigheden niet vastgelegd zijn in een contract, kun je dat achteraf nog doen. Je baas is verplicht je in te lichten over alle zaken die te maken heebben met gezondheid, veiligheid en welzijn. Hij moet je bv. informeren over het gebruik van beschermende middelen, zoals oordoppen, schoenen en beschermkappen.   Veiligheidsregels:

In Nederland is kinderarbeid verboden. Je mag bv. niet op jonge leeftijd in een fabriek werken. Wat jongeren wel mogen doen is precies omschreven in de wet.
In de Arbowet [Arbeidsomstandighedenwet] staat aan welke veiligheidsregels een bedrijf zich moet houden.
Er zijn goede en minder goede bazen. Sommigen beslissen het liefst alles alleen. Andere bazen houden graag rekening met de meningen van de werknemers. Bij deze bazen is er dan ook ruimte voor inspraak.
Werknemers krijgen zo de kans om invloed uit te oefenen op hun eigen werkomgeving.
Als je op je werk of bv. een sportclub wordt aangeraakt op een manier die jij niet wilt, is er misschien sprake van seksuele intimidatie. Seksueel intimerend gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn. Het wordt ervaren als ongewenst en onplezierig. Vaak gaat het om machtsmisbruik. Je kunt er wat aan doen door bv. aantekeningen te maken over wat er is gebeurd. Ook kun je een klacht indienen bij de klachtencommissie van het bedrijf of bij de bedrijfsarts en/of de vakbond.  
Paragraaf 4:  Wie komt er voor je op? Zowel de werkgever als de werknemers hebben er belang bij dat het goed gaat met een bedrijf. Ze verdienen er allebei hun geld. Toch hebben ze ook tegengestelde belangen.
- De werkgever wil graag een zo groot mogelijke winst. De winst kan extra stijgen als de loonkosten niet te veel oplopen.
- De werknemers willen graag meer verdienen.
Ook over andere punten kunnen er meningsverschillen zijn tussen de baas en het personeel, bv. over afwisselend werk en promotiekansen os medezeggenschap.
Medezeggenschap wil zeggen dat je kunt meepraten over de gang van zaken in een bedrijf. De vorm van medezeggenschap hangt af van het aantal werknemers. Bij meer dan 50 medewerkers is een ondernemingsraad [OR] verplicht. Bij 10 tot 50 medewerkers is er een verplichte PVT [personeelsvertegenwoordiging] als de meerderheid van de medewerkers dit wil.  
De vakbond

Vroeger hadden werknemers niets in te brengen. Dat is veranderd door de komst van vakbonden.
Een vakbond is een belangenorganisatie van werknemers in een bepaalde bedrijfstak. Zo zijn er aparte vakbonden voor mensen die in de bouw werken, voor mensen in de verzorging of in het onderwijs.
De grootste vakbond is de FNV, die uit 16 zelfstandige vakbonden bestaat.
De FNV heeft ook een jongerenafdeling. Het vakbondslidmaatschap is vaak beroepsgebonden. Zo zijn veel ambtenaren lid, maar uit beroepsgroepen als de ICT zijn er weinig mensen aangesloten.
In 2009 waren er bijna 1,9 miljoen vakbondsleden. Als je lid bent van een vakbond, kun je hulp krijgen, bv. bij het oplossen van een arbeidsconflict met je baas. Ook onderhandelt de vakbond ieder jaar met de werkgevers over de arbeidsvoorwaarden. De rechten en plichten van de werkgever en werknemer worden dan besproken.
Als ze het niet eens worden, kan de vakbond dreigen met acties. Soms zijn er dan werkonderbrekingen  [stakingen]
Als beide partijen het wel eens zijn, worden de gemaakte afspraken vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst [CAO]
De gemaakte afspraken gelden dan voor iedereen, dus ook voor werknemers die geen lid zijn van de vakbond. Als je voor het eerst een [bij]baan hebt, krijg je met veel nieuwe en onbekende zaken te maken. Daarom heeft FNV voor jongeren een handige site gemaakt, waarin alles over geld en werk staat:
www.workpower.nl
In Nederland zijn de rechten van werknemers goed geregeld, net zoals in de meeste EU-landen en overige westerse landen. Maar in Zuid-Amerikaanse landen en in landen als Wit-Rusland en China worden onafhankelijke vakbonden tegengewerkt. Paragraaf 5: Van alle kanten bekeken. - Ik ben 16 jaar en wil graag een eigen bedrijfje beginnen. Mag dat?
Nee, want je bent nog minderjarig en daarom ben je volgens de Ned. wet nog niet handelingsbekwaam. Als je tussen de 16 en 18 jaar bent kun je bij de kantonrechter wel om handlichting vragen. Dat betekent dat je als minderjarige eigenaar van een bedrijf wel bepaalde rechtshandelingen mag verrichten. Je mag bv. handtekeningen onder een contract. Als de kantonrechter je handlichting geeft, gaat hij/zij ervan uit dat je handelingsbekwaam bent.

- De meeste starters zijn zzp’er [zelfstandig zonder personeel]
Het merendeel van startende bedrijven begint klein. In 2005 was 84% van alle starters ZZP’er in 2008 is dat gestegen tot 89%   - Failliet in 2009: vooral kleine starters. De meeste faillisemensten in 2009 betrof jonge, kleine bedrijven. In totaal gingen er 10289 bedrijven failliet. Dat is ruim 51 % meer dan in 2008. Kleine startende bedrijven zijn bedrijven zonder reserves. Door de financiële crisis staan zij snel buiten spel. In de bouw gingen de meeste bedrijven bankroet, 17,3% van het totaal. Daarop volgde de zakelijke dienstverlening met 16,8%
- Overheid helpt startende ondernemer
Met de Bbz-regeling [Besluit bijstandsverlenging zelfstandigen] wil de overheid een bepaalde groep starters financieël ondersteunen. Wie een uitkering ontvangt [wie dus geheel of gedeeltelijk werkloos is] en geen uitzicht heeft op passend werk in loondienst, kan gebruik maken van deze regeling
De startende ondernemer moet wel met een behoorlijk ondernemingsplan komen;
 - Wat ga je aanbieden en waarom?
 -  Aan wie?
-  Wat is je plan van aanpak?
- Wat heb je nodig?
- Wat moet je investeren?
- Wat moet het opleveren? Tijdens de start kan tot max. €31.502 worden uitgekeerd. Als een beginnend bedrijf de 1e jaren onvoldoende oplevert, kan de ondernemer een aanvullende uitkering voor het levensonderhoud krijgen.
- Diploma’s en vergunningen
Om een bedrijf te kunnen starten heb je diploma’s nodig. Vaak krijg je ook te maken met gemeentelijke verordeningen en vergunningen.
Om bv. een horecagelegenheid te kunnen beginnen, heb je een vergunning nodig in het kader van de drank- en horecawetgeving. De vergunning kun je aanvragen bij de gemeente. Die kan bovendien eisen dat de leidinggevende 21 jaar oud is en beschikt over een verklaring Sociale Hygiëne [ omgaan met agressie, drugs en alcohol]. De gemeente kijkt ook of je voldoet aan een aantal gemeenteregels. Ze kijken bv. naar het bestemmingsplan van het pand dat je voor je horecagelegenheid wilt gaan gebruiken.

Ook beoordeelt de gemeente of je een milieuvergunning nodig hebt. En bij bouwplannen heb je ws. een bouwvergunning nodig.  

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.