Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Kunststromingen

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1501 woorden
  • 9 februari 2016
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 8
13 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Neoclassicisme 1760 t/m 1840
-Schilderkunst
*Geschriften Klassieke Oudheid
*Weinig emotie
*Verbeeldingskracht
*Eenvoudige compositie
*Licht-donkerwerking
*Omtreklijnen
*Dieptewerking
*Koel kleurgebruik
-Beeldhouwkunst
*Klassieke oudheid
*Afgietsels
*Voorbeeld
*Houding en vorm
*Technische perfectie
*Marmer
*Gepolijst Zuivere vormen
*Symboliek

Realisme 1840 t/m 1890
Al voor de Franse Revolutie (1789) werd er in de Franse salons druk gediscussieerd over vrijheid en gelijkheid. In 1848 braken in veel Europese steden revoluties uit, als gevolg van de slechte economische toestand. Er heersten epidemieën, werkloosheid, mislukte graan- en

aardappeloogsten veroorzaakten hongersnood. De revoluties hadden resultaat: in veel landen kwamen nieuwe grondwetten, waarin liberale vrijheden opgenomen werden. In hetzelfde jaar

(1848) kwamen de filosofen Karl Marx en Friedrich Engels met hun Communistische Manifest, waarin zij de kant kozen van de onderdrukte fabrieksarbeiders en voorstellen deden tot vernieuwingen. In dit klimaat ontstond de nieuwe stroming: het realisme. In de kunstwereld werd een sociale strijd gevoerd. Kunstenaars streefden net als veel andere mensen naar (meer)

vrijheid. Mede daarom begonnen zij zich sterk af te zetten tegen de rijke bourgeoisie, die de kunst had vastgelegd in regels, conventies en wetmatigheden. Bestaande opvattingen werden omver gekegeld en er kwam plaats voor nieuwe ideeën. Het gewone volk werd tot onderwerp gekozen. Het realisme was een reactie op de al te onechte en overdreven romantiek. De enige werkelijkheid in de kunst was de echte wereld. Schrijvers en kunstenaars wilden dat alles paste

bij de echte emotie of ervaring. Ook op het podium lieten dansers en acteurs steeds meer de maatschappij zien zoals men die toen zag, in plaats van fantasierijke en onwaarschijnlijke verhalen. Onder invloed van industriële en maatschappelijke ontwikkelingen ontstaat :

 *Meer aandacht voor de realiteit van het heden.
 *Nadruk op zintuiglijk waarneembare feiten.
 *Aandacht voor het individu.
 *Sociale inslag.

Gustave Courbet, geestelijk en artistiek leider van het Realisme wist voortdurend schandalen uit te lokken met zijn schilderijen. Hij koos bij voorkeur onderwerpen die geen enkele status hadden en voerde deze dan uit op een formaat dat tot dan alleen maar gebruikt werd voor verheven historiestukken of religieuze onderwerpen. Daarbij had hij ook nog een heel directe stijl van schilderen. Courbet beschouwde zichzelf als een centrale figuur in de politieke en artistieke avant-garde.

Millet’s schilderijen veroorzaken halverwege de 19de eeuw heftige reacties. De eenvoudige boeren die hij schilderde, werkend op het land, ontstemden het kunstminnend publiek. Men vond het erg ongepast dat een boer zo’n belangrijke plaats in een schilderij kreeg.

Romantiek, begin 19e eeuw.
De kunstenaar legt de nadruk op het eigene, het individuele. Hij voelt zich vaak een (miskend) genie. Er is sprake van een sterke hang naar het emotionele, nostalgie naar het verleden en de 'romantische vervoering', de sterke gevoelens voor liefde en vriendschap, de natuurmystiek, het nationalisme, mythes en sagen en een grote natuurbeleving (de mens = nietig in de natuur).
Literatuur: eigen persoonlijke ervaring, reisverhalen, geschiedenis, natuur (ongerept), dromen en nachtmerries en spookverhalen.
Beeldende kunst: natuurgevoel in landschapsschilderingen, ook historische, religieuze, exotische en heroïeke onderwerpen.

In de romantische periode van de klassieke muziek maken componisten steeds grotere composities met steeds meer noten en moeilijkere ritmes. Er is veel drama en emotie te horen. Alles draait om wat mensen voelen, fantasie en de natuur. Veelvuldig terugkerende thematiek omvat dan ook onder andere de verheerlijking van de liefde (zowel de ideale als onmogelijke), hang naar het nostalgisch verleden, etc.

De vijf genres in de romantiek zijn:
1. Over de schouder meekijken naar de natuur
2. Wilde dieren
3. Nachtmerries en fantasieën
4. Belangstelling voor Arabieren
5. Ouderdom en vergankelijkheid

Gotiek 1100 t/m 1400
-Handel ontstaat nationaal en internationaal.
-Grote steden ontstaan op handelsroutes.
-Kerk staat centraal: kathedralen om mee te pronken.
-Adel krijgt minder macht, kerk wordt machtiger.
-Mirakelspelen: toneelstukken met religieuze thema’s op straten en pleinen.
-Wagenspelen: optochten met decors op boerenwagens.

*Schilderkunst
-Meer expressie
-Meer emotie
-Betere anatomie
-lijst om schilderij
-Voor-achter
-Groot-klein.

*Beeldhouwkunst
Vroege gotiek:

-Beelden op zuilen
-Langwerpig
-Stijfjes
-Bijbelse taferelen
Late gotiek:
-Vrijstaand
-Losser
-Verschillende onderwerpen
-Dynamischer
-Skeletbouw
-Verticaal karakter
-Ijl en open
-Spitsboogvorm
-Versieringen:  torentjes, rozetvorm etc

*Architectuur
-Kruisribgewelf meer mogelijkheden
-Lichter
-Muur is geen drager meer
-Windschermen
-Grote ramen
-Glas in lood
-Spitsboog
 

Renaissance, rond 1500
*
Algemeen.
-In Frankrijk heerste centraal gezag van de koning en de kerk, die twee bepaalden wat goed en kwaad was, de gewone burger hoefde niets te weten en had niets te vertellen. Er werd voor hem gedacht, de kerkelijke ‘dogma’s’ schreven voor hoe je moest denken.
-In Italië waren stadstaten ontstaan, onafhankelijke trotse staatjes, waarin vooraanstaande families van kooplieden het voor het zeggen hadden. Deze mensen lieten zich juist niets vertellen en ontwikkelden hun eigen cultuur. Hun ideaal was de universele mens, bekend met filosofie, kunst, wetenschap, enz. Ook de kunstenaars wilden universeel zijn: sommigen waren zowel schilder, beeldhouwer als architect.
-Wat betreft de inhoud van de nieuwe cultuur keek men vooral naar de klassieken. Renaissance betekend wedergeboorte van de klassieke oudheid. De overeenkomst in de maatschappijvorm en de zelfstandige manier van denken inspireerde de renaissancemens. Men werd ook nieuwsgierig: hoe zit de wereld in elkaar? Dit leidde tot veel ontdekkingen, zoals op het gebied van kunst: de anatomie en de perspectief en de toepassingen van ideale wiskundige verhoudingen.
-Wat betreft de uiterlijke vorm sloot men ook aan bij de klassieken, er was immers in Italië nog zoveel! Er stond bij wijze van spreken een prachtig klassiek bouwwerk om de hoek!

*Beeldhouwkunst
-Veel ideeën over de vorm en de verhoudingen van de gebouwen zijn ontleend aan de klassieken (afb 1) |
-Je ziet eenvoudige wiskundige verhoudingen, het gebouw op afb 2 is twee maal zo breed als hoog, en bestaat uit drie gelijke stroken boven elkaar. Het is ook heel symmetrisch!
-Er is rust door een eenvoudige horizontale en verticale indeling. De gevel is vlak, er zijn weinig uitstekende of inspringende delen (afb 2)
-Voor kerken gebruikt men aanvankelijk centraalbouw, (men keek naar het Romeinse Pantheon)
-Bij die centraalbouw hoort de koepel (boek blz 41)
-Er werden zuivere wiskundige vormen toegepast en ook een speciale verhouding: de gulden snede verhouding, die ook in het menselijk lichaam terug te vinden is. Men vond dat de maten van de mens de richtlijn moest zijn voor de architectuur, want in de renaissance stond de mens centraal (afb 3 op blz. 40 in je boek laat dat zien)
-Meer termen : fronton, kroonlijst, porticus, rusticastenen ( de zware steenblokken van de onderste bouwlaag, afb 2 en in het boek blz 40, afb 5); pilasters (halfzuilen op de gevel geplakt: afb 1); loggia (galerij met bogen); halfronde boog
Oog voor schoonheid,
- Geïdealiseerde mensen, verhoudingen,
-Vaak contrapost houding.
-De beelden zijn menselijk, persoonlijk, tonen soms emotie
-Grote aandacht voor de anatomie

-De vroege beelden zijn sober,
- De latere beelden hebben meer plasticiteit
-Beelden van marmer en brons.
-Michelangelo was een beroemde beeldhouwer.

*Schilderkunst
-Zelfde aandacht voor verhoudingen als bij de architectuur
-Basis compositie vaak wiskundig figuur.
-Anatomie is belangrijk .
-Perspectief wordt voor het eerst gebruikt.
-Zowel klassieke als christelijke onderwerpen.
-Aandacht voor schoonheid van de menselijke gestalte, gebaren, enz.
-Botticelli en Leonardo da Vinci zijn belangrijke kunstenaars.

Je mag het maniërisme rangschikken onder de renaissance, het is een uitvloeisel ervan en ligt wat betreft de vormgeving er heel dichtbij.
Het maniërisme vormt een overgang tussen de renaissance en de barok en maakt zich los van de strakke renaissanceregels,
Michelangelo bedenkt nieuwe architectuurvormen, zoals de kolossale orde,
pilasters die twee verdiepingen verbinden. Het gebouw krijgt daardoor meer reliëf,
en imposanter uiterlijk. Michelangelo was tenslotte ook beeldhouwer!

In de vroege renaissance wilde de kunstenaar de werkelijkheid benaderen.
In de hoogrenaissance wilde hij de werkelijkheid overtreffen.
In het maniërisme wilde hij de kunst overtreffen.

Barok 1600 t/m 1720
-Overdonderend, imposant, formaten zijn groter.
-Veel dynamiek door de vele diagonale lijnen.
-Sterke tegenstellingen, zoals het licht-donker,
-Dramatiek.
-Schilderen vanuit de vlek.

Volle Barok: drukkere, Zuidelijke stijl van de contrareformatie.
Classicistische Barok: ingehouden en streng.

De reformatie is een protest tegen de rijkdom en verloedering van de katholieke kerk.
In Noord-Europa ontstaat hiermee het protestantisme, dat soberheid predikt.
De contrareformatie is weer een reactie op dit protestantisme.                                            

Bouwkunst:
*A-tectonisch: inspringende delen, waardoor licht-donkereffect.
*kolossale orde, verticaal accent.
*gedraaide zuilen, beweeglijkheid.
*rechthoek uit de renaissance wordt vervangen door cirkel en ovaal.
*illusionisme: architectuur gaat over in beschilderingen.
*De omgeving wordt bij het gebouw betrokken om meer aanzien aan het gebouw te geven.

Beeldhouwkunst:
*Beweeglijkheid,
*Emotie en dramatiek,
*Gedraaide houdingen,
*Diagonale lijnen,
*Wapperende kleding,
*Theatrale gebaren,
*Gladgepolijste lichamen,

-Gobelins zijn zeer kostbare wandkleden.
-Wandtapijten vormden meestal reeksen.

Rococo 1720 t/m 1750
Luchtigheid, frivoliteit en decadentie Hofleven in grote paleistuinen.

Stijlkenmerken:
-De rococo is een voortzetting van de barok, ontdoet zich van al te strakke regels
-Veel luchtige en overdadige versieringen, veel bladgoud en wit stucwerk.
-Schelpachtige motieven en asymmetrische versieringen
-Kleuren zijn zacht: lichtblauw en roze.
 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.