Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Mondiale Rechtvaardigheid

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 7327 woorden
  • 27 juli 2015
  • 64 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
64 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 1: Wat is rechtvaardigheid?

 

In de dagelijkse praktijk heeft rechtvaardigheid vaak iets te maken met de juiste verdeling van zaken, maar rechtvaardigheid kan er ook mee te maken hebben dat mensen krijgen wat ze hebben verdiend. Een bekende definitie van rechtvaardigheid luidt dat iedereen het zijne krijgt.

Gelijke verdeling van lasten

In algemene zin wordt rechtvaardigheid wel opgevat als de wet in acht nemen en de gelijkheid respecteren > wettelijke of algemene rechtvaardigheid

Aristoteles onderscheidt naast algemene rechtvaardigheid bijzondere of speciale rechtvaardigheid en daar binnen ziet hij twee vormen:

  1. Verdelende rechtvaardigheid: het gaat om de verdeling van rechten, privileges, plichten en nadelen binnen de maatschappij
  2. Corrigerend recht: er is altijd sprake van een verhouding tussen mensen onder elkaar

Cicero: er bestaat tussen de plicht om rechtvaardig te zijn en de plicht om medemenselijk te zijn een duidelijke hiërarchie. De plicht van rechtvaardigheid weegt zwaarder dan de plicht van medemenselijkheid.

1e plicht: strikt of volledig

2e plicht: breed of onvolledig

Rechtvaardigheid: “ieder het zijne” en “voldoen aan je verplichtingen”

Alleen als mensen rechtvaardig zijn, kan de politieke gemeenschap van mensen behouden blijven. De plicht van rechtvaardigheid geldt altijd en voor iedereen.

De plicht tot medemenselijkheid en tot materiële ondersteuning, net als de plicht tot rechtvaardigheid is heel belangrijk.

Waar de plichten van rechtvaardigheid altijd gelden, laten de plichten van medemenselijkheid dus ruimte voor afwegingen.

  1. We hoeven niet medemenselijk te zijn als dat te sterk ten koste gaat van onze eigen welvaart en onze plichten tegenover onze naasten.
  2. De plicht van medemenselijkheid (later door Kant bepaald als de plicht van deugd) geldt sterker naarmate degene om wie het gaat dichter bij ons staat.

Kritiek op het klassieke onderscheid tussen rechtvaardigheid en medemenselijkheid en de toepassing daarvan op het vraagstuk van mondiale ongelijkheid.

  • Singer: de plicht van medemenselijkheid heeft een veel striktere karakter dan Cicero aangeeft.

Medemenselijkheid is geen vrijblijvende plicht waar we naar eigen inzicht mee om mogen gaan, maar een fundamentele morele plicht. We kunnen er niet toe gedwongen worden, maar als we het niet doen brengt dat een sterke morele afkeur met zich mee. Wie de armen helpt > moreel goed, wie niet > moreel verkeerd.

 

Volgens Singer kan een rechtvaardige wereld alleen maar bereikt worden als op grond van de medemenselijkheid het welzijn van alle mensen in deze wereld tot op een minimaal niveau is gebracht.

 

  • Pogge: gaat er mee akkoord dat onrechtvaardigheid bestaat in het schaden van belangen van anderen. De rijken zijn niet verantwoordelijk voor de armoede van de allerarmsten.

Singer           de plicht van medemenselijkheid grotere rol toegekend

Pogge            betwist dat aan de eisen van de rechtvaardigheid reeds is voldaan als mensen elkaar        niet actief en direct bestelen/aanvallen

Alle mensen op deze wereld hebben ‘recht’ op een menswaardig bestaan

Eis van de verdelende rechtvaardigheid: alle mensen moeten toegang hebben tot bepaalde basisvoorzieningen zodat zij in staat zijn om een menswaardig leven te leiden. Een faire prijs krijgen voor goederen en alleen een faire prijs hoeven te betalen voor wat zij nodig hebben.

  • Menswaardigheid/menselijke waardigheid

belangrijkste begrip

Hoofdstuk 2: De vreselijke gezichten van armoede

Er zijn verschillende soorten armoede:

  • Lange rijen uitgemergelde Afrikaanse kinderen

> acute hongersnood

  • Mensen die niet direct van de honger sterven, maar leven wordt getekend door ondervoeding, ziekte en een lage levensverwachting

> langdurige sluipende armoede

  • Kinderen die niet op voetbal kunnen, of mensen die naar de voedselbank gaan

Armoede heeft altijd te maken met een situatie waarin mensen een tekort of gebrek aan iets hebben. Bij armoede gaat het om een fundamenteel tekort.

Je bent NIET arm als een gebrekkig leven het gevolg is van een vrije keuze. Wie er voor kiest en er voor blijft kiezen om in soberheid te leven, kent geen fundamenteel te kort (monnik)

2 antwoorden op de vraag wat voor tekort armoede te maken heeft en waarom armoede onrecht is:

  1. Materiële zaken die mensen absoluut nodig hebben. Zonder voedsel, medische zorg en onderdak is dat niet mogelijk
  2. Sociale voorwaarden: mensen die door de gemeenschap worden uitgesloten, door andere mensen niet worden erkent of niet kunnen deelnemen aan een sociaal leven worden ook arm genoemd

Materiële basisbehoeften

Dickens en Steinbeck laten in hun boeken naar voren komen wat echte armoede is: een fundamenteel tekort aan materiële zaken die nodig zijn om in de eerste (vooral fysieke) levensbehoeften van de mens te voorzien.

Je bent dus arm als je de benodigde voorzieningen mist om in leven te blijven. Armoede en fysieke basisbehoeften van de mens te kijken.

De behoeften piramide van Maslow

Volgens Maslow is iemand arm die niet in staat is de eerste twee behoeften te bevredigen. Die persoon heeft dan niet alleen een tekort aan voedsel en drinken, maar moet ook voortdurend in vrees leven.

Sociale basisbehoeften

Onzichtbaar zijn, niet gezien en geaccepteerd worden vormt een fundamenteel tekort in het menselijk leven en is daarmee een kenmerk van armoede. Wanneer we geen deel uitmaken van de mensen om ons heen kan dit (net als een tekort aan voedsel of water) tot ernstige schade leiden.

Aristoteles: de mens is een sociaal wezen of een gemeenschapswezen. Hij is altijd afhankelijk van zijn medemens. Zonder dergelijke relaties kan er eigenlijk geen sprake zijn van een menselijk bestaan.

Vriendschap = onmisbaar voor het leven

Armoede hier en daar

Armoede in absolute zin gaat over zaken die voor ieder mens noodzakelijk zijn om een zeer minimaal fatsoenlijk leven te leiden > voldoende eten en drinken

Wie door de bril van absolute armoede kijkt naar de enorme ongelijkheid in de wereld, wil enkel weten of mensen onder een vaste minimale ondergrens vallen.

Bij relatieve armoede vergelijk je de levensomstandigheden van mensen niet met een vaste ondergrens, maar met de levensstandaard die in dat land als minimaal, noodzakelijk geldt.

Scholing, voetballen, verjaardag vieren, op vakantie gaan etc.

Adam Smith: consumptiegoederen vallen onder de categorieën ‘noodzakelijk’ en ‘luxe’.

noodzakelijk: goederen die essentieel zijn om in leven te blijven en al die goederen die volgens de gewoonten van het land onmisbaar zijn voor een eervol leven.

Heeft sociale armoede een absoluut aspect?

Absolute armoede > tekort aan voedsel, gebrek aan geneeskunde en gebrek aan huisvesting

Fundamentele behoeften

In elk land verschillend e behoeften, maar sociale armoede kan in dit geval weldegelijk een absoluut aspect zijn.

Armoede: een complex begrip

  • Materiële armoede
  • Sociale armoede
  • Absolute armoede
  • Relatieve armoede

 

Armoede wordt bepaald aan de hand van hetgeen wat in zijn samenleving minimaal als noodzakelijk wordt geacht.

Hoofdstuk 3: Is wereldarmoede mijn probleem?

  • Ben ik eigenlijk wel iets verschuldigd aan de allerarmsten op de wereld?
  • En zo ja, wat dan?

 

Deze vragen kunnen we vanuit twee perspectieven bekijken:

  1. Persoonlijke ethiek: hierbij gaat het om de regels die direct van toepassing zijn op het handelen van mensen en de relatie tussen mensen. het gaat om de juiste morele houding onder elkaar.
  2. Institutionele ethiek: hierbij gaat het juist om de rechtvaardigheid of onrechtvaardigheid van instituties.

Singer: het geven van geld aan goede doelen is geen vrijblijvende aangelegenheid, maar een zwaar wegende morele plicht. Het geven van geld aan goede doelen is geen kwestie van liefdadigheid of een zwakke vorm van medemenselijkheid (zoals Cicero), maar een zwaar wegende morele plicht.

 

Singer baseert zich op drie stellingen waarmee iedereen volgens hem wel moet instemmen:

  1. Lijden en dood als gevolg van een tekort aan voedsel, medische zorg en onderdak zijn slecht
  2. Als het in ons vermogen ligt om iets slechts te voorkomen zonder daar iets van vergelijkbaar moreel belang op te offeren, zijn we moreel verplicht om dat te doen (principe van opoffering)
  3. Ieder mens is gelijkwaardig

Ik geef geen geld want ik ken die mensen niet en ik ben niet de enige die kan helpen

Er zijn volgens Singer belangrijke verschillen tussen het kind dat voor je ogen in de vijver verdrinkt en een kind dat in een ver land sterft dor honger. Deze verschillen zijn enkel psychologisch van aard en niet moreel.

  • De vijver steunt een een-op-éénrelatie tussen de persoon die in nood is en de persoon die kan helpen
  • Ook fysieke afstand lijkt een verschil te zijn. Hoe groter de afstand is tussen ons en de lijdende persoon, des te onverschilliger wij zijn tegenover zijn lijden
  • Kwantiteit: het geval in de vijver is één kind dat om hulp vraagt en is vrij snel en makkelijk op te lossen. Je kan niet alleen duizenden mensen afhelpen van hongersnood

Murphy: Singers principe is volgens hem niet zo zeer problematisch, omdat het zeer grote eisen aan ons stelt, maar omdat we meer lijken te moeten doen dan ons billijk aandeel is. Volgens Murphy ligt de morele plicht niet op ons als individu, maar op de gemeenschap als geheel.

Hoofdstuk 4: Het is toch niet mijn verantwoordelijkheid?

Noodhulp: bij dit soort hulpverlening staan situaties van directe, urgente en extreme nood centraal

Ontwikkelingshulp: hierbij is geen onmiddellijke nood, maar wil structurele en langdurige armoede aanpakken. Bij ontwikkelingshulp gaat het om het aanbrengen, of het versterken van instituties die armoede moeten tegen gaan.

Dit hoofdstuk gaat specifiek over twee vragen:

  1. Wie is verantwoordelijk?
  2. Wie moet helpen?

Verantwoordelijkheid

In de mondiale rechtvaardigheid komen we vooral 2 vormen tegen van verantwoordelijkheid:

  1. Resultaatsverantwoordelijkheid: is de verantwoordelijkheid die mensen dragen voor de negatieve of positieve resultaten van hun eigen handelen
  2. Herstellendeverantwoordelijkheid: is het gevolg van een negatieve stand van zaken die rechtgezet of herstelt moet worden. Het gaat om de verantwoordelijkheid die we hebben om anderen bij te staan wanneer ze in nood verkeren of gewoon hulp nodig hebben

Singers barmhartige Samaritaan

Barmhartige Samaritaan > altruïsme

 

  • Altruïsme op emotioneel gebied bestaat niet

> gekoppeld aan egoïsme

  • Altruïsme op zakelijk gebied kan wel

> je kan belangen loos iets voor iemand doen

Voor Singer is de herstellendeverantwoordelijkheid veel belangrijker dan de resultaatsverantwoordelijkheid. De plicht tot herstel volgt niet zo zeer uit de rechtvaardigheidsplicht, maar uit plicht van medemenselijkheid.

Utilitarisme: gaat er vanuit dat een handeling moreel juist is als er meer mensen profijt van hebben dan minder mensen

 

Bij de keuze die je maakt wil je juist dat meer mensen er gelukkig van worden dan minder mensen

Singer vindt het niet belangrijk wie resultaatsverantwoordelijk is. Van belang is dat mensen niet onnodig sterven of lijden dat iemand helpt.

David Miller: het is een kwestie van respect om bij mensen met beide perspectieven rekening te houden.

Wie in een land ingrijpt om de sociaaleconomische en politieke ontwikkeling te stimuleren, moet dat niet doen op basis van waarden en overtuigingen die de hulpbehoevenden zelf niet delen. We moeten ons in hun waarden en overtuigingen te verdiepen.

Libertarisme: wij zijn niet verantwoordelijk

Libertaristen: gaan uit van een mensbeeld waarin de individuele vrijheid en verantwoordelijkheid centraal staan. Hij moet de vrijheid hebben om zijn eigen leven in te richten, zolang hij anderen maar niet schaadt. In alle gevallen is hij verantwoordelijk voor de keuzes die hij zelf maakt.

Robert Nozick: hij vergelijkt een dergelijke herverdeling van de welvaart zelfs met een vorm van dwangarbeid.

Belasting op inkomen uit arbeid staat op één lijn met dwangarbeid. Het afpakken van de inkomsten is net zoals het afpakken van werk omwille van een ander.

Ayn Rand: gaat verder dan Nozick. Hij vindt dat hij totaal geen verplichtingen heeft aan zijn medemens. Behalve de verplichting aan zichzelf, aan materiële voorwerpen en aan al het bestaan: rationaliteit

‘Laten sterven’ is iets anders dan ‘doden’

Als mensen weigeren om geld aan Unicef te geven en daardoor anderen komen te overlijden, zijn deze weigeraars niet de veroorzakers van dit noodlottige einde.

Philippa Foot: doden is iets anders dan iemand laten sterven

Negatieve en positieve plichten

  • Positieve plichten: verplichten je om iets niet te doen

> je mag iemand niet belemmeren in zijn geloofsovertuiging

  • Positieve plichten: verplichten je om iets wel te doen

> het krijgen van scholing etc.

Pogge: de mondiale orde

Thomas Pogge: burgers en regeringen van welvarende landen dragen weldegelijk een resultaatsverantwoordelijkheid en daardoor ook herstellendeverantwoordelijkheid. Volgens Pogge is het ‘verklarend nationalisme’ onjuist. Wie wil weten wat de oorzaak van wereldarmoede is, moet niet naar ‘nationale’ verklaringen zoeken, maar kijken naar wat hij de mondiale orde noemt. Burgers en regeringen van welvarende landen zijn (mede) verantwoordelijk voor het in stand houden van een economische orde die het probleem van wereldarmoede voortbrengt.

 

Volgens Pogge hoeven we niet direct te weten of er een positieve plicht bestaat om mensen in nood te helpen, zoals Singer volhoudt. Net zoals bij de Libertaristen staat bij Pogge de negatieve plicht centraal en niet de positieve plicht om het welzijn van anderen te bevorderen. Anders dan de Libertaristen en Singer meent Pogge dat er een plicht bestaat om het probleem van wereldarmoede aan te pakken.

Het lot van de rijken is verbonden met dat van de armen:

  • Voor de burgers van welvarende landen geldt dat zij nog dagelijks profiteren van de ongelijke uitgangspositie die het gevolg is van de geschiedenis. De uitgangsposities van landen zijn verschillende op grond van een historisch onrecht
  • Zowel de ontwikkelde als ontwikkelingslanen zijn afhankelijk van dezelfde natuurlijke rijkdommen om hun economie te laten draaien en welvaart te creëren.
  • Beiden maken onderdeel uit van eenzelfde mondiale economische en politiek-juridische orde.

Het is duidelijk dat Singer een beroep doet op de medemenselijkheid en Pogge op resultaatsverantwoordelijkheid:

Voor Pogge geldt: wie verantwoordelijk is voor schade, moet die schade herstellen. Wanneer regeringen en burgers van rijke landen een structuur in stand houden waardoor anderen in hun belangen worden geschaad, zijn zij daarvoor verantwoordelijk.

Volgens Pogge is het heel opmerkelijk dat de mensenrechten vandaag de dag zo populair zijn. Ook de burgers en de regeringen van de welvarende rijke landen hebben er de mond van vol. Tegelijk vinden zij het aanvaardbaar om te leven in een wereld waarin met name de sociale grondrechten worden geschonden. Ook armoede is een schending van mensenrechten, is zijn stelling.

Is echt duidelijk wie verantwoordelijk is?

Pogge wil het probleem van wereldarmoede niet benaderen vanuit een breed opgevatte plicht van medemenselijkheid (Singer wel). De resultaatsverantwoordelijkheid moet breed worden begrepen.

De verantwoordelijkheid voor het resultaat ‘wereldarmoede’ kan niet op lokale, nationale factoren worden afgeschoven, maar ligt bij de mondiale basisstructuur.

Pogges benadering zijn gericht op internationale structuren. Zolang de verantwoordelijkheid voor het resultaat niet precies kan worden vastgelegd, is niet duidelijk wie het moet herstellen.

Hoofdstuk 5: Mondiale gelijkheid?

  • Is een rechtvaardige wereld een wereld waarin er geen ongelijkheid meer is en waarin er geen grote verschillen in welvaart bestaan tussen arm en rijk?

Mondiale verdelende rechtvaardigheid: de rechtvaardigheid van de verdeling van welvaart, natuurlijke hulpbronnen, rechten, vrijheden en kansen op wereldvlak.

Twee filosofische posities worden onderscheiden:

  • Minimalisten
  • Egalitaristen

Minimalisme en egalitarisme

Het standpunt van de minimalisten houdt in dat rechtvaardigheid enkel betekent dat mensen niet in armoede mogen leven, dus niet te kort mogen komen voor een minimaal menswaardig bestaan. Het gaat de minimalisten om absolute ongelijkheid: ongelijkheid ten opzichte van wat iemand absoluut fysiek nodig heeft. Wat ongelijk is wordt bepaald op basis van de ondergrens, het mondiaal minimum waar ieder mens een aanspraak op heeft. Rijke burgers en welvarende landen hebben dan geen strikte plicht om uit medemenselijkheid (Singer) of uit rechtvaardigheid (Pogge) geld te geven aan minder welvarende landen.

Egalitaristen vinden echter dat ongelijkheid onrechtvaardig blijft, ook als niemand in extreme armoede hoeft te leven. Het gaat hen om relatieve ongelijkheid: ongelijkheid in relatie tot anderen.   Volgens egalitaristen kan ongelijkheid ook onrechtvaardig zijn wanneer er niemand is die in extreme armoede leeft. Zij zeggen dast onrechtvaardigheid overal ontstaat waar mensen in vergelijking met anderen minder krijgen dan waar ze ‘recht’ op hebben.

Egalitair wil niet zeggen dat mensen in alle opzichten gelijk moeten zijn. Voor veel egalitaristen betekethet een vorm van ‘gelijkheid van kansen’.

Verdelende rechtvaardigheid

Wie rechtvaardig wil handelen, moet aan iedereen geven wat hem toekomt of –anders uitgedrukt- wat hem verschuldigd is.

Verdelende rechtvaardigheid = bijzondere rechtvaardigheid

Volgens Aristoteles gaat het bij de verdelende rechtvaardigheid om de verdeling van gemeenschappelijke goederen onder de leden van de politieke gemeenschap, zoals rechten en plichten, aanzien en materieel bezit.

Bij verdende rechtvaardigheid gaat het specifiek om de verdeling van schaarse goederen.

Bij schaarse goederen kunnen we denken aan materiële zaken zoals de slagroomtaart, inkomen of welvaart, maar ook aan immateriële zaken als eer, politieke status, respect of aandacht.

Er zijn drie criteria waar bijv. een leraar zich aan kan houden:

  1. Criterium van behoefte of nood krijgen kinderen die daar het meeste behoefte aan hebben de meeste aandacht
  2. Criterium van effectiviteit: hij zou kunnen besluiten alleen aandacht te besteden aan die leerlingen die daar het meeste baat bij hebben
  3. Criterium van verdienste: hij moet gewoon zijn aandacht verdelen onder de leerlingen die hebben laten zien dat ze in de klas hun best willen doen. Wie hard werkt krijgt aandacht en wie lui is niet.

Natuurlijke hulpbronnen zijn er voor iedereen

Over welke hulpbronnen een land beschikt, is een kwestie van dom geluk of van toeval. Zo beschikt Congo over heel veel natuurlijke hulpbronnen, terwijl Japan er maar weinig heeft. Met rechtvaardigheid heeft dat weinig van doen. Het is een ander verhaal als we kijken naar het gebruik van die hulpbronnen.

Rekening houden met de minstbedeelden

Degenen die een egalitaire positie ten aanzien van mondiale verdelende rechtvaardigheid innemen, wijzen op het belang van ‘relatieve gelijkheid’. Lusten en lasten moeten op een of andere manier gelijk verdeeld worden.

John Rawls: (A Theory of Justice) hij meent dat ‘relatieve gelijkheid’ een belangrijke waarde is. zij is volgens hem vooral belangrijk binnen een samenleving. Die relatieve gelijkheid wordt pas bereikt wanneer mensen goed kijken hoe de samenleving institutioneel is ingericht. Rawls staat daarom dichter bij de benadering van Pogge dan bij die van Singer. Rechtvaardigheid is volgens Rawls dan ook de ‘eerste deugd van sociale instituties’.

Sociale instituties spelen een zeer belangrijke rol in ons leven. Bijna al onze handelingen en interacties worden op een of andere manier door sociale instituties geregeld > school, werk, sport etc.

Rawls’ theorie richt zich op de belangrijkste instituties van een moderne samenleving, het politieke en juridische systeem waarbinnen we leven. Deze instituties zijn namelijk bepalend voor de verdeling van de lusten en de lasten van het samenleven en de toeweijzing van rechten en vrijheden aan mensen. Rawls spreekt hier in het kader van sociale primaire goederen.

Het geheel van de belangrijkste sociale instituties noemt Rawls de basisstructuur van de samenleving.

Gelijke kansen en de minst bedeelden

  • Wanneer is er sprake van een rechtvaardige verdeling van de sociale primaire goederen door de basisstructuur van de samenleving?

Volgens Rawls moeten mensen vooral kritisch kijken welke vormen van ongelijkheid gerechtvaardigd kunnen worden en welke niet. Welke ongelijkheid is gerechtvaardigd? Rawls kiest voor een procedurele opvatting van rechtvaardigheid om dit probleem op te lossen.

Rawls wil dus vaststellen welke vormen van ongelijkheid zijn gerechtvaardigd en welke niet, met behulp van een gedachten-experiment: het gedachten-experiment met een sluier van onwetendheid. Hiermee worden ongelijkheden die passen rechtvaardigheidsprincipes gekozen in een welbepaalde procedure. Rawls houdt rekening met de menselijke neiging om te kiezen voor de eigen portemonnee en laat daarom over rechtvaardigheid beslissen via een gedachten-experiment van sluier van onwetendheid > hierbij weten degenen die principes van rechtvaardigheid bedenken nog niet in welke positie in de maatschappij zichzelf terechtkomen, als man of vrouw, rijk of arm, slim of dom.

Uitkomst van dit gedachten experiment is dat men zal kiezen voor principes die de positie van de minstbedeelden zo goed mogelijk maken. Men zal as eerste kiezen voor een principe van gelijke vrijheid, maar daarna zal men willen dat sociale en economische ongelijkheden het meest ten goede komen aan de minstbedeelden (verschilbeginsel) en verbonden zijn aan posities die voor iedereen toegankelijk zijn (gelijke kansenprincipe)

  • Verschilprincipe: heeft met de verdeling van vermogen en inkomen te maken
  • Gelijke kansenprincipe: hierbij mogen maatschappelijke ongelijkheden er niet toe leiden dat burgers met dezelfde motivatie, intelligentie of werkkracht een ongelijke toegang hebben tot ambten of posities.

Zijn de principes van Rawls mondiaal toepasbaar?

Ten aanzien van het probleem van mondiale verdelende rechtvaardigheid zegt Rawls dat enkel een minimalistische positie voor alle mensen houdbaar is. Grote verschillen zijn alleen maar onrechtvaardig wanneer mensen niet boven een bepaalde ondergrens uitkomen, wanneer ze niet in hun basisbehoeften kunnen worden voorzien en over de meest urgente mensenrechten beschikken.

Algemene plichten: hebben mensen ten aanzien van anderen > plicht om anderen niet te vermoorden of hun eigendom te respecteren

Bijzondere plichten: hebben mensen alleen tegenover een specifieke groep mensen, zoals ouders tegenover hun kinderen

Volgens Singer, Pogge en Rawls is het vooral zaak dat er iets aan extreme armoede wordt gedaan, maar in ieder geval houdt Rawls vol dat er geen plicht is om boven dat minimum uit te gaan. ‘Gelijkheid’ is volgens hem niet noodzakelijk een universele waarde en bovendien zijn samenlevingen primair zelf verantwoordelijk voor hoe zij omgaan met interne verdelingen.

 

Uiteraard heeft de keuze voor een minimalistische of egalitaire positie verregaande gevolgen:

  • We zagen hoe natuurlijke hulpbronnen een bron van de welvaart voor een land kan zijn, maar of een land welvarend is hangt niet alleen en misschien wel helemaal niet daar vanaf
  • Voorstanders van een egalitaristische positie bepleiten een sterke en langdurige overdracht van geld en goederen van welvarende landen naar minder welvarende landen voor gelijkheid

Hoofdstuk 6: Misschien kunnen we beter niet helpen

 

Tegenover eventuele morele plicht om mensen in nood te helpen, staan berichten over hulporganisaties die elkaar voor de voeten lopen, over middelen die niet goed worden besteed of de noodsituatie in arme landen zelfs verergeren. Daarom is het de vraag wat helpen precies is en wat we moeten doen als hulp niet helpt. In het filosofisch debat over hulp komen twee vormen van kritiek naar voren:

  1. De relatie tussen de morele plicht om te helpen en de effectiviteit van hulp
  2. De effectiviteit van de hulp en de sprekende beelden en metaforen waarin men spreekt over hulp, maar waarin problematische veronderstellingen en opvattingen van rechtvaardigheid zijn vervat

Noodhulp en vuile handen

William Easterly, Dambisa Moyo en Linda Polman benoemen dat hulp vaak niet effectief is en soms zelfs deel uitmaakt van het probleem.

VB: De noodhulp die in 1985 met een mega benefietconcert op gang kwam in verband met de hongersnood in Ethiopië. Dit benefietconcert speelde een dubieuze rol, die het regime van Mengistu faciliteerde bij een volksverhuizing en zelfverrijking. Als een militair bewind zo profiteert van hulpverlening, wordt het een ethische vraag wat te doen: ondanks de zeer moeilijke omstandigheden neutraal blijven en slachtoffers zoveel mogelijk helpen of conclusies trekken en vertrekken?

De vuile handen die de hulpverleners maken bij corrupte politici en militairen maken de keuzes veel minder makkelijk dan het geval van Singers verdrinkend kind bij de vijver. Een utilitarist zal eerder bereid zijn om geld te geven aan corrupte politici en militaire als dit het grootste nut voor de grootste groep mensen ten goede komt, terwijl een plichtethicus daar meer morele bezwaren tegen zal hebben.

Moyo: ziet dat ontwikkelingshulp wel vaak goed is bedoeld, maar vaak geen oplossing biedt voor armoede, maar juist de oorzaak er van is. structurele hulp ondergraaft de zelfredzaamheid en nationale verantwoordelijkheid van arme landen. Er ontstaat een afhankelijkheid van hulp, die zij hulpverslaving noemt > begrotingen van arme landen bestaan daardoor gedeeltelijk of soms geheel uit goedkope leningen of donaties. Moyo bepleit afschaffing van ontwikkelingshulp, maar overschat daarbij het vermogen van arme Afrikaanse landen om hun problemen zelf op te lossen.

Hardin: gaat voorbij aan de complexe werkelijkheid van rijk en arm en aan de morele vragen die hierbij van belang zijn. als we de vraag willen beantwoorden wat we precies verschuldigd zijn, dan kan de filosofie niet blijven steken bij morele overtuigingen, maar moet men de samenwerking aangaan met wetenschappers zoals economie, politiek en recht. Volgens H is het onjuist om voor het elven van de mensen op aarde de beelden van een ruimteschip, of een dorp te gebruiken, want die wekken een verkeerde suggestie. We zitten simpelweg niet in het zelfde schuitje.

De tweede vorm van kritiek op mondiale rechtvaardigheid richt zich op onjuiste beelden en metaforen waarop de argumenten voor een morele plicht om te helpen, zouden steunen:

  • Global Village: hierbij is de gedachte dat het lot van de velen bewoners van de aarde onlosmakelijk met elkaar is verbonden. Alle mensen op de aarde vormen door de globalisering een soort gemeenschap
  • Ruimteschip: bij dit beeld is de gedachte dat we samen zijn als passagiers van een klein ruimteschip en zijn allemaal afhankelijk van kwetsbare voorraden en zorg die wij geven aan ons kwetsbare ruimtevaartuig
  • Reddingsboot: bewoners van rijke landen zijn als opvarenden van een reddingsboot, terwijl er een grote groep drenkelingen zich in het water bevindt. De boot zou zinken en ieder zou verdrinken als men alle drenkelingen aan boord zou nemen > de rijke landen zijn niet rijk genoeg om alle migranten toe te laten en / of alle armen bij te staan
  • Tragedie van de meent: bij zo’n gemeenschappelijke weidegrond waarop boeren hun veel laten grazen, doet elke boer er verstandig aan om zijn vee uit te breiden. Individuele belangen van de boeren ondergraven zo het gemeenschappelijke belang dat overbegrazing moet voorkomen. De individuele boer die de kudde niet uitbreidt komt er het beroerdste vanaf > de aarde heeft beperkte draagkracht

Waarom is armoede een ‘tragedie van de meent’

Het is niet moeilijk om te bedenken waarom Hardin het probleem van armoede en de armen als een voorbeeld van de ‘tragedie van de meent’ beschouwt. Stel je voor dat de rijken zich in een reddingsboot bevinden die niet hun eigendom is, maar voor iedereen vrij toegankelijk. De reddingsboot is dan een soort ‘meent’. Iedereen kan er aanspraak op doen en het is voor iedereen voordelig om er een plaatsje te hebben. De boot heeft, net als de meent, maar een beperkte draagkracht. Als er teveel mensen in zitten gaat hij ten onder. Zo is het ook bij een onbeperkte migratie van arme mensen naar rijke landen.

 

Goed kijken naar ‘beelden’

Toch zijn de beelden van het muggennet en de reddingsboot belangrijk. Wanneer we nadenken over wat we moreel besproken moeten doen in een situatie van nood, zoals in het geval van het kind dat dreigt te verdrinken, dan is het niet alleen belangrijk te weten dat er iets gedaan moet worden. We moeten ook achterhalen wat er precies gedaan moet worden om die plicht te vervullen en wat ‘hulp’ geven nou eigenlijk betekent.

Hoofdstuk 7: Hoe ver moeten we gaan?

Oorlog: van strikt verboden tot onvermijdelijk

  • Kan het voeren van oorlog ooit gerechtvaardigd zijn?
  • Zijn er omstandigheden waaronder oorlog ‘juist’ of ‘rechtvaardig’ is?
  • En als dat zo is, op basis van welke morele normen of welk idee van rechtvaardigheid bepalen we dat dan?

Binnen de filosofie worden vaak twee extreme antwoorden gegeven op de vraag of oorlog gerechtvaardigd is.

  • Pacifisme: oorlog mag nooit

> pacifisten wijzen oorlog van de hand en gaan uit van het verbod op doden. Geweld is geen middel op conflicten te beëindigen. Sommige pacifisten wijzen op de woorden van Jezus in het Nieuwe Testament: ‘wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen’ en ‘Slaat iemand je op de wang, bied hem dan ook de andere aan'. Andere pacifisten zeggen dat het leven van de mens heilig is of dat he gebruik van geweld alleen maar negatieve gevolgen kan hebben.

  • Realisme: oorlog is een onvermijdelijk aspect van het leven van de mens en bevindt zich buiten de sfeer van rechtvaardigheid

> realisten aanvaarden oorlogsgeweldig als iets onvermijdelijks wat nu eenmaal samenhangt met de aard van de mens. De mens is een oorlogszuchtig wezen dat op basis van macht zijn eigen belangen probeert veilig te stellen

De traditie van de rechtvaardige oorlog

De vraag of het voeren van oorlog ooit gerechtvaardigd kan zijn, is echter niet de enige vraag die gesteld moet worden. Van belang is ook hoe die oorlog gevoerd wordt. Niet alle vormen van geweld zijn toegestaan, zoals de realist meent, maar ook niet alles is verboden, zoals de pacifist zegt.

De traditie van de rechtvaardige oorlog kent twee belangrijke onderdelen:

  1. Ius ad bellum > het recht tot oorlog
  2. Ius in bellum > het recht tijdens de oorlog

Onder het kopje ius ad bellum vallen criteria waaraan voldaan moet zijn om een oorlog op een gerechtvaardigde manier te beginnen. De criteria die het meest worden genoemd zijn:

  • Zwaarwegende reden
  • Bevoegde autoriteit
  • Juiste intentie
  • Laatste redmiddel
  • Redelijke kans op succes
  • Proportionaliteit

Het ius in bello gaat over de vraag ‘hoe’ oorlog gevoerd wordt. Op grond van het ius in bello moet oorlogsgeweld altijd zo beperkt mogelijk gehouden worden. Dat betekent dat aan drie criteria moet worden voldaan:

  • Nuttigheid > er mag alleen oorlogsgeweld ingezet worden als dat nuttig is
  • Proportionaliteit
  • Discriminatie > er moet strikt onderscheid gemaakt worden tussen combattanten en non-combattanten, tussen militaire en burgers.

Volgens het Handvest van de Verenigde Naties moeten staten elkaars soevereiniteit respecteren: wat er binnen staten gebeurt, is een zaak van die staten zelf en niet voor buitenstaanders, ook al maken die staten er soms een puinhoop van. Slechts in uitzonderingsgevallen is oorlog toegestaan: als de Veiligheidsraad uitspreekt dat een staat een bedreiging vormt voor de vrede en veiligheid of als een staat wordt aangevallen. Dit betekent dat het Handvest van de VN geen ingrijpen toestaat als er een hongersnood of extreme armoede binnen zijn grenzen veroorzaakt

Enkele jaren na het Handvest werden echter door de VN de Universele verklaring van de Rechten van de Mens vastgesteld. Deze mensenrechten stellen wel een duidelijke grens aan wat staten intern mogen doen en beslissen. Omdat in het Handvest wel weer staat dat de VN er op gericht is de mensenrechten te bevorderen zit er iets paradoxaals aan deze bepalingen.

John Stuart Mill: hij hanteert het schadebeginsel: niemands vrijheid mag worden beperkt zolang deze vrijheid de vrijheid van andere niet aantast. Hij wist dus elk paternalisme (=vaderlijk optreden) af en daarmee ook internationaal paternalisme. Dit betekent ook dat hij internationale interventies afkeurt, wat echter altijd de mogelijkheid openlaat om zaken ernstig te bekritiseren. Collectieve zelfbeschikking van een staat blijft echter voor hem doorslaggevend.

Immanuel Kant: een vredestoestand valt enkel te bereiken door onvoorwaardelijk het principe van zo’n non-interventie te aanvaarden. Een staat is iets waarover buitenstaanders niets te zeggen hebben. Zoals ook een burger die slecht zorgt voor zichzelf een slecht voorbeeld is voor anderen, maar er pas voor mag worden gestraft als belangen van anderen in het geding zijn, zo geldt dit ook voor staten. Elke erkenning van interventierecht zou recht op oorlog introduceren.

Michael Walzer: denkt hier anders over. Hij vindt zowel collectieve als individuele zelfbeschikking van belang. Allen bij bijzondere omstandigheden mag men de soevereiniteit van staten aan de kant zetten. Mensen maken nu eenmaal deel uit van staten met verschillende geschiedenis, cultuur en taal. Daarom moet men verschillen respecteren. Pas in extreme situaties als genocide of bewust veroorzaakte hongersnood hoeven buitenstaanders niet langer te veronderstellen dat de bevolking de staat steunt.

Tekstfragmenten

  • Marcus Tullius Cicero

De plichten: leefregels gebaseerd op het stoïcisme

Rechtvaardigheid: de eerste taak van rechtvaardigheid bestaat er in dat men niemand schaadt als geen geleden onrecht daartoe aanzet. Verder moet men er ook voor zorgen dat gemeenschappelijke goederen gezamenlijk en particulier bezit persoonlijk te gebruiken

 

Het belang van de trouw: de rechtvaardigheid is gebaseerd op de trouw, die impliceert dat men consequent en oprecht beloften en afspraken naleeft.

Actieve onrechtvaardigheid: onrechtvaardig is men in twee gevallen:

  1. Wanneer men zelf onrecht pleegt
  2. Wanneer men onrecht laat gebeuren en dat men dat kon afweren

Privaat bezit bestaat niet van nature, maar is ontstaan door een bezetting in een ver verleden van een onbewoonde streek. Het vormt een schending van maatschappelijk recht als iemand zich daarvan iets toe-eigent.

Onze weldadigheid mag degene op wie ze is gericht, of anderen, niet schaden en onze mildheid moet blijven binnen de perken van onze mogelijkheden. basisprincipes van rechtvaardigheid zijn daarbij dat:

  1. Het geschenk niet nadelig is voor de begunstigde, of andere medemensen schaadt
  2. Het rekening houdt met de eigen mogelijkheden
  3. Rekening houdt met de verdiensten van de begunstigde

Motieven voor weldadigheid zijn

  1. Ontvangen genegenheid mensen die van ons houden
  2. Erkentelijkheid die bij ontvangen diensten een wederdienst rechtvaardigen
  3. De nood van personen die een dienst of wederdienst nodig hebben en
  4. De gemeenschappelijke banden, zoals deze bestaan met naasten verwanten

We onderscheiden bij de mens: de mensheid, de natie, verwantschap en vriendschap als vormen van gemeenschap, maar bovenaan de hiërarchie staat de staat. De belangrijkste en dierbaarste band verenigt immers elk van ons met de staat > alle vormen van genegenheid die wij tegenkomen bij andere vormen van gemeenschap vinden wij terug in de staat.

  • Martha Nussbaum

Mogelijkheden scheppen: Een nieuwe benadering van de menselijke ontwikkeling

Capabilities: de belangrijkste elementen van de levenskwaliteit van mensen, zoals gezondheid, lichamelijke integriteit en onderwijs. Het zijn antwoorden op de vraag wat deze persoon kan doen en kan zijn.

Functionering: is een actieve verwezenlijking van één of meer capabilities. In de idee van capabilitie is het denkbeeld van de keuzevrijheid ingebouwd. Capabilities zijn belangrijk vanwege de manier waarop ze kunnen leiden tot een functionering, maar hebben een waarde op zich als sferen van vrijheid en keuze.

Amartya Sen doet geen duidelijk voorstel voor fundamentele rechtvaardigheid en kent het begrip menselijke waardigheid geen essentiële theoretische rol toe. Hij is echter wel normatief doordat zijn theorie zich richt op de capabilities die mensen niet verwerven ten gevolge van discriminatie op grond van ras of gender. De idee van capabilities vormt voor hem ook de grondslag voor een omvattende inschatting van de levenskwaliteit.

De levenskwaliteit die er wordt verwezenlijkt in een samenleving, heeft te maken met inwendige en gecombineerde capabilities.

 

  • Inwendige capabilities: zijn kenmerken die een persoon kan ontwikkelen, zoals persoonlijkheid, lichamelijke gezondheid, conditie, waarnemings- en bewegingsvaardigheden en leervaardigheden.
  • Gecombineerde capabilities: vormen de totaliteit van de kansen die een persoon heeft op keuze en handelen binnen haar specifieke, sociale en economische situatie.

De inwendige capabilities zijn meer dan alleen de aangeboren vermogens, de elementaire capabilities. Door ontwikkeling en oefening maken de aangeboren elementaire capabilities het mogelijk dat men inwendige capabilities vormt.

  • Peter Singer

Singers oplossing voor armoede in de wereld

Voor een utilitarist, die bepaalde handelingen beoordeelt op grond van hun gevolgen, is het in zekere zin even slecht om een kind extra te laten sterven in de straten van Brazilië door te weigeren om geld te geven, als om een kind te verkopen aan orgaanhandelaren. Ook als de meesten het nalaten om noodzakelijke offers te brengen, vormt dit geen excuus om dit ook na te laten, want dit zou neerkomen op een volg-de-massa-ethiek > als anderen zich ook niet beter gedragen, blijft het goede gedrag nog steeds jouw plicht.

We moeten voor armoedebestrijding ook meer geven dan ons redelijke deel, want het is een gegeven dat in de reële wereld de meeste mensen geen grote bedragen geven aan hulporganisaties en dit ook niet zullen doen in de nabije toekomst. Het geld dat wij kunnen geven boven het theoretisch eerlijke deel redt immers nog altijd levens die anders verloren zouden gaan. Daarom  zou iedereen met meer geld dan nodig voor essentiële levensbehoeften, het grootste deel moeten geven om mensen in levensbedreigende armoede te helpen.

  • Thomas Pogge

Hulp verlenen aan armen in de wereld

Het huidige niveau van de sociale, economische en culturele ontwikkeling van volkeren is het resultaat van een historisch proces waarop slavernij, kolonialisme en zelfs genocide een groot stempel hebben gedrukt. Velen spreekt de visie aan dat de oorzaken van de hardnekkigheid van de armoede en de kans om armoede uit te roeien ligt in de arme landen zelf. Dit standpunt dat onder andere door John Rawls wordt aangehangen, heet de empirische vooronderstelling van het verklarend nationalisme. Dat voormalige kolonies zich de afgelopen 40 jaar verschillend hebben ontwikkeld, lijkt daarvoor te pleiten. Een belangrijk deel van de internationale economische interactie wordt echter gereguleerd door een complex systeem van handelsverdragen en –conventies, investeringen, leningen, patenten, auteursrechten, handelsmerken, dubbele belastingen, gebruik van bodemschatten uit de zee en nog veel meer. Men had een groot deel van de levensbedreigende armoede kunnen voorkomen als met de regels zo had opgesteld dat deze minder nadelig uitwerken voor de arme samenlevingen. De regeringen van de rijke landen beschikken over een superieure onderhandelingsmacht, zodat ieder aspect van de mondiale orde het leeuwendeel uit economische transacties naar deze rijke landen laat vloeien.

Die vergelijking die Peter Singer maakt tussen schrijnende armoede en het verdrinkende kind versterkt het morele oordeel dat burgers en regeringen net zo min schuldig zijn aan het voortbestaan van deze armoede als de fictieve professor aan de situatie waarin het verdrinkende kind is geraakt. Wie in een land de geweldsmiddelen controleert, wordt internationaal erkend als de legitieme regering van het grondgebied en de bevolking van dat land. Machthebbers ontlenen daaraan het recht om grondstoffen van het land te verkopen, de opbrengsten daarvan te verduisteren, in naam van het land geld te lenen en daardoor te verplichten schulden af te lossen, verdragen te tekenen en staatsinkomsten te gebruiken voor interne onderdrukking. Deze internationaal geaccepteerde praktijk stelt zelfs de meest gehate, wrede, onderdrukkende, corrupte, ondemocratische en onconstitutionele junta’s en dictators in staat om de roep om een goed bestuur gewelddadig te onderdrukken met wapens die in het buitenland worden gekocht en worden betaald met de verkoop van grondstoffen en leningen bij buitenlandse banken en regeringen.

Het grondstoffenprivilege van machthebbers maakt de heling van grondstoffen tot legale verwerving van het eigendom van de grondstoffen. Het internationale grondstoffenprivilege leidt ertoe dat machthebbers hun heerschappij kunnen handhaven, zelfs tegen een breed verzet van de bevolking in, door de benodigde wapens en soldaten te kopen met de opbrengsten uit export van natuurlijke grondstoffen en geleend geld.

De bewering dat de armen in de wereld beter worden van de bestaande mondiale orde, berust op een vergelijking met onduidelijkheden. Als er wordt bedoeld dat de schrijnende armoede stap voor stap in vergelijking met vroeger afneemt (diachrone vergelijking) dan klopt die vooronderstelling niet > schrijnende armoede en ondervoeding nemen wereldwijd niet af. Waar armoede afneemt, kan dit ook het geval zijn ondanks de mondiale economische orde. we kunnen ook niet zomaar ervan uitgaan dat de orde die voorafging moreel wél deugde. Als er wordt bedoeld dat de armen het nu beter hebben, dan wanneer de regels van de oude mondiale orde nu nog zouden gelden (conjunctieve vergelijking die uitgaat van een historisch vastgestelde ondergrens) dan doet men alsof de regels die iets minder onrechtvaardig zijn, niet nog altijd schadelijk zijn. als er wordt bedoeld dat in een fictieve natuurtoestand zelfs meer mensen nog ellendiger zouden leven en sterven dan in de wereld die wij nu hebben gemaakt (conjunctieve vergelijking gebaseerd op een hypothetische ondergrens) dan heeft men nog altijd een morele standaard nodig om deze fictieve natuurtoestand en onze wereld in morele zin te kunnen vergelijken en beoordelen

Welvarende mensen en landen hebben zeker positieve morele plichten om hulp te bieden aan mensen die zich bevinden in een situatie van levensbedreigende armoede. Veel zwaarder moeten echter de negatieve plichten wegen > we moeten de ernstige schande die we veroorzaken beperken en geen voordeel halen uit een onrechtvaardigheid op kosten van haar slachtoffers. De geografische of culturele afstand tot de mensen die door de oneerlijkheid van de mondiale orde in schrijnende armoede leven, is geen excuus om alles zo te laten. Men kan schrijnende armoede uitroeien zonder dat rijken hun eigen behoeften of zelfs maar relatief luxueuze belangen tekort hoeven te doen.

  • John Rawls

Een theorie van rechtvaardigheid

Rechtvaarigheid is de eerste deugd van sociale instituties, omdat wetten en instituties, hoe efficiënt en goed ze ook zijn geregeld, moeten worden hervormd of afgeschaft als ze onrechtvaardig zijn. rechtvaardigheid staat ook niet toe dat offers die enkelen worden opgelegd, zouden wegvallen tegen de ruimere som van de voordelen die velen genieten, zoals de utilistische calculus voor mogelijk houdt. In een rechtvaardige samenleving wordt ervan uitgegaan dat de vrijheden van gelijk burgerschap vastliggen en geen onderwerp zijn van politieke onderhandeling

De basisstructuur van de samenleving is de manier waarop de belangrijkste sociale instituties fundamentele rechten en plichten verdelen en toewijzing van voordelen uit sociale samenwerking bepalen. Deze basisstructuur vormt het voornaamste object van sociale rechtvaardigheid, omdat ze ingrijpende effecten heeft op de initiële kansen van mensen in het leven en op de levensverwachtingen. De beginselen van sociale rechtvaardigheid moeten in eerste instantie van toepassing zijn op fundamentele ongelijkheden die met geen mogelijkheid kunnen worden gerechtvaardigd door een beroep te doen op het begrip verdienste.

Rechtvaardigheid als billijkheid valt de beredeneren vanuit een puur hypothetische oorspronkelijke positie waarbij rechtvaardigheidsbeginselen worden gekozen achter een sluier van onwetendheid > niemand kent zijn lot bij de verdeling van natuurlijke gaven en vermogens, zijn intelligentie, lichaamskracht, concepties van het goede en bijzondere psychische neigingen. Achter zo’n sluier van onwetendheid kan niemand beginselen opstellen die de eigen specifieke positie bevoordelen.

  • John Rawls

Het recht van volkeren

Het is om twee redenen belangrijk om de ongelijkheid te verkleinen in een binnenlandse samenleving:

  1. Het lijden en de ellende van de armen wordt ermee verlicht
  2. De onrechtvaardigheid wordt bestreden van stigmatisering van bepaalde burgers die worden behandeld als minderen.

Charles Beitz onderscheidt 2 principes van verdelende rechtvaardigheid:

  1. Principe van de herverdeling van hulpbronnen

> geeft aan elke samenleving een billijke kans om rechtvaardige politieke instituties op te bouwen en een economie die haar leden kan voorzien van basisbehoeften

  1. Mondiale herverdelingsprincipe

>heeft betrekking op een wereld waarin landen stromen van handel en diensten bestaan. Dit principe herverdeelt de voordelen van het hebben van meer hulpbronnen naar volkeren die arm zijn aan hulpbronnen.

  • Immanuel Kant

Naar de eeuwige vrede

Geen enkele staat mag zich met geweld mengen in de constitutie en regering van een andere staat. Het wereldburgerrecht behoort beperkt te zijn tot de voorwaarden van algemene gastvrijheid. Gastvrijheid betekent het recht van een vreemdeling om door een ander bij aankomst op diens grondgebied niet vijandelijk worden te behandeld, zolang de vreemdeling zich tenminste gedraagt.

De onrechtvaardigheid van de beschaafde, voornamelijk handeldrijvende staten van ons werelddeel bij hun bezoek aan vreemde landen en volkeren is erg groot, doordat men gebieden bij hun ontdekking beschouwde alsof de landen aan niemand behoorden. Het wereldburgerrecht is een noodzakelijke aanvulling op het ongeschreven staats- en volkerenrecht ten behoeve van de eeuwige vrede.

 

  • Michael Walzer

Mondiale en lokale rechtvaardigheid

Wederzijdse hulp en politieke verantwoordelijkheid voor grensoverschrijdend onrecht zijn korte termijnaspecten van mondiale rechtvaardigheid. Als gewone mensen overal worden beschermd tegen de meest voorkomende rampen van het natuurlijke en maatschappelijke leven, roofzucht in politiek en economie aan banden wordt gelegd, kunnen we het aan culturele diversiteit, politieke strijd en economische concurrentie overlaten wat er wordt geproduceerd. Dan is op de langere termijn de verdeling van sociale goederen een zaak van volken zelf, omdat gemeenschappen, culturen en religies verschillende ideeën hebben over de relatieve waarde van diverse sociale goederen en criteria voor de verdeling. Het is dan ook een kwestie van lokale rechtvaardigheid hoe men de sociale goederen op langere termijn verdeelt.

Lokale distributieve rechtvaardigheid moeten we zien als zelfbeschikking voor elk collectief. Bij een nationale bevrijdingsstrijd zijn het de verdrukte zelf die moeten bepalen wat bevrijding inhoudt en niet sympathisanten vanuit de rest van de wereld.

Op twee manieren kunnen volken die zich van overheersing hebben bevrijd, zich vergissen bij hun lokale idee van rechtvaardigheid

  1. Lokale elites kunnen menen dat de gedeelde opvattingen waarop verdeling wordt gebaseerd meer steun hebben dan feitelijk het geval is
  2. Lokale elites kunnen een hoog gewaardeerd sociaal goed gebruiken om andere goederen te verwerven zonder te letten op de betekenis van die goederen. 

REACTIES

R.

R.

Bij verdeling van hulpbronnen en mondiale herverdelingsprincipe van Charels Beit zijn de definities omgedraaid.

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.