Na wo II: Europa ernstig verzwakt. Koloniën zien kans en scheiden zich af. Europa verliest haar koloniën. Na Wo2: Kapitalisme (VS) vs. Communisme (Rusland): koude oorlog → George Orwell (1943): dreigende sfeer koude oorlog komt terug in zijn boek “1984”: wereldmachten bestrijden elkaar, het individu krijgt geen kans. Economie kan zich snel herstellen →Marshallplan. Na wo2: restauratie: de oude waarden en structuren van voor oorlog werden hersteld. Politieke partijen, gesteund door kerken houden maatschappelijke veranderingen tegen. Jaren ’50 : protest tegen maatschappij (restauratie): Frankrijk →Sartre, Duitsland →Böll, Nederland → Reve: de avonden. In jaren ’60 neemt protest toe door de VS.
Existentialisme
De jeugd zette zich na de oorlog steeds meer af tegen de berustende houding van de massa. Existentialisme= filosofische stroming: het gaat om de individuele mens en zijn bestaan. Grondlegger: Kierkegaard: hij zocht naar persoonlijke waarheden in plaats van algemeen geldende waarheden. Sartre(de existentialist na w02): de mens is het enige wezen dat zich bewust is van zijn bestaan (existentie). Wat de mens op aarde doet is geen vaststaand gegeven, ieder mens moet dat zelf invullen: er is dus geen algemene zin (zoals bij godsdiensten)→ daarom: godsdienst bestaat niet. Mens krijgt te maken met zaken die verstand te boven gaan: veroorzaakt angst en vervreemding: veroorzaakt verveling, absurditeit en afschuw. Mens is op de wereld gezet: hierdoor heeft hij vrijheid: mens is vrij om keuzes te maken, maar daardoor verantwoordelijk daarvoor. Je moet je eigen bestaan scheppen: als dat niet slaagt kun je niet de schuld geven aan de ziel (die bestaat niet). Later: menselijke vrijheid beperkt door de aanwezigheid van anderen.
Protestgeneratie
Jaren ’60: jeugd laat zich horen door ontstaan materialistische wereld (door economische welvaart). Start protest in Amerika: afzetten tegen elke vorm van burgerlijkheid. 2 groepen: 1=Beat generation: afkeer politiek en prestatiemaatschappij: kregen verschillende namen. 2= provo’s: wel politiek bewust: tegen conservatieven samenleving, ze wilde de maatschappij democratiseren. Jaren ’60: culturele revolutie: in wereld van toenemende industrialisatie en verstedelijking: taboes doorbroken (politiek, religieus, seksueel en cultureel), minderheidsgroepen laten zich horen: feminisme. Samenleving meegezogen in proces van democratisering en vernieuwing.
Verwerking v/d oorlog
Na 1940: veel boeken over oorlog: Anne frank, het achterhuis. Tijdens oorlog: literatuur grote rol, vooral in verzet. Verzetsgedichten: Fr → Eluard, NL → Jan Campert: lied der achttien dooden, Vercors, le silence de la mer. Ook ver na oorlog nog boeken met wo2 als onderwerp: vooral joden over holocaust: Levi: is dit een mens? Minco: bittere kruid, Mulisch: de aanslag. Vooral boeken over verzet populair: de Vries: meisje met het rode haar → heldhaftigheid van verzet beschreven. Vestdijk beschrijft genuanceerder beeld over verzet(ontmythologiserend beeld): Pastorale ’43. In Duitsland: Trummerliteratur: literatuur van de puinhopen: Gunter Grass: die Blechtrommel
Existentialisme in literatuur
Existentialistisch gevoel in de literatuur en op het toneel → piaf en Greco. Een aantal motieven in de literatuur komen steeds terug:
- Vervreemding: mens raakt in verwarring omdat niemand hem de zin van het leven kan verhelderen: moet zelf worden gevormd → maakt angstig. Zijn afkeer van burgerlijke maatschappij heeft vervreemding en verstoord evenwicht tot gevolg.
- Absurditeit: het leven is zinloos, pessimistische ondertoon. Hermans: het leven is iets onbegrijpelijks.
- Grenssituaties: hoofdpersonage wordt in grenssituatie geplaatst→ beslissende vragen worden gesteld → antwoord is altijd subjectief
- Egocentrisme en het doorbreken van seksuele taboes: sterk individualistisch.
- Engagement: mens mag niet afzijdig houden v/d wereld: moet partij kiezen. Sartre: politieke stelling nemen. Andere: Zet zich af tegen de heersende klasse.
Het experiment in de poëzie
Het experiment is een belangrijk kenmerk van naoorlogse literatuur. Borduren voort op ideeën avantgardistische bewegingen: surrealisme, expressionisme en dadaïsme → daarom experimentelen ook wel neoavantgardisme. Verschil met interbellum: het ervaren v/d wereld als positief: willen de wereld ontdekken (niet alleen verstandelijk maar ook zintuigelijk). Experiment is niet nieuw (Shakespeare). Wel nieuw: als losstaand onderdeel, van een beweging. Voor wo2: experiment als verwoording van vervreemding en chaos. Na wo2: experiment om het leven positief te aanvaarden. cobra= kunstbeweging van experimentele kunst na de wo2(Opgericht door o.a. Karel Appel en Corneille). Experimentele dichters: Lucebert, Kouwenaar, Elburg: later vijftigers genoemd → alles moet tot onderwerp van poëzie gemaakt kunnen worden. Geen rijm, geen verheven gedachten, juist geen ‘goede smaak’ → letterdames en letterheren. Traditie zat in de weg. Spontaniteit was belangrijk. Verschil naoorlogse proza en poëzie: Proza: de mens in een sombere, zinloze wereld van chaos (Hermans, Mulisch), Poëzie: dichters proberen het leven te vitaliseren. Kenmeren experimentele poëzie vijftigers:
- experiment mag niet beperkt worden
- Alles kan onderwerp van poëzie zijn
- opeenstapeling losse woorden roepen associaties op → weerspiegelen de maatschappij
- Veel lichamelijke beeldspraak
- gedicht is een ‘tros beelden’ geworden
- vrije versvorm
- jazzmuziek (gaat om de ervaring en sensatie v/h experiment)
- spontaniteit
Toch: de poëzie is raadselachtig. Vinkenoog: atonaal.
experimenteel proza: le nouveau roman
Midden ’50: experimenten in roman/proza: daarvoor diende roman spiegel van de werkelijkheid te zijn. In Frankrijk wijkt de nouveau roman daarvan af: ook van invloed op film → nouvelle Vague.
In de werkelijkheid gebeuren dingen gelijktijdig, door elkaar of naast elkaar: geld voor gedachten, gevoelens, herinneringen en handelingen, en ook voor het bewuste en onderbewuste. Nouveau roman probeert dit tot uiting te brengen door uitgebreide beschrijvingen te geven van handelingen, voorwerpen, uiterlijkheden en gesprekken zonder ze in een tijd te plaatsen. De lezer moet uit de beschrijvingen zelf zijn interpretatie vormen.
-Aanleiding: Nathalie Sarraute → gevoelsleven als basis.
-Traditionele was niet objectief en niet helder.
-Alain Robbe- Grillet: De nieuwe roman is geen theorie, maar een onderzoek.
Duras: door woorden en gebaren van personages dringt de lezer in hun innerlijk door: L’amant. NL: polet, Mannekino: verandering staat centraal. Michiels, Alfa: heden en verleden lopen door elkaar.
Kenmerken nouveau roman:
-Veel aandacht voor beschrijvingen
-Doorbreken van de chronologie
-Niet duidelijk gekarakteriseerd en naamloze personages
-Auteur geeft geen interpretatie
-Lezer moet verhaal zelf construeren.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden