Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1: Cursus Formuleren

Beoordeling 8.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 723 woorden
  • 8 december 2014
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 8.6
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Paragraaf 1 Dubbelop

Onjuiste herhaling = Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt.

Voorbeeld: Je klasgenoten gaan zich aan die rotopmerkingen van jou steeds meer aan ergeren.

 

Tautologie = Als hetzelfde twee keer gezegd wordt met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen).

Voorbeeld: Hoewel we de catalogus reeds weken van tevoren of in huis hadden, konden we geen keuze maken uit het enorme aanbod van artikelen.

 

Pleonasme = Als een deel van de betekenis van een woord of woordgroep nog eens door een ander woord wordt uitgedrukt.

Voorbeeld: In het schelkundelokaal hing eigenlijk altijd een vieze stank.

 

Contaminatie = Als twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte worden vermengd.

Voorbeeld: Uitprinten -> uitdraaien & printen

 

Dubbele ontkenning = Als er een ontkennend werkwoord gebruikt wordt en er nog een ontkenning wordt gebruikt.

Voorbeeld: De regering raadt ons af het land Japan voorlopig niet te bezoeken.

 

Paragraaf 2 Fouten Met Verwijswoorden

Antecedent

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Betrekkelijk voornaamwoord

Mannelijk de-woord

hij, hem

zijn, z’n

deze, die

die

Vrouwelijk de-woord

zij, ze

niet-personen: ze

haar, d’r

deze, die

die

Het-woord (onzijdig)

het

zijn, z’n

dit, dat

dat

Meervoudige zelfstandige naamwoorden

ow: zij, ze

lv: hen

na voorzetsel: hen

mv zonder voorzetsel: hun

hun

deze, die

die

Antecedent = het woord of de woordgroep waarnaar een verwijswoord terugwijst.

 

Onzijdige woorden -> het-woorden -> verwijzen met het & zijn

Namen van landen, steden en clubs & verkleinwoorden zijn het-woorden.

Mannelijke woorden -> de-woorden -> verwijzen met hij, hem & zijn

Vrouwelijke woorden -> de-woorden -> verwijzen met zij, ze & haar

Vrouwelijke personen en dieren & de-woorden op de volgende uitgangen: -heid, -nis, -ing, -st, -schap, -te, -de, -ie, -ij, -iek, -theek, -teit, -uur zijn altijd vrouwelijke woorden.

 

De-woorden → die, deze

Het-woorden → dat, dit

 

Hen    → lijdend voorwerp

→ na voorzetsel

Hun    → meewerkend voorwerp zonder voorzetsel

    → nooit als onderwerp

 

Dat    → het-woord

Wat    → overtreffende trap

    → onbepaald voornaamwoord

    → hele zin

 

Voorzetsel + wie→ personen

Waar + voorzetsel → zaken/dingen

 

Onduidelijke verwijzingen:
- Zinnen zonder antecedent

- Zinnen met meerdere antecedenten

 

Paragraaf 3 Incongruentie

 

Incongruentie = Als een enkelvoudig onderwerp gebruikt wordt met een meervoudig persoonsvorm of andersom.

 

Vormen van incongruentie:

  • Meervoudig onderwerp wordt aangezien voor enkelvoudig.

    • Voorbeeld: Drugs veroorzaakt veel problemen.

  • Enkelvoudig onderwerp wordt aangezien voor meervoudig.

    • Voorbeeld: Zowel Karin als Elona kwam te laat voor de groepsfoto.

  • In het onderwerp wordt een enkelvoudige kern gevolgd door een meervoudige bijvoeglijke bepaling.

    • Voorbeeld: De helft van de Nederlandse vrouwen heeft een deeltijdbaan.

  • Een meewerkend voorwerp wordt aangezien als onderwerp.

    • Voorbeeld: Bezoekers die vragen willen stellen wordt verzocht dat van tevoren kenbaar te maken.

 

Paragraaf 4 Dat/als-constructie

 

Herkenbaar aan de volgende woordgroepen: (om)dat als, (om)dat wanneer, (om)dat indien, zodat als/wanneer/indien.

 

De als-zin moet je achter in de zin zin plaatsen.

 

Voorbeeld:

De jongens willen de camping niet reserveren, omdat ze in Spanje gaan parkeren, als het in Frankrijk regent.

Dus niet:

De jongens willen de camping niet reserveren, omdat als het in Frankrijk regent, ze in Spanje gaan kamperen.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

De jongens willen de camping niet reserveren, omdat als het in Frankrijk regent, ze in Spanje gaan kamperen.

 

Paragraaf 5 Foutieve samentrekking

 

Samentrekking komt voor bij:

  • Bij woorddelen

  • Bij woorden

  • Bij zinsdelen

 

Samentrekking mag je gebruiken onder deze voorwaarden:

  • De betekenis van de weggelaten woorden is hetzelfde

  • De vorm van de weggelaten woorden is hetzelfde

  • De grammaticale functie van de weggelaten woorden is hetzelfde

 

Paragraaf 6 Foutieve beknopte bijzin

 

Beknopte bijzin = Een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm.

Deze heeft wel een ‘’denkbeeldig onderwerp’’.

 

Drie soorten beknopte bijzinnen:

  • Met voltooid deelwoord

    • Voorbeeld: Fout: Eindelijk in Bethlehem aangekomen, bleken alle herbergen (ow) vol te zijn.

  • Met onvoltooid deelwoord

    • Voorbeeld: Fout: Werkend aan de opgaven, ging de saaie wiskundeles (ow) snel voorbij.

  • Met te + hele werkwoord

    • Voorbeeld: Fout: Het licht (ow) viel zomaar uit na met het nieuwe koffiezetapparaat die kopjes koffie te hebben gezet.

 

Paragraaf 7 Zinnen onjuist begrenzen

 

Het begrenzen van zinnen kan op twee manieren verkeerd gaan:

  • Een zinsdeel staat los dat eigenlijk deel uitmaakt van een grotere, samengestelde zin.

  • Twee zelfstandige zinnen die verkeerd aan elkaar worden gezet.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.