Zie bijlage voor grafieke en berekeningen!
§1.2 zuivere stoffen en mengsels
Zuivere stof: één stof, eigen unieke stofeigenschappen → één soort atomen/moleculen.
Meeste stoffen bestaan uit moleculen → combinaties van twee of meer atomen. Met de
atomen die we nu kennen kunnen we tientallen miljoenen moleculen maken → veel verschillende soorten stoffen.
Element: als de bouwstenen van een zuivere stof uit één soort atomen bestaat → bouwstenen die bestaan uit twee of meer soorten atomen zijn verbinding.
Elementen in de natuur:
- Zwavel
- Goud
- Koolstof
- Stikstof
- Zuurstof
Mengsel: twee of meer stoffen, dus meerdere bouwstenen.
Koken zuivere stof: kookpunt en smeltpunt (temperatuur blijft hetzelfde)
Koken mengsel: kooktraject en smelttraject (temperatuur loopt langzaam op of af)
Soorten mengsels:
- Oplossing: mengsel van vaste stof en vloeistof of 2 vloeistoffen die goed gemengd zijn (helder, doorzichtig, kleurloos/gekleurd)
- Suspensie: mengsel van vaste stof en vloeistof → vaste stof niet opgelost en zweeft in korreltjes door de vloeistof (troebel, ondoorzichtig, wit/gekleurd)
- Emulsie: twee vloeistoffen die niet goed mengbaar zijn, kleine druppeltjes van de ene vloeistof zweven door de andere en ontmengd snel weer → door verschil in dichtheid komen ze boven elkaar → tweelagensysteem
Stoffen die goed met water mengen: hydrofiel
Stoffen die niet goed met water mengen: hydrofoob
Emulgator: hulpstof die ervoor zorgt dat emulsie niet ontmengd. Een emulgator heeft een kop met O-atomen en een staart met C- en H- atomen. Hierdoor is de staart hydrofoob en de kop hydrofiel.
Olie-in-water-emulsie → oliedruppeltjes die verstopt zijn door de kopjes, waardoor ze in het water zweven en de stof niet ontmengd.
§1.3 scheidingsmethoden
Scheiden: methode om na chemische reactie maar één stof uit het reactieproduct te hebben → na het scheiden houd je zuivere stoffen over. Tijdens het scheiden ben je bezig met het sorteren van moleculen. De stoffen van een mengsel verschillen in stofeigenschappen.
Scheiden d.m.v. stofeigenschappen:
- Filtreren: suspensie scheiden door verschil in deeltjesgrootte, vloeistof → filtraat, vaste stof → residu
- Bezinken: scheiden d.m.v. het verschil in dichtheid (als de vaste stof een grotere dichtheid heeft dan de vloeistof)
- Indampen: scheiden door mengsel te koken, waarbij de ene stof een lager kookpunt heeft dan de andere stof → verdampte stof is weg
- Destilleren: mengsel verhitten, de vloeistof verdampt en wordt weer opgevangen.
- Extraheren: oplosmiddel (extractiemiddel) aan het mengsel toevoegen, waardoor sommige stoffen uit het mengsel oplossen.
- Adsorberen: geur-, kleur- en smaakstoffen uit een oplossing verwijderen door fijne koolstof (absorptiemiddel) aan het mengsel toevoegen, de koolstof heeft een groot oppervlak, waardoor de geur-, kleur- en smaakstoffen zich aan het oppervlak hechten.
- Papierchromatografie: in een mengsel met kleine hoeveelheden nagaan uit hoeveel stoffen het mengsel bestaat, sommige stoffen lossen op in de loopvloeistof, anderen adsorberen aan het papieroppervlak.
Rf-waarde: bepalend voor de plaats in het chromatogram, afhangend van de temperatuur en loopvloeistof.
§1.4 Chemische reacties
Kenmerken chemische reacties:
- De beginstoffen verdwijnen, reactieproducten ontstaan. De bouwstoffen van de beginstoffen veranderen in nieuwe bouwstenen van de reactieproducten.
- Totale massa beginstoffen is gelijk aan de totale massa van de reactieproducten.
- Stoffen reageren en ontstaan in en vaste massaverhouding
- Er is een minimale temperatuur nodig om de reactie te laten verlopen: reactie-temperatuur (per reactie verschillend)
- Bij elke reactie is er een energie-effect (energie komt vrij, of er is juist energie nodig)
Chemische energie: bepaalde hoeveelheid energie in stoffen voor reacties.
Exotherme reactie: reactie waarbij energie vrijkomt → energie wordt omgezet in licht, warmte of elektrische energie, reactieproducten bevatten minder energie dan de begin stoffen.
Endotherme reactie: reacties die energie nodig hebben om te kunnen verlopen, de beginstoffen nemen energie uit de omgeving op → voortdurend energie toegevoerd worden. De reactieproducten bevatten meer energie dan de beginstoffen.
Ontledingsreacties → endotherm
Verbrandingsreacties → exotherm
Activeringsenergie: de energie die nodig is om de temperatuur van een stof op de reactietempera-tuur te brengen.
§1.5 De snelheid van een reactie
Reactietijd: de tijd die verstrijkt tussen het begin en het einde van een reactie.
Reactiesnelheid: hoeveelheid stof die per seconde en per liter reactiemengsel ontstaat of verdwijnt (eventuele maat)
Reactiesnelheid wordt bepaald door:
- Verdelingsgraad van de stof, hoe groter de verdelingsgraad, des te sneller verloopt de reactie
- Soort stof, de ene stof reageert sneller dan de andere
- Concentraties van de stoffen, als de concentratie groter wordt, neemt de snelheid toe
- Temperatuur, als de temperatuur hoger wordt, wordt de reactiesnelheid hoger
- Aanwezigheid van een katalysator (hulpstof), een katalysator die een biologische reactie versnelt, is een enzym
§1.6 Het botsende-deeltjesmodel
Vloeibare/gasvormige fase → kleinste deeltjes in een stof gaan bewegen en botsen tegen elkaar. Als twee deeltjes botsen een reactie aangaan, kan dat alleen als de botsing hard genoeg is. Deze botsing noemen we effectieve botsing. Hoe groter het aantal botsingen per seconde of liter, hoe groter het aantal effectieve botsingen en des te sneller verloopt de reactie.
Hogere concentratie van de reagerende stoffen → het aantal botsingen per seconde neemt toe
Homogene mengsels: mengsels waarvan de stoffen tot op de kleinste deeltjes zijn gemengd en waarbij die deeltjes een volledige bewegingsvrijheid hebben (oplossingen en gasmengsels)
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
A.
A.
Er staan hier en daar wat fouten in (bijv. dat er atoom staat ipv atoomsoort of er staat atoom ipv element) Dit zijn kleine fouten maar hierdoor interpreteer je sommige dingen uit de samenvatting helemaal verkeerd.
8 jaar geleden
Antwoorden