Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Massamedia

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 5281 woorden
  • 23 september 2014
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 1 Massamedia en cultuur

 

§1.1 Het begrip cultuur

Cultuur/beschaving: de leefwijze van een groep mensen zoals die op verschillende manieren tot uitdrukking komt in waarden, normen, gewoontes, regels, tradities, rituelen, symbolen en kunst.

 

Culturen zijn relatief, dat wil zeggen:

  • ze zijn tijd- en plaatsgebonden
  • ze zijn dynamisch à veranderen onder invloed van wijzigende omstandigheden

 

3 dimensies cultuur:

  • Ideële dimensie: mens- en maatschappijvisies, godsdienstige ideeën en waarden.
  • Normerende dimensie: op grond van de ideeën ontstaan gewoontes. Hierop worden normen, wetten en strafbepalingen vastgesteld = gelegitimeerd.
  • Materiele dimensie: in de kleding, kunst en gebouwen worden de ideeën en normen over wat mooi, functioneel enz. is belichaamd.

 

Functies cultuur in de samenleving:

  • geeft richting aan het denken en doen van mensen
  • is betekenisgevend aan gedragingen en verschijnselen
  • werkt identificerend (horen bij een bepaalde cultuur)
  • legt beperkingen op aan het gedrag à bepaalt welk gedrag acceptabel is en welke niet

 

Deviant/afwijkend gedrag: als mensen zich niet aan belangrijke normen van een cultuur houden.

 

Sociale controle: de wijze waarop men in de samenleving gewenst gedrag beloont en ongewenst bedrag bestraft.

 

§1.2 Cultuurgroepen

Dominante/overheersende cultuur: de cultuur van de groep in de samenleving met een invloedrijke politieke of economische positie.

 

Subcultuur: een cultuur die in bepaalde opzichten afwijkt van de overheersende cultuur, maar ook bepaalde waarden en normen ontleent aan de dominante cultuur.

 

Referentiekader: het geheel van persoonlijke waarden, normen, kennis, ervaringen, zienswijzen en opvattingen.

 

§1.4 Waarden en normen en socialisatie

Waarden: oriëntatiepunten voor het gedrag van mensen, die aangeven wat mensen nastrevenswaard en waardevol vinden (wat is goed en wat is fout).
            VB: eerlijkheid, rechtvaardigheid, respect voor anderen, rechten van de mens

 

Normen: specifieke gedragsregels die voortkomen uit waarden en waarvan men aanneemt dat mensen zich eraan behoren te houden.
            VB: eerlijkheid à niet stelen, rechtvaardigheid à eerlijk delen

 

§1.5 Socialisatie en socialiserende instituties

Socialisatie: in een beïnvloedings- en aanpassingsproces worden waarden en normen overgedragen.

 

Socialisatoren: instituties waarmee socialisatie in een samenleving plaatsvindt.

  • gezin/ouders
  • school
  • werkplek
  • massamedia
  • sociale omgeving
  • leeftijdsgenoten/vrienden

 

Internalisatie: het eigen maken van de groepswaarden en- normen; de cultuur wordt als vanzelfsprekend ervaren.

 

§1.6 Vooroordelen en stereotyperingen

Vooroordelen: irrationele mening/houding die niet voldoende op feiten/ervaringen is gebaseerd, maar op geloven, horen zeggen of eenmalige ervaringen à drukken verwachtingen/opvattingen uit die negatief zijn.

 

Stereotypering: beeldvorming van het gedrag en de mentaliteit van leden van een andere groep die sterk generaliserend, vereenvoudigend en vertekenend is.

 

Discriminatie: het niet terecht verschillend behandelen van personen op grond van zaken die in een bepaalde situatie niet ter zake doende zijn.

 

§1.8 'Nature'-'nurture'-debat
Natuuraanhangers (nature): stellen biologische/genetische factoren centraal. Veel dingen zijn vanaf de geboorte bepaald (emoties, karaktereigenschappen, handicap).

 

Cultuuraanhangers (nurture): stellen dat de omgeving, het milieu en de cultuur bepalen hoe wij handelen. Maatschappelijke factoren bepalen ons gedrag (gevoelens, gedrag).

 

Hoofdstuk 2 Communicatie en massacommunicatie

 

§2.1 Informatie

Criteria of nieuws daadwerkelijk wordt uitgezonden/gepubliceerd:

            - actueel                                                         - 'negatief'

            - uitzonderlijk                                                 - human interestkarakter (drama, emotie etc.)

            - opvallend/onverwacht                                 - geen andere belangrijke gebeurtenissen

            - gevolgen voor grote groepen mensen        - kosten om item te publiceren

            - dichtbij plaatsvinden                                    - voldoende afwisseling 'soorten' nieuws

            - continuïteit                                                   - wil de doelgroep het lezen?

            - ondubbelzinnig/begrijpelijk                          - aantrekkelijk maken verslaggeving om zo                         - over prominente personen                           groot mogelijke publiek te hebben

 

§2.2 Communicatie

Communicatie: een doorlopend proces, waarbij een zender (persoon/institutie) bedoeld of onbedoeld een boodschap (informatie) overbrengt aan een ontvanger (persoon/groep/massa).

  • Direct: hiervan is sprake als mensen rechtstreeks met elkaar communiceren.
  • Indirect: communicatie die met technische hulpmiddelen of media geschiedt.

 

  • Verbale communicatie: het communiceren met het gesproken woord (taal).
  • Non-verbale communicatie: communicatie waarbij geen gesproken taal wordt gebruikt.

 

Feedback: een reactie van de ontvanger op de boodschap van de zender.

 

Communicatie kan tweeledig zijn:

  • Eenzijdige: een soort van eenrichtingsverkeer (tv kijken).
  • Meerzijdige: tweerichtingsverkeer waarbij mensen op elkaars boodschappen reageren.

 

Medium: de feitelijke drager van de boodschap.

 

Communicatiestoornis: ruis.

 

 

 

§2.3 Massacommunicatie

Interpersoonlijke communicatie: communicatie vanuit één persoon/zender en die richt zich op één persoon of enkele  personen als ontvangers.

 

Massacommunicatie: communicatie met een boodschap die voor een publiek bedoeld is dat groot in aantal, heterogeen en relatief onbekend is voor de zender.
Het 'zenden' vindt meestal plaats door een complexe organisatie: er zijn meerdere mensen betrokken bij de bepaling van inhoud en vorm van de publieke boodschap.

 

Massamedia zijn te onderscheiden in 3 soorten:

  • Gedrukte: pers: dagbladen, tijdschriften
  • Audiovisuele:  omroep: tv, radio
  • Digitale: communicatie-infrastructuur: internet

 

De pers is gebaseerd op de vrije ondernemingswijze productie met winst en continuïteit als doel en daarom marktgericht.

 

Contentplatform: een plaats waar je gebruik kunt maken van diverse soorten media-inhoud.

 

Informele communicatie: mensen die het nieuws dat de media vertonen doorvertellen.

 

Hoofdstuk 3 Functies van massamedia

 

§3.1 De functies van massamedia voor het individu

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

5 functies van massamedia voor het individu:

  • geven van informatie
  • educatieve functie
  • opiniërende functie (commentaar)
  • verstrooiing en amusement (ontspannen)
  • sociale functie: mee kunnen praten en het gevoel geven bij een groep te horen

 

§3.2 De functies van de massamedia voor de samenleving

Maatschappelijke functies van massamedia:

  1. Informerende functie

- Informatiefunctie: informatie verstrekken over het overheidsbeleid.

- Agenda/spreekbuisfunctie: doorsluizen van wensen en eisen van de ‘gewone man’ naar de politiek.

- Controle/waakhondfunctie: het vergaren en geven van informatie die misstanden in de samenleving signaleert.

- Opiniefunctie: door het verstrekken van informatie, het commentaar en de opinieartikelen van de massamedia dragen ze bij tot het publieke debat.

- Educatiefunctie

  1. Socialiserende functie: lezers/kijkers/luisteraars krijgen via de massamedia kennis van de heersende waarden en normen in de cultuur.
  2. Amusementsfunctie: veel mensen willen nadat ze thuiskomen ontspannen.
  3. Aanbrengen/verbinden van sociale cohesie: een samenhang van een groepering door saamhorigheid van de leden, gemeten naar de mate waarin de leden de grenzen van de groepering willen handhaven.

Rol: een meer of minder bindende verwachting ten aanzien van het gedrag van de positiebekleder.

 

Infotainment: informatie wordt verstrekt, gecombineerd met amusement óf de informatie wordt op een luchtige manier aangedragen.

 

§3.3 Kritiek op de functies van de massamedia

De gevolgen van een zo groot mogelijk publiek willen bereiken:

  • Een vergrote aandacht voor amusement en het gevaar dat niet alle soorten programma's en informatie aan bod komen: nieuwsverschraling: het nieuws dat gepresenteerd wordt, is steeds meer van hetzelfde
  • Gevolgen voor de kwaliteit van de informatie:

- minder betrouwbare en diepgaande informatie

- minder zware onderwerpen

- minder programma’s voor kleinere doelgroepen

  • Toenemende integratie van informatie en amusement (ziekenhuisseries)
  • Mediahypes/-hyperventilatie (nieuws dat zichzelf verstrekt zonder dat zich nieuwe feiten voordoen) en het gebruik van mediaframes
  • Door de toenemende druk van concurrentie en commercie laat een aantal media en journalisten zich de laatste jaren in toenemende mate meeslepen in de medialogica: het publieke debat wordt deels bepaalt door de mogelijkheden en begrenzingen van het medium.
  • Mediatisering: de invloed van de media op de samenleving wordt steeds groter.

 

Hoofdstuk 4 De pers

§4.2 Pluriformiteit in kranten

Onderscheid:

  • Dagbladen
  • Tijdschriften
  • Huis-aan-huisbladen: gratis blaadjes die vol staan met meestal regionaal en lokaal nieuws en die zichzelf bedruipen door middel van hun advertenties en die meestal een keer per week worden verspreid.
  • Andere gedrukte media

 

Onderscheiden van kranten:

  • Regionale dagbladen: kranten die (inter)nationaal nieuws over een bepaalde regio geven.
  • Landelijke dagbladen: kranten die nationaal en internationaal nieuws publiceren die voor alle inwoners van ons lang van belang zijn.
  • Populaire massakranten: kranten die zich richten op een groot lezerspubliek.
  • Kaderkranten/kwaliteitskranten: kranten die zich richten op een bepaalde doelgroep lezers.

 

Verschillen dagbladen en tijdschriften:

  • Inhoud; onderwerpkeuze                              - Praktische informatie
  • Hoeveelheid aandacht                                  - Beleidsinformatie
  • Nadruk op sensatie                                       - Human interest
  • Mate van diepgang                                       - Redactioneel commentaar
  • Mate van zakelijkheid

 

Populaire massakranten: Telegraaf (rechts), AD (liberaal), Het Parool (socialistisch) en regionale kranten (neutraal).
Kaderkranten: Volkskrant (socialistisch), NRC Handelsblad (kritisch liberaal), Trouw (protestants-christelijk) en Nederlands Dagblad (protestants-christelijk).

 

Ochtendblad of middagblad: brengt het nieuws van de hele vorige dag.

 

Avondblad: brengt actueler nieuws van de vorige dag maar ook van dezelfde dag.

 

§4.3 Tijdschriften

Marktsegmentering: in de tijdschriftenmarkt en vanuit de omroepen verschijnen steeds meer uitgaven of programma's voor specifieke doelgroepen.

 

Categorieën tijdschriften:

  • Dames/mannen bladen
  • Jongerenbladen
  • Familiebladen
  • Roddel- of gossipbladen: bladen die zich kenmerken door een groot gehalte aan sensationeel roddelnieuws
  • Omroepgidsen: gidsen die de omroepverenigingen op de markt brengen op de televisieprogramma’s in overzichtelijke schema’s te presenteren
  • Lifestylebladen: bladen die zich op de moderne man en vrouw richten die er een aantrekkelijke leefstijl op na willen houden
  • Special-interestbladen: bladen die over één specifiek onderwerp gaan
  • Vakbladen: dit zijn bladen die zich op een speciale groepsgroep richten
  • Opinieweekbladen: dit zijn bladen die wekelijks een publieke opinie formuleren over een aantal maatschappelijk thema's (Elsevier, HP de Tijd, Vrij Nederland)

 

Voorbeelden van 'economisch handelen':

  • Het opzetten van nieuwe bladen om drukcapaciteit volledig te kunnen benutten of om deelmarkten aan te boren
  • Het ontwikkelen van nieuwe producten en media om daarmee te komen tot marktvergroting
  • Het ontstaan van grotere productie-eenheden uit efficiencyoverwegingen (samengaan van activiteiten in één organisatie zodat redactie, productie en distributie bij elkaar in de organisatie komen)
  • Samenwerken met of overnemen van andere bladen
  • Verweving met andere diensten op het gebied van informatievoorziening

 

§4.4 Kranten, van pluriformiteit naar persconcentratie en monopolievorming (1960 – 2010)

Marktmechanisme: de wet van vraag en aanbod bepaalt het succes van een krant of tijdschrift.

 

Vrijemarkteconomie: de ondernemingen zijn marktgericht en hebben als doel winst maken.

 

Ontzuiling: het loslaten van de band tussen de mens en een levensbeschouwelijke of politiek zuil.

 

Drie bronnen van inkomsten van kranten:

  • Advertenties
  • Abonnees
  • Losse verkoop

 

Gratis dagbladen (Metro, Spits) zijn volledig afhankelijk van advertentie-inkomsten.

 

Persconcentratie: een steeds groter aandeel van de totale bladenmarkt komt in handen van een steeds kleinere groep uitgevers of concerns.

 

3 vormen persconcentratie:

  • Redactionele concentratie: het samengaan van redacties van dagbladen
  • Publieksconcentratie: het publiek verdeelt zich steeds schever over de kranten
  • Aanbiedersconcentratie: het samengaan van uitgevers van dagbladen

 

Bij deze 3 vormen hierboven gaat het om horizontale concentratie: hetzelfde product, verschillende dagbladen.

 

2 andere vormen:
            - Verticale concentratie: verschillende productieniveaus (persbureaus, drukkerijen)

            - Diagonale concentratie: verschillende producten: cross-ownership; naast dagbladen ook             televisie/radiozenders.

Oorzaken persconcentratie:

  • Technologische veranderingen die grote investeringen vereisen
  • Oplagespiraal: deze geeft het verband aan tussen de oplage, de advertentie-inkomsten en de kwaliteit van de bladen
  • Verlies van abonnees
  • Zwakke economische positie en de toegenomen afhankelijkheid van advertentie-inkomsten
  • Verlies van advertentie-inkomsten door concurrentie met tv of economische recessie

 

Monopolievorming: bepaalde uitgevers hebben bepaalde deelmarkten volledig in handen.
De Mededingingswet kan concentraties van ondernemingen verbieden. Het toezicht op naleving van de wet is opgedragen aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa).

 

Gevolgen persconcentratie:

  • Pluriformiteit (van informatie) komt in het gedrang
  • Concentratie van macht over de media in handen van een relatief kleine groep
  • Kleinere keuzemogelijkheden voor de consument

 

 

Stimuleringsfonds voor de Pers: heeft tot doel het handhaven en bevorderen van de pluriformiteit van de pers voor zover die van belang is voor de informatie en opinievorming via tijdelijke financiële steun.

 

Pluriformiteit: het in standhouden en bevorderen van een verscheidenheid aan media-aanbod en diversiteit van de interesses van de bevolking en verschillende inzichten.

  • Interne pluriformiteit: een massamedium, bijvoorbeeld een krant, biedt ruimte aan verschillende opinies en opvattingen.
  • Externe pluriformiteit: een breed en divers aanbod van zenders/omroepen en kranten/tijdschriften, elk met een eigen kleur/identiteit.

 

§4.6 De overheid en de pers

De overheid streeft naar de onderstaande zaken in het mediabeleid:

  • zorgen voor pluriformiteit in het nieuwsaanbod
  • bevorderen van een democratische samenleving door het recht op informatie
  • garanderen vrijheid van meningsuiting
  • vrijemarktprincipe

 

Censuur: het toezicht van een overheid op voor publicatie bestemde drukwerken en omroepprogramma’s.

 

Inperkingen recht vrijheid van meningsuiting:

  • Uitlatingen die aanzetten tot haat of discriminatie
  • Uitlatingen die beledigend, opruiend zijn of smaad
  • Uitlatingen die in strijd zijn met de openbare zeden
  • Uitlatingen die een gevaar zijn voor de openbare orde of nationale veiligheid
  • Uitlatingen van staats- of bedrijfsgeheimen

 

De vrijheid van het geven van informatie betekent dat er geen voorafgaand toezicht (censuur) is voor het openbaar maken van gedachten en gevoelens.

 

In Europese Verdragen is bepaald dat er vrijheid is om informatie te vergaren en de vrijheid om inlichtingen en denkbeelden te ontvangen (recht op informatie).

 

Het recht op vrije meningsuiting en het recht op informatie zijn voorwaarden voor het goed informeren van alle burgers en daarmee voorwaarden voor de politieke betrokkenheid van burgers en weloverwogen politieke keuzes in een parlementaire democratie.

 

Argument voor overheidsbemoeienis: de overheid als bewaker van de kwaliteit en pluriformiteit van de media.

Argument tegen overheidsbemoeienis: de overheid als bevoogdende instelling, die door regelgeving initiatieven aan banden legt en maatschappelijke ontwikkelingen negeert.

 

§4.7 Afbakening van taken redactie en directie

Het gezamenlijke belang van de redactie en de directie van een krant zijn:

  • de continuïteit van het bedrijf en uitgaven
  • het aanbieden van een goed journalistiek product
  • een groot bereik

 

Het belang van de directie:

  • streven naar winst en winstvergroting
  • vergroting van het marktaandeel
  • vergroting van efficiency en effectiviteit

 

Belang redactie:

  • onafhankelijke berichtgeving

 

Redactiestatuut: een afspraak tussen journalisten en uitgevers over de positie en de bevoegdheden van de redactie en directie. Het statuut bevat ook een omschrijving van de identiteit van de krant.

 

§4.9 Hoe nieuws in de krant komt

Objectiviteit: onpartijdigheid.

            Objectieve informatie is niet mogelijk; referentiekader verslaggever speelt altijd een rol.

Subjectiviteit: partijdigheid.

 

Vertekening werkelijkheid kan het gevolg van zijn:

  • geen toepassing hoor- en wederhoor: nieuwsberichten dienen van verschillende kanten door diverse personen belicht te worden
  • onvoldoende scheiding informatie, feiten en meningen
  • gekleurdheid/eenzijdigheid informatiebronnen
  • selectieve perceptie van verslaggever

 

Framing: een gebeurtenis wordt vanuit een bepaald perspectief benaderd en in verband gebracht met door de verslaggever gekozen onderwerpen.

 

Mediaframe: de wijze waarop een onderwerp wordt gepresenteerd en geïnterpreteerd in de mediaberichtgeving.

 

Soorten mediaframes:

  • economische gevolgenframe
  • conflictframe
  • machteloosheidsframe
  • human-impactframe
  • moraliteitsframe: 'goed' tegenover 'slecht'

 

Selectieve perceptie: het nemen van vooral waar wat ons goed uitkomt en wat past in ons referentiekader, en bij onze normen, waarden, ervaringen en onze kennis.

 

Journalistieke normen:

  • informatie die binnenkomt controleren
  • toepassen hoor- en wederhoor
  • informatie, feiten en meningen scheiden
  • gebruik maken van verschillende informatiebronnen
  • de journalist moet de juiste weergave van de feiten geven

 

Hoofdstuk 5 De omroep

 

§5.1 De verzuilde omroepen, het ‘model-Holland’

Ledengebonden omroepen:

  • NCRV             - TROS
  • KRO               - EO
  • VARA             - BNN
  • VPRO             - AVRO

 

Niet-ledengebonden omroepen:

  • Religieuze programma's
  • Educatieve programma's
  • Reclame-uitzendingen

 

Vertrossing: het brengen van zeer luchtige, amusante televisieprogramma’s waarbij van het verstand van de kijker niet zo veel gevraagd werd.

 

De SKO (Stichting Kijkonderzoek) verzamelt cijfers over kijkdichtheid, waardering en samenstelling van het publiek. Kijkonderzoek is een vorm van feedback, waardoor de ontvangers van de mediaboodschap de zender kunnen laten weten wat ze van het media-aanbod vonden.

Consequenties:

  • Nadruk op prime-time
  • Infotainment
  • Aankoop van bepaalde programma's
  • Stoppen met programma's die weinig kijkers trekken
  • Veel nadruk op 'beproefde' concepten
  • Weinig aandacht en investeringen in innovatieve programma's of programma's voor een kleinere doelgroep

 

§5.2 De toelating van commerciële omroep en internationalisering

Duaal omroepbestel: commerciële en verzuilde/publieke omroepen bestaan naast elkaar.

 

De meeste commerciële televisiestations zijn in handen van RTL Nederland of Scandinavian Broadcasting System.

 

De maatschappelijke functies van de omroep komen onder druk te staan.
Argumenten voor:

  • Meer financiële mogelijkheden
  • Vergroot aanbod
  • Programma-aanbod is afgestemd op behoeften van de markt
  • Meer informatie

Argumenten tegen:

  • Minder betrouwbare en veelzijdige informatie
  • Verschraling van het programma-aanbod
  • Relatief veel verstrooiing en oppervlakkige programma's
  • Te weinig kansen voor kleinere maatschappelijke groepen om aandacht op radio of tv te krijgen
  • Reclame

 

§5.3 Het duale Nederlandse omroepbestel en de Concessiewet 2000

Met de Mediawet is de hoeveelheid zendtijd niet langer afhankelijk van het aantal leden.

 

Uitgangspunt Mediawet: de noodzaak van pluriformiteit van informatievoorziening en kwalitatief hoogwaardige programma's en informatie.

 

Concessiewet 2002; erkenning krijgen:

  • Een omroepvereniging moet minstens 300.000 leden hebben om voor erkenning in aanmerking te komen
  • Identiteitseis
  • Omroep moet programma's leveren aan verschillende televisienetten en radiozenders
  • Erkenning geeft recht op financiële middelen

 

 

De NOS vormt als omroep zonder leden, samen met de NPO, één juridische organisatie. De NOS coördineert de programmering en deelt de zendtijd in.

 

NPO (Nederlandse Publieke Omroep): organisatie die op grond van de Mediawet de samenwerking en coördinatie bevordert tussen de landelijke omroepen.

 

§5.4 De huidige landelijke publieke omroep

2 hoofdtaken NOS:

  • Coördinatie en aansturing van de programmering en de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de omroeporganisaties
  • Verzorgen van de nieuwsvoorziening, achtergrondinformatie, politiek en sport

 

2 redenen waardoor publieke omroepen marktgerichter worden:

  • Ten gevolge van de ontzuiling is de natuurlijke binding met de achterban vermindert
  • De concurrentie binnen de omroep en met name de concurrentie met de commerciële omroep is veel heftiger geworden

 

Inkomstenbronnen publieke omroepen:

  • Omroepgelden (rijksbijdragen en van de STER)
  • Sponsormogelijkheden
  • Abonnementsgelden
  • Overige inkomstenbronnen

 

Commissariaat voor de Media: ziet toe op de naleving van programmavoorschriften en reclameregels door de publieke omroep en verleent en controleert de zendmachtigingen aan de publieke en de commerciële omroepen.

 

Drie doelen van het toezicht van het Commissariaat voor de Media:

  • een eerlijke toegang tot de media garanderen
  • de diversiteit en onafhankelijkheid van de informatievoorziening bewaken
  • de effectieve handhaving van de Mediawet

 

§5.5 De huidige commerciële omroepen

Uitgangspunten commerciële omroepen:

  • streven naar winst of winstvergroting
  • marktvergroting
  • continuïteit bedrijf

 

Ontwikkelingen die een rol spelen op de meningsvorming en besluitvorming over het omroepbestel

  • Cultureel vlak: individualisering en ontzuiling van de samenleving
  • Economisch vlak: liberalisering en internationalisering van de economie
  • Technologisch vlak: de ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologie, waardoor een vrijwel onbegrensd aanbod kan plaatsvinden en er ook nieuwe mogelijkheden zijn
  • Politiek-juridisch vlak:

            ~ gemengde financiering van de publieke omroep

            ~ samenwerking bij de publieke omroep

            ~ vergroten van de mogelijkheden voor commerciële omroepen

            ~ bezorgdheid over maatschappelijke functies van de omroep

 

Inkomstenbronnen commerciële zenders:

  • Reclamegelden
  • Sponsorgelden

 

§5.6 Concurrentie tussen de publieke en commerciële omroep
Entertainment-education: het aangaan van coproducties van amusementsprogramma’s voor de uitvoering van aanvaard beleid.

  • Infotainment: programma’s die informatie verstrekken en dit afwisselen dit met amusement.
  • Two-way of communication: kijkers of luisteraars krijgen de kans per telefoon te reageren tijdens televisieprogramma’s of er is sprake van digitale tv, waarbij kijker, zender en ontvanger elkaar afwisselen.
  • Reality-tv: er worden waargebeurde, uitzonderlijke en ingrijpende gebeurtenissen getoond, waarbij vooral de emoties van de betrokkenen en de gruwelijke of spectaculaire aspecten van het getoonde worden benadrukt.

 

§5.13 Politieke partijen en de omroep

Sociaaldemocratische stroming: PvdA, SP

  • Iedere Nederlander heeft recht op informatie
  • Omroepverenigingen moeten steun krijgen als daarmee de pluriformiteit wordt gewaarborgd
  • Taak omroepbestel om maatschappelijke problemen aan de kaak te stellen
  • Sociaal zwakkeren moeten door de omroepen gesteund worden

 

Christen-democratische/confessionele stroming: CDA, SU, SGP

  • Bijbel uitgangspunt politiek handelen
  • Omroepen die een godsdienstige basis hebben worden in bescherming genomen
  • Hecht veel waarde aan omroepbestel

 

Liberale stroming: VVD, D66

  • Marktwerking en marktgerichtheid
  • Individu bepaalt zelf waarnaar die kijkt/luistert
  • Vrije concurrentie zorgt voor goede klantgerichte benadering
  • Overheid dient zich zo weinig mogelijk met het omroepbestel te bemoeien

 

CDA, PvdA, SP, GroenLinks, CU, SGP en PvdD à steun/handhaven publieke omroepen.

VVD, D66 en PVV à zien voordelen in commerciële omroepen.

 

Hoofdstuk 6 De informatiemaatschappij en zijn nieuwe media


§6.1 Informatiemaatschappij

Informatiemaatschappij: een technologisch hoogontwikkelde samenleving die met behulp van moderne informatie- en communicatietechnieken een grote toename laat zien van de informatieproductie en van de productiviteit in zijn algemeenheid.

 

Gevolgen van de informatiemaatschappij:

  • Sociaaleconomisch: in productie, dienstverlening en consumptie van massamedia.
  • Sociaal-cultureel: toename en differientiëring van het aanbod van informatie en informatiemedia; toegenomen gebruik van informatiemedia in vrije tijd.
  • Politiek: burgers hebben in principe meer mogelijkheden om informatie te winnen en in contact te komen met politici; de politieke cultuur is veranderd door de vergrote aandacht van en voor de media.

 

§6.2 Technologische ontwikkeling en economische groei

De economische groei zorgt voor:

  • Grotere consumptiemogelijkheden met name in vrijetijdsbestedingen
  • Veelvuldiger mediagebruik, met name televisie
  • Internationaal samenwerkende bedrijven met monopolistische of oligopolistische tendensen ontstaan

 

Voorbeelden nieuwe ontwikkelingen door economische groei:

  • Pay-per-view
  • Elektronisch betalingsverkeer

 

Door technologische ontwikkelingen vinden er diverse ontwikkelingen binnen massamedia plaats:

  • meer media
  • nieuwe media
  • een vergroot en veranderend aanbod
  • een vergroot en veranderend gebruik van de massamedia

 

Voorbeelden technologische vernieuwingen:

  • satelliettelevisie
  • abonneetelevisie
  • kabelnet
  • internet
  • elektronisch betalen

 

§6.5 Maatschappelijke consequenties van technologische ontwikkelingen

Gevolgen technologische ontwikkelingen voor massamedia- en communicatie:

  • Cultureel gebied

            ~ vergroting van het aanbod

            ~ versterking tendensen van ontzuiling en individualisering

            ~ nieuwe, uitgebreidere en snellere vormen van dienstverlening

            ~ diversificatie van het media-aanbod: de kijker/lezer/luisteraar kan kiezen uit een             groot aantal media

            ~ de publieke omroepen komen onder druk te staan

            ~ de aanwezigheid van ict versterkt het proces van informalisering

            ~ media komen tegemoet aan het verlangen naar een intense beleving en ervaring

            ~ digitalisering vervaagt de grenzen tussen massacommunicatie en persoonlijke               communicatie

            ~ internationalisering; met name via tv kan men gemakkelijk in aanraking komen              met andere culturen

  • Sociaal-economisch gebied 

            ~ versterking van de internationalisering van handel en dienstverlening

            ~ kans op het ontstaan van een tweedeling in de maatschappij: groepen die wel en           die niet actief gebruik (kunnen) van nieuwe technologische middelen

            ~ internet als platform voor informatie en vermaak is een concurrent voor de                     bestaande media in de strijd om de tijd van de mediagebruiker en het reclamegeld      van het bedrijfsleven

            ~ technologische innovaties en economische schaalvergroting hebben geleid tot               internationalisering van het media-aanbod

            ~ het ontstaan van multimedia-multinationals gaat gepaard met de zorg dat de                   vrijheid van informatie en meningsuiting in gevaar zou komen

            ~ voor de publieke omroep ontstaan nieuwe diensten zoals themakanalen etc.

  • Politiek-juridisch gebied

            ~ het mediabeleid is gewijzigd ten gunste van de commerciële omroepen

            ~ er is sprake van een inbreuk op privacy

            ~ ongrijpbaarheid van internet in verband met problemen ten aanzien van                          persvrijheid en de juridische problemen om daar wetgeving voor te maken

           

Veramerikanisering: dominantie van de Verenigde Staten.

 

Cultuurimperialisme: het opleggen van meestal de westerse leefstijl aan een andere cultuur die vasthoudt aan oude waarden, normen en gebruiken.

 

Diensten die de overheid wil stimuleren:

  • Internetactiviteiten ter verrijking van de radio- en televisieprogrammering
  • Nieuwe elektronische programmagids
  • Interactieve televisie
  • In de toekomst themakanalen als gevolg van introductie van digitale televisie

§6.6 Groeperingen en hun belangen bij technologische vernieuwingen

Mensen hebben grote belangen bij de veranderingen van de technologische vernieuwingen:

  • Bedrijfsleven: nieuwe markten openen
  • Overheid: zij moet de uitgangspunten van het mediabeleid realiseren
  • Omroepverenigingen
  • Publiek: zij willen het liefst zoveel mogelijk programma's ontvangen

 

Vervlakking: de tendens om meer programma's uit te zenden die een groot publiek zullen aanspreken, programma's die vooral gericht zijn op amusement en verstrooiing.

 

Hoofdstuk 7 De impact van massamedia

 

§7.2 De injectienaaldtheorie
Injectienaaldtheorie: ziet de massamedia als een reusachtige injectienaald die bij voortduring injecteert in het passief neergevleide lichaam van de massa's.

 

§7.4 Selectieve perceptietheorie

Selectieve perceptietheorie: de ontvangers bepalen zelf hoe ze door de massamedia beïnvloed worden, ze maken eigen keuzes die gebaseerd zijn op de eigen voorkeuren op het eigen referentiekader.

 

Selectieve perceptie voor mediaboodschappen van ontvangers/publiek:

  • Waarvoor mensen zich openstellen
  • Hoe ze de boodschap waarnemen
  • Wat zij onthouden

 

§7.5 Cultivatietheorie

Cultivatietheorie: mensen die veel naar bepaalde soorten programma's kijken worden beïnvloed in het beeld dat zij van de werkelijkheid hebben. De realiteit zoals die in de media wordt voorgeschoteld wijkt af van de alledaagse werkelijkheid. Het wereldbeeld van de zware kijkers sterker toont meer overeenkomsten met de televisiewerkelijkheid dan het wereldbeeld van lichte kijkers.

 

§7.6 Agendasettingtheorie

Agendasettingstheorie: de media hebben geen direct effect op de meningen van mensen, maar de media bepalen wel, door de hoeveelheid aandacht die ze aan bepaalde onderwerpen besteden, wat mensen belangrijk vinden en waar ze over praten.

 

§7.7 Theorie van de zwijgspiraal

Zwijgspiraaltheorie: de media hebben heel veel invloed op de meningen die mensen hebben doordat de media een beeld geven van de heersende opvattingen waaraan mensen zich uit angst voor sociale isolatie zouden conformeren.

 

§7.8 Uses and gratifications theorie
Uses and gratifications-theorie: de invloed van de media is veel beperkter en afhankelijk van de behoeften die mensen hebben waardoor bij sommige mensen wel en bij andere geen effecten van mediaboodschappen ontstaan

 

§7.9 Mediasysteemafhankelijkheidstheorie

Media-afhankelijkheidstheorie: de invloed van de media is veel beperkter en afhankelijk van de doelen die mensen nastreven en de media gebruiken om deze doelen te bereiken waardoor bij sommige mensen wel en bij andere geen effecten van mediaboodschappen ontstaan.

Media-afhankelijkheidstheorie: de invloed van de media is veel beperkter en afhankelijk van de doelen die mensen nastreven en de media gebruiken om deze doelen te bereiken waardoor bij sommige mensen wel en bij andere geen effecten van mediaboodschappen ontstaan.

 

§7.10 De priming- en framingtheorie

Framingtheorie: de media kan een onderwerp op een bepaalde manier belichten (mediaframe), waardoor de wijze waarop de ontvangers van die boodschap over het onderwerp gaan nadenken en praten wordt gestuurd.

Selectieproces nieuws:

  • (H)erkennen van een onderwerp als nieuwswaardig; beslissing om wel of geen aandacht te geven
  • Beschikbaarheid bronnen
  • Selectief gebruik van die bronnen door de verslaggever
  • Selectieve perceptie van de verslaggever
  • Selectie daarna door internationale persbureaus/journalisten/redactie etc.

 

 

Gevolgen ontzuiling en individualisering:

  • Traditionele zuilen verliezen leden en zij hebben geen vast lees- en kijkpubliek meer
  • Binnen de omroep ontstaan nieuwe omroepen
  • De opkomst van commerciële omroepen wordt door de ontzuiling bespoedigd
  • De concurrentie is vergroot en er vinden veranderingen plaats in programma-aanbod
  • Vervlakking van het aanbod
  • Minder identiteitsgebonden programma's

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.