Zie bijlage (rechts) voor de versie met de goede opmaak.
Hoofdstuk 1
Marketinginstrumenten / 4 P’s
- Productbeleid -Plaatsbeleid
- Prijsbeleid -Promotiebeleid
Commerciële reclame = verleiden tot aankoop
- informatieve = informatie over product
- merkreclame = naamsbekendheid
Ideële reclame = gaat over maatschappelijke problemen
Consumentenrecht
Staan wetten in die de consument beschermen bij een aankoop van een product,
geld NIET bij een particulier.
Wet consumentenkoop
- recht op deugdelijk product, ook bij uitverkoop of na de garantieperiode.
Colportagewet
- verkoop bij verkoopdemonstraties (thuis, bus, boot) kun je binnen 8 dagen schriftelijk ongedaan maken, meer dan €34
Warenwet
- verbiedt verkoop van producten die een gevaar vormen voor de gezondheid en veiligheid.
Wet productaansprakelijkheid
- als een gebrekkig product schade veroorzaakt, fabrikant aansprakelijk gevolgschade.
Koop op afstand
- aankopen via internet, telefoon of met bestelbon. 7 werkdagen bedenktijd nadat je het product ontvangen hebt.
Inflatie = de prijzen stijgen à geld wordt minder waard à minder koopkracht
Deflatie = de prijzen dalen à geld wordt meer waard à meer koopkracht
Centraal Bureau voor de statistiek (CBS) = houdt prijs ontwikkeling bij in NL.
Consumentenprijsindexcijfer (cpi) = berekent CBS elke maand voor de prijsontwikkeling.
Nominaal inkomen = je inkomen
Reëel inkomen = koopkracht van je inkomen. Rekening houden met inflatie/deflatie.
Prijscompensatie = lonen stijgen net zo veel als de prijzen, koopkracht blijft gelijk.
Europese Centrale Bank (ECB) zorgt ervoor dat de euro zijn waarde houdt.
à Inflatie laag te houden, door de rente te verhogen.
Hoofdstuk 2
Directe ruil = goederen/diensten tegen goederen/diensten
Indirecte ruil = goederen/diensten tegen geld
€ à valuta
Bedrag in € x lage wisselkoers = valuta
Valuta à €
Bedrag valuta : hoge wisselkoers = €
Giraal geld = geld dat op je betaalrekening staat.
Chartaal geld = munten en biljetten
Inkomensvormen
- winst als inkomen (eigen zaak)
- bezit (rente,huur,beleggingen)
- overdrachtsinkomen (uitkering, zakgeld)
- arbeid
Uitgaven
- dagelijkse uitgaven = huishoudelijke uitgaven
- vaste lasten = terugkerende uitgaven
- incidentele uitgaven = grote uitgaven, komen af en toe voor
Spaarmotieven
- rente - voorzorg -doel
Leenmotieven
- tijdelijk geldtekort
- aankoop niet uitstellen
- dringend geld nodig
Reserveren bedrag
Nieuwwaarde - rest/inruilwaarde = te reserveren bedrag
Beleggen = meer risico dat het minder waard wordt.
Persoonlijke lening
- je spreekt het bedrag, de rente en het aantal termijnen af.
Doorlopend krediet
- tot een maximumbedrag lenen, per maand termijnbedrag, bijlenen tot maxiumbedrag.
Maandtermijn €300 Kredietlimiet €10000
Aflossing €300 - €52 = €248 Rente 0,52% (10000 : 100 x 0,52) = €52
Maand 1: €10000 - €248 = € 9752
Aflossing €300 - €50,71 = €249,29 Rente (9752 : 100 x 0,52) = €50,71
Maand 2: €9752 - €249,29 = €9502,71
Hoofdstuk 3
Verzekeringskosten
Premie + poliskosten + assurantiebelasting
Eigen risico = deel schade dat je zelf betaald.
Aansprakelijkheidverzekering voor particulieren
- dekt schade die je zonder opzet bij andere aanbrengt. (heel het gezin)
Inboedelverzekering
- dekt schade tegen nieuwwaarde bij: brand, inbraak en wateroverlast.
Opstal/woonhuis verzekering
- voor brand- of stormschade aan het huis, tegen herbouwwaarde
Geïndexeerde verzekering
- daarbij wordt jaarlijks de waarde aangepast van huis of inboedel
No-claimkorting = korting als je geen schade claimt
Malus = als je schade claimt en je meer moet gaan betalen
Nettopremie = premie wat je uiteindelijk betaald naar het aftrekken
WA-verzekering
- dekt schade die je met je voertuig aanbrengt aan andere.
- verplicht om af te sluiten
Cascoverzekering
- voor schade aan je eigen voertuig.
Allriskverzekering
- WA + casco
Zorgtoeslag = bijdrage van overheid om een deel premie te kunnen betalen.
Inkomensafhankelijke premie = premie voor zorgkosten, percentage van je loon
Zorgverzekering
- vergoed kosten van de gezondheidszorg
- verplicht 18+
Basisverzekering
- vergoed het grootste deel, voor iedereen gelijk
Aanvullende verzekering
- vergoed overige kosten
Woningmarkt
1. huur/koopwoningen
2. aanbod van woningen
3. vraag naar woningen
Koopgesloten à notaris stelt transportakte op à ingeschreven bij het kadaster à eigenaar.
Kosten koper (kk) = notariskosten, overdrachtsbelasting, kosten kadaster.
Vrij op naam (v.o.n.) = extra kosten inbegrepen.
Hoofdstuk 4
Productie in enge zin = productie in formele sector, bij overheid en bedrijven
Productie in ruime zin = productie in informele sector, zwart en vrijwilligerswerk
Productiefactoren , wat je nodig hebt om te produceren
- natuur - kapitaal
- arbeid - ondernemerschap
Kapitaalintensief = meer kapitaal dan arbeid
Producent
Consument
Arbeidsintensief = meer arbeid dan kapitaal
Kringloop van de Economie
betaling + arbeid
levering + loon
Bank
Kapitaal
Rente
Bedrijfskolom = alle bedrijven die aan een product mee werken
Toegevoegde waarde = waarde die wordt toegevoegd bij elke fase.
1e = rechtstreeks uit de natuur = oerproducent
€ 5
Toegevoegdewaarde € 8 - € 5 = € 3
€ 8
Laatste = winkelier à consument
€ 12
Productie van goederen
1. primaire sector
- leveren goederen rechtstreeks uit de natuur: landbouw, visserij, mijnbouw.
2. secundaire sector
- verwerken grondstoffen tot producten: industriële bedrijven, bouw.
Dienstverlening
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden