Tekstdoelen, feit, mening, argument.
Informeren - de schrijver geeft informatie, zonder zijn eigen mening te geven.
Gevoelens uitdrukken - De schrijver brengt zijn gevoelens naar voren.
Een mening geven - De schrijver vertelt wat hij ergens van vind.
Overtuigen - De schrijver brengt zijn mening naar voren en geeft argumenten die zijn mening
ondersteunen, met het doel dat de lezer zijn mening gaat delen.
Tot handelen aansporen - De schrijver probeer de lezer ertoe over te halen iets te gaan doen.
Amuseren - De schrijver wil de lezer vermaken met een grappige of boeiende tekst.
Een feit is iets wat controleerbaar is: het klopt en je kunt het controleren.
Een mening is wat je van iets of iemand vind.
Objectieve argumenten zijn gebaseerd op controleerbare feiten.
Subjectieve argumenten zijn gebaseerd op een mening, gevoel, ervaring of vermoedens.
Tekstverbanden en signaalwoorden.
Uitspraak/voorbeeld - bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo.
Opsomming - ook, verder, bovendien, nog, en, daarnaast, niet alleen, maar ook.
Tegenstelling - maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds, anderzijds, daar staat tegen over.
Uitspraak/reden - daarom, want, omdat.
Middel/doel - waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om, om te.
Oorzaak- gevolg - daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor.
Uitleg of toelichting - dat wil zeggen, met andere woorden, ter toelichting.
Conclusie - dus, alles overziend, concluderend.
Samenvatting - kortom, al met al, alles bij elkaar, samenvattend.
Voorwaarde - op voorwaarde dat, mits, als, indien, tenzij.
Vergelijking - net als, vergeleken met, zoals, hetzelfde.
Leesmanieren - Vragen Beantwoorden
Zoekend lezen - Informatie opzoeken.
Globaal lezen - Het belangrijkste snel uit een tekst halen
Grondig lezen - De tekst helemaal begrijpen
Studeren lezen - De tekst helemaal begrijpen en alles onthouden.
Kritisch lezen - Nagaan of de informatie in de tekst klopt en volledig is.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
M.
M.
super handig thankss
4 jaar geleden
Antwoorden