Interbellum

Beoordeling 4.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 3830 woorden
  • 11 december 2012
  • 60 keer beoordeeld
Cijfer 4.2
60 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

§76 Historische achtergrond 1914-1945

1871      Einde Frans-Duitse oorlog; vrede

1914      Begin WOI (tevens verlate einde van 19e eeuw)

1917      Communisten grepen de macht in de Sovjet-Unie

1917      Algemeen kiesrecht voor mannen in Nederland

1918      Einde WOI (men probeerde de oorlog te vergeten; begin van de ‘roaring               twenties’)

1919      Achturige werkdag wordt ingevoerd in Nederland

1922      Algemeen kiesrecht voor vrouwen in Nederland

1923      Hitler probeert de macht te grijpen, maar verdween voor 1 jaar in de gevangenis

1929      Beurscrisis (begin van de trieste jaren ’30 die uitliepen op de WOII)

1933      Brand van het Rijksdaggebouw op 27 februari

1939      Augustus: Fascistisch Duitsland en communistische Sovjet-Unie sluiten              niet-aanvalsverdrag

1939      September: Duitse troepen vallen Polen binnen

1940      Begin WOII

De cultuurbeweging die rond WOI tot ontwikkeling kwam is het Modernisme, welke weer op te splitsen is in veel verschillende stromingen.

§77 Het Modernisme

~ Beeldende kunst. 19e eeuws kunstbeeld: beeldende kunst moet realistisch of op z’n hoogst impressionistisch zijn. Kunstenaars van het Modernisme wilden echter ideeën en gevoelens uitdrukken met behulp van kleuren, vormen en - eventueel - afbeeldingen. Vaak vormt een werk dan een ding op zich, in plaats van dat het een ding uitbeeldt.

Dictaturen hielden niet van moderne kunst, omdat het te moeilijk was en niet als propaganda gebruikt kon worden. Hierin is geen verschil tussen een linkse en een rechtse dictatuur.

~ Muziek. Die afwijzende reactie betrof ook de muziek. Met name de jazz, in de jaren ’20 overgewaaid uit Amerika moest het ontgelden.  In de klassieke muziek begint in het Modernisme het experiment met de twaalftoonsmuziek in de Weense School. Arnold Schönberg (1874-1951) ontwikkelde deze manier van componeren waarin uit werd gegaan van de twaalf halve tonen waarin een octaaf verdeeld kan worden. Niet de melodieën en hun harmonie staan centraal, maar contrasten en ritmen.  Andere belangrijke neoklassieke componisten waren Igor Stravinsky (1882-1971) en Dimitri Sjostakovitsj (1906-1975) Zij werkten in een stijl die omschreven kan worden als een moderne versie van de 19e eeuwse klassieke muziek. Zij hadden een groot publiek, in tegenstelling tot het werk van Schönberg, wat voorbehouden was aan een kleine groep ‘kenners’

~ Film. Een nieuwe kunst in het interbellum was de film. Deze ontstond aan het einde van de 19e eeuw, toen was het meer verfilmd toneel. Pas rond WOI werd de film een aparte kunstvorm waarin men de mogelijkheden van de camera ontdekte: close-up, fading, slowmotion. Dit alles had te maken met montage. (in een bepaalde volgorde plaatsen van opnamen) De montagetechniek werd voor het eerst toegepast in de film Pantserkruiser Potemkin (1925) Een andere vooruitgang was de ontwikkeling van geluid en kleur. (resp. 1927, 1933.)

~ Avant-garde. Hiermee wordt het Modernisme ook wel aangeduid. Het betekent: ‘Mensen die vooroplopen op een bepaald gebied’. De avant-garde uit de tijd van WOI wordt ook wel aangeduid met ‘de historische avant-garde’.

De belangrijkste richtingen in de avant-garde die zowel van belang zijn in de literatuur als de schilderkunst zijn expressionisme, dadaïsme en surrealisme. Drie andere die meer horen bij de  beeldende kunst zijn het kubisme, futurisme en constructivisme. 

In de jaren ’30 komt de kunst in traditioneler vaarwater met de stroming van de nieuwe zakelijkheid.

§78 Het Expressionisme

~ Schilderkunst en Film. Fin de Siècle: belangrijkste stroming in de schilderkunst -> impressionisme. (Voorzetting realisme midden 19e eeuw. Schilder gaf indruk van buitenwereld weer van dat wat je ziet en dat wat je voelt. Dus er werd gebruik gemaakt van de ogen en het hart. Schilders die steeds meer gebruik gingen maken van het hart (gevoel) en minder van hun ogen (de waarneming) maakten de overstap van impressionisme naar expressionisme. De realiteit (waarneming) is vaak gedeformeerd om de uitdrukking van de kunstenaar beter te laten uitkomen. Als die deformaties steeds sterker worden, kan het overgaan in abstracte of non-figuratieve kunst.

In Frankrijk heet het expressionisme fauvisme (fauve = wild dier). Voornaamste expressionistische beeldende kunstenaars:

  • Henri Matisse (1869-1954)
  • Franz Marc (1880-1916)
  • Oskar Kokoschka (1886-1980)
  • Vasili Kandinski (1866-1944)
  • Paul Klee (1879-1940)

Ook de expressionistische film bloeide (uitbundige montage (enorme close-ups), felle contrasten en belichting). Voornaamste expressionistische regiseurs:

  • Robert Wiene (Das Kabinett des Dr. Caligari, 1919)
  • Fritz Lang (Metropolis, 1926)

~ Literatuur. Ook in de literatuur kan men meer het gevoel beschrijven dan de indruk. Wat de deformaties in de schilderkunst zijn, is het aantasten van het klassieke vers (gedicht met rijm, metrum en regelmatige strofenbouw) in de literatuur. Hieruit ontstaan vrije verzen zonder deze kenmerken, maar met:

  • abnormale zinsbouw
  • incomplete interpunctie
  • vreemde woordcombinaties (vaak met kleuren)
  • minder bijvoegelijk naamworden
  • een inhoudelijk onderwerp vaak ontleend uit het stadsleven, in plaats van uit de natuur

Dit om het gevoel zo direct mogelijk te uiten.

Zoals de expressionistische schilderkunst kan overgaan naar abstracte kunst, kan expressionistische literatuur overgaan naar poésie pure. (gedichten waarin niet de inhoud van belang is, maar de sfeer.)

Zowel de expressionistische schilderkunst als de expressionistische literatuur bloeide vooral in Duitsland. In Nederland waren H. Marsman en Paul van Ostaijen grote expressionistische schrijvers.

§ 79 Kubisme, futurisme en constructivisme

~ Kubisme. 1910: naast het expressionisme ontstond in Frankrijk een nieuwe stroming in de schilderkunst; kubisme. Een stroming die uitgaat van het idee dat alle vormen in de natuur in feite gebaseerd zijn op de drie oervormen: bol, kegel en piramide. Kubisten herordenen de realiteit in deze meetkunde figuren. Het te schilderen object word geschilderd alsof het van meerdere punten tegelijk word gezien. (simultanéite (gelijktijdigheid)) Het schilderij was vaak niet direct herkenbaar en soms non-figuratief. Belangrijke kubistische schilders:

  • Pablo Picasso (1881-1973)
  • Georges Braque (1882-1963)
  • Fernand Léger (1881-1955)

~ Futurisme. Dynamische versie van het kubisme. De onderwerpen zijn niet van verschillende kanten tegelijk geschilderd, maar in beweging geschilderd. Belangrijke futuristische schilders:

  • Giacomo Balla (1871-1958)
  • Umberto Boccioni (1882-1916)
  • Carlo Carrà (1881-1966)
  • Marcel Duchamps (1887-1968)

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Het futurisme was vooral Italiaans en speelde daar ook een rol in de literatuur. Filippo Tommaso Marinetti (1876-1944) was de eerste en publiceerde in 1909 in een Franse krant het “Manifeste du futurisme”. Hieruit blijkt dat het futurisme niet alleen een kunststroming is, alswel een ideologie. (zoals het dadaïsme).

~ Constructivisme. Een non-figuratieve voortzetting van het kubisme en futurisme. De herkenbaarheid is geheel verdwenen ten behoeve van de geometrie. In de Sovjet-Unie was het na de revolutie (1917) zelfs even de officieuze staatskunst, maar in de jaren ’20 werd het veroordeed door de partij; de constructivisten verdwenen in Siberische kampen of verlieten de Sovjet-Unie. Belangrijke constructivistische schilders:

  • Kasimir Malevitsj (1878-1935)
  • Vladimir Tatlin (1885-1953)
  • El Lissitsky (1890-1941)
  • Theo Doesburg (1883-1931) (c.q. I.K. Bonset, leider van ‘De Stijl’. Ook dichter)
  • Piet Mondriaan (1872-1944) (Leider van ‘De Stijl’. Meest extreme constructivist)

Theo Doesburg publiceerde onder zijn pseudoniem abstracte constructivistische gedichten (bestaande uit losse worden met een opvallende beeldende typografie) in ‘De Stijl’. Verder kan F. Bordewijk’s ‘Blokken’ tot constructivistische proza gerekend worden.

§ 80 H. Marsman (Zeist 1899 – Op zee 1940)

Marsman’s vroege werk is in principe expressionistisch, maar vertoont ook kenmerken van het futurisme. Zelf noemt hij het echter vitalistisch. Hij verafschuwde de Nederlandse bekrompenheid en verheerlijkte de hartstochtelijke levende, wilskrachtige persoonlijkheid. Hij bewonderde de Duitse filosoof F. Nietzsche (1844-1900) en zijn theorieën over de Übermensch. Een tijd lang voelde Marsman zich dan ook inderdaad aangetrokken tot het fascisme, maar toen hij zag wat de gevolgen waren van de machtsovername van Hitler, werd hij hier fel tegen.

In de jaren ’30 werd zijn werk traditioneler en realistischer. Hij stierf in 1940 toen hij vanuit Frankrijk over zee naar Engeland probeerde te vluchten en zijn boot in het kanaal door een Duitse onderzeeër getorpedeerd werd. Gek genoeg lijkt hij dit in zijn gedicht ‘De Overtocht’ uit 1927 al te hebben voorzien…

Beschreven bundels:

Verzen (1923)

Paradise regained (1927)

Tempel en kruis (1940)

§ 81 F. Bordewijk (Amsterdam 1884 – Den Haag 1965)

Bordewijks werk valt onder de stromingen nieuwe zakelijkheid (een stilistische reactie op het expressionisme. Een van de belangrijkste principes die centraal staan binnen de Nieuwe Zakelijkheid is de ideologie van het functionalisme: het idee dat de vorm van voorwerpen voor alles in overeenstemming dient te zijn met het beoogde gebruik.) en magisch realisme (waarin een poging wordt gedaan de werkelijkheid te verbinden met een andere of hogere werkelijkheid, waardoor hallucinerende beelden of droomeffecten ontstaan.)

~ Blokken. (1931) Inhoud: Een antiutopisch verhaal waarin een toekomstdictatuur wordt beschreven. ‘De staat’ is geen bepaald land, maar gaat om een dictatuur als zodanig. De Staatsideologie vertoont zowel communistische als fascistische trekjes.

Stijl: overwegend korte zinnen, vreemde woorden, afwijkende zinsbouw. Opbouw van het boek is als een blokkendoos. Vorm en inhoud komen overheen; in de Staat is alles blokvormig en de enige toegestane kleuren in kleding waren zwart rood en wit: constructivisme!

~ Bint. (1934) Inhoud: verhaal over een nieuwe leraar die op een school welke op een uiterst autoritaire wijze geleid wordt geleidelijk het vertrouwen van de leerlingen weet te winnen. De Bree wordt een fevent aanhanger van Bint en zijn systeem.

Stijl: expressionistische kenmerken, fantastische beschrijvingen. Compositorisch en stilistisch wel gelijk aan ‘Blokken’.

~ Karakter. (1938) Inhoud: verhaal over een vader die zijn zoon op alle mogelijke manieren tegenwerkt. Aan het slot wordt gesuggereerd dat dit uiteindelijk goed is geweerst voor de zoon. Weer een machtsstrijd.

Stijl: past bij de stroming nieuwe zakelijkheid en is een vormingsroman. Hoofdstukken zijn niet genummerd, maar hebben korte titels. Minder kortaangebonden dan Bint.

§ 82 Het Dadaïsme

~ Antikunst. Dadaïsten zagen zichzelf niet als kunstenaars, maar als kunstenmakers. Ze hadden een houding van een absoluut wantrouwen tegen zogenaamde zekerheden, van een speels, maar soms ook zeer effectief verzet tegen alle autoriteiten, van het radicale ‘nee-zeggen’ tegen alles wat je niet bevalt. Ze walgden van de wereld, en van de kunst die die wereld represeteert. Daarom noemden ze hun ‘stroming’ liever Dada, om niet weer in de ‘ismen’ te vervallen. Dada is bedoeld als onzinwoord, wat niks betekent, net zoals het gehele dadaïsme niets betekent.

Dadaïsten willen laten zien dat kunst maken niets voorstelt: antikunst. Voorbeelden hiervan zijn de ready-mades van Duchamp. Een ander voorbeeld is de ‘toevals-kunst’ en simpelweg gedichten dwars door elkaar voorlezen; kabaal verheven tot kunstvorm.

Het dadaïsme heeft een aantal trekken met het futurisme gemeen.

~ Zürich-Berlijn-Parijs. Het dadaïsme ontstond in Zürich in 1916 tijdens WOI onder leiding van een groepje vluchtelingen:

  • Hugo Ball, schrijver (1888-1927)
  • Richard Huelsenbeck, schrijver (1892-1974)
  • Hans/Jean Arp, dichter en beeldend kunstenaar (1887-1966)

Tristan Tzara, dichter (1896-1963)

Zij organiseerden dadaïstische avondjes in een plaatselijke kroeg, bedoeld om het publiek te provoceren. In Zürich werden nieuwe genres uitgevonden als het klankgedicht, simultaan- en toevalspoëzie.

Na WOI keerden zij terug naar Berlijn en Parijs om daar het dadaïsme uit te dragen. Het Berlijnse en Parijse dadaïsme waren veel politieker van aard dan het Zürichse. Bijna alle leden hadden banden met- of voelden sympathie voor de communistische partij.

Belangrijk was de uitvinding van de fotomontage. Een beroemd voorbeeld is de compilatie van John Heartfield van de nazi-leider Goering. (1933)

Het dadaïsme is rond 1925 ten onder gegaan aan zijn eigen succes.

§ 83 Paul van Ostaijen (Antwerpen 1896 – Miavoye-Anthée (bij Namen) 1928)

Van Ostaijen was actief in de ‘Vlaamse Beweging’ (streefde naar gelijkberechtiging van de Vlaamse cultuur ten opzichte van de Franse.) Hij publiceerde zowel een impressionistische als een expressionistische bundel. (resp. Music Hall, (1916) en Het Sienjaal, (1918)).

In 1917 vluchtte hij naar Berlijn waar hij bevriend raakte met enkele dadaïsten. Onder invloed van hen schreef hij Bezette stad, (1921) waarin gebruik werd gemaakt van montagetechniek. De zinsbouw was geheel gedeformeerd en er wordt gebruik gemaakt van uitbeeldende typografie. Inhoudelijk is aan de aanval op de godsdienst, vorst en staat de invloed van de dadaïsten te merken.

Toen Van Ostaijen vertrok uit Berlijn richtte hij zich op de poésie pure: poëzie zonder concrete inhoud, maar voortbordurend op een ‘thema’, als in een muziekstuk. Hij trachtte met woorden te doen wat een componist met klanten doet. (Invloeden van het surrealisme.)

§ 84 Martinus Nijhoff (Den Haag 1894 – Den Haaf 1953)

Nijhoff hoort niet bij het Modernisme. Zijn werk heeft invloeden van allerlei stromingen ondergaan, maar staat eigenlijk voor een deel buiten de ontwikkeling van de rest van de literatuur.

  • Eerste twee bundels (De Wandelaar (1916) en Vormen (1924) red.) zijn zuiver klassiek van vorm.
  • Derde bundel Nieuwe Gedichten (1934) is veel eenvoudiger en komt overeen met de nieuwe zakelijkheid: parlandopoëzie.
  • Laatste dichtwerk Het uur U (1942) Verhaal waarin mensen een visioen krijgen over wat ze hadden kunnen (moeten) zijn, wanneer er een man voorbij loopt. De man is een symbolisch figuur met trekken van de Rattenvanger van Hamelen, Christus en de Dood.

§ 85 J. Slauerhoff (Leeuwarden 1898 – Hilversum 1936)

Ook Slauerhoff hoort niet bij het Modernisme; hij was een neoromanticus. Hij was een scheeparts en voer dus zeer veel en had een rusteloos leven. Hij was een moeilijk mens, voor zichzelf en anderen; een poète maudit (dichter die geen raad weet met zichzelf en met de wereld en een uitweg zoekt in drank, zwerven, affaires met vrouwen en poëzie.)

In zijn werk zit nauwelijks ontwikkeling. Hij blijft dezelfde onderwerpen behandelen en de zelfde vorm (traditionele rijmende poëzie) gebruiken.

Veel gedichten gaan over figuren als hij; zwervers, ballingen en eenzamen.

Vaste onderwerpen in zijn poëzie:

  • Opstand tegen het burgerdom
  • Heimwee naar vroegere en glorieuzere tijden
  • Levensmoeheid
  • Doodsverlangen

Hij stierf aan malaria en schreef een intens bitter eigen “In Memoriam”. (Een eerlijk zeemansgraf (1936))

§ 86 Het Surrealisme

Het dadaïsme ging na het vertrek uit Zürich over in het surrealisme (Frankrijk, 1924-1940). De leider ervan was de schrijver André Breton (1896-1966) Hij bepleitte het inschakelen van het onderbewuste bij het maken van kunst om rede en logica uit te schakelen zodat er een ‘boven-realisme’ ontstaat. De werkelijkheid wordt vermengd met zaken die uit het onderbewustzijn opwellen. Het resultaat wordt zo exact mogelijk uitgebeeld waardoor een combinatie ontstaat van fantastische voorstellingen in een zakelijke, haast fotografische weergave.

Om de geestelijke barrière te doorbreken en het onderbewustzijn toe te laten kunnen de volgende ‘hulpmiddelen’ gebruikt worden:

  • drank
  • drugs
  • toeval (cadavre exquis zin/schilderij maken met afzonderlijke meerdere personen)
  • het verwerken van droommateriaal
  • écriture automatique (z.s.m. opschrijven wat in gedachte opkomt)
  • Surrealisten geloofden dat het toeval en het onderbewustzijn soms dingen kunnen opleveren waaraan we via de ratio nooit zouden toekomen.

Voornaamste surrealistische kunstenaars:

  • Max Ernst, schilder (1891-1976)
  • Joan Miró, schilder (1893-1983)
  • Salvador Dalí, schilder (1904-1989)
  • René Megritte, schilder (1898-1967)
  • Marc Chagall, (verwant) schilder (1887-1985)
  • Luis Buñuel, cineast (1900-1983)

~ Belcampo. (H.P. Schönfeld Wichers, 1902-1990) is schrijver van bizarre, surrealistische verhalen. De invloed van het surrealisme komt tot uiting in de zwarte humor, de vermenging van mens en machine, het door elkaar lopen van droom en werkelijkheid en de onderbewuste seksualiteit.

De Verhalen (1934) (Thema’s: toekomstfantasieën, medische abnormaliteiten en collectieve waanzin.)

  • Liefdes zegepraal
  • Voorland
  • Bladzijde uit het dagboek van een arts
  • Het plan Kruutntoone
  • Den Geckenhondt
  • De Driesprong

§ 87 De Nieuwe Zakelijkheid

~ Kunstnijverheid. De nieuwe zakelijkheid ontstond in de jaren ’20 in Duitsland rond het Bauhaus (1919-1933) (Opleidingsschool voor beeldende kunst, architectuur en kunstnijverheid.) Wereldveranderend.

  • Stalen meubels
  • Hoogbouw met voornamelijk glas aan de buitenkant
  • Vuurvast gladwerk
  • Roestvrijstalen bestek
  • Etc.

Functionalisme. Gebruiksvoorwerpen moeten doelmatig zijn; vorm moet aangepast zijn aan hun functie. Dit i.t.t. de 19e eeuwse kunstnijverheid vol tierlantijntjes. We merken er nu de invloed nog van.

Directeuren van het Bauhaus én groot architecten en ontwerpers:

  • Walter Gropius (1883-1969)
  • Ludwig Mies van der Rohe (1886-1969)
  • Le Corbusier / C.E. Jeanneret (1887-1965)
  • Gerrit Rietveld (1888-1964)
  • László Moholy-Nagy (1895-1946)

Aanverwant aan het Bauhaus:

  • Frank Lloyd Wright (1869-1959)

~ Literatuur. Schrijvers in de nieuwe zakelijkheid waren tegen de vormexperimenten van hun voorgangers. Poëzie uit de nieuwe zakelijkheid is poésie parlante of parlando-poëzie. (Poëzie die geschreven is in alledaagse taal en qua metrum en ritme de praattoon benadert.)

Schrijvers in de nieuwe zakelijkheid waren kritisch, vooral tegen het fascisme. In Nederland werd het ‘Comité van Waakzaamheid’ (1936) opgericht door Menno ter Braak en Jan Romein. Ze gaven brochures uit tegen het fascisme.

In Duitsland hadden anti-fascistische schrijvers het moeilijk. (Boekverbrandingen van 1933, geen publicatiemogelijkheden meer, afvoer naar concentratiekampen.) De dictatuur was zo tegen de nieuwe zakelijkheid omdat het de nationale waarden niet werden opgehemeld, noch ‘vreemde’ invloeden werden uitgebannen en omdat het kritiek uitte.

De Duitse dictatuur vond de Blut und Boden-literatuur wel goed. (Traditionele romans over eenvoudig leven van gelovige landbouwers. Het Arische ras werd verheerlijkt.) Kunst die hier niet aan voldeed werd niet getollereerd.

Ditzelfde was het geval in de Sovjet-Unie; het socialistisch realisme werd gepropageerd. Kunst moest dus de heroïsche opbouw van de communistische heilstaat in goed daglicht zetten.)

~ Forum. Is een literair tijdschrift (opgericht door Menno ter Braak (1902-1940 (zelfmoord)) en E. Du Perron (1899-1940 (hartfalen))) waarin de opvattingen van de nieuwe zakelijkheid werden verkondigd. De leuze van Forum was ‘Niet de vorm maar de vent’ (J.C. Bloem) waardoor de nieuwe zakelijkheid in Nederland ook wel het ventisme wordt genoemd.

De oprichters bewonderde de mens die zijn eigen weg volgde, desnoods dwars tegen heersende opinies en stromingen in. Ze verafschuwde mensen die zich overleverden aan een systeem (godsdienst, ideologie, kunststroming) en haatten alles wat in hun ogen tweederangs was. (bv. Nederlandse zelfgenoemzaamheid, impressionistische woordkunst, romans met ethische boodschap, hoogdravend gepraat over kunst, etc.)

De oprichters bewonderde de mens die zijn eigen weg volgde, desnoods dwars tegen heersende opinies en stromingen in. Ze verafschuwde mensen die zich overleverden aan een systeem (godsdienst, ideologie, kunststroming) en haatten alles wat in hun ogen tweederangs was. (bv. Nederlandse zelfgenoemzaamheid, impressionistische woordkunst, romans met ethische boodschap, hoogdravend gepraat over kunst, etc.)

Ze bewonderden schrijvers als Vestdijk, Slauerhoff, Marsman, Multatuli, Nescio en Elsschot

§ 88 Nescio (J.H.F. Grönloh) (Amsterdam 1882 – Hilversum 1961)

  • Eerste werk is een budel (1918) met drie verhalen:
  • Dichtertje. (1918) Verhaal over Edu die een groots dichter wilt worden en dan wil vallen. Dit lukt; hij schrijft een boek wat het beroemd maakte en wordt krankzinnig.
  • De uitvreter. (1915) Verhaal over Japi, bohémien, die in contact komt met een aantal andere figuren.
  • Titaantjes. (1911) Verhaal over Japi en zijn vrienden. Japi pleegt zelfmoord, zijn vrienden worden krankzinnig of komen op een andere manier bijzonder slecht terecht. Alleen Koekebakker, géén bohémien komt goed terecht, omdat hij zich rustig hield.

Het is één van de belangrijkste werken uit de Nederlandse letterkunde. Zijn werk werd pas gewaardeerd in de tijd van de nieuwe zakelijkheid, door het nuchtere en soms cynische taalgebruik. Recensenten uit zijn tijd vonden zijn werk ‘nogal grof’ en ze waren niet te spreken over het feit dat Nescio ‘lachte met wat voor velen heilig was.’

Nescio was onder zijn eigen naam J.H.F. Grönloh directeur van de Holland-Bombay Trading Company.

§ 89 Willem Elsschot (A.J. de Ridder) (Antwerpen 1882 – Antwerpen 1960)

Ook Elsschot werd pas gewaardeerd in de nieuwe zakelijkheid. Hij schreef in een nuchtere, ironische stijl eenvoudige verhalen over eenvoudige mensen met kleine problemen. (Destijds nauwelijks literatuur.) Hij hanteert ongeveer hetzelfde thema als Nescio: ‘een kleine man die ook iets wilt bereiken, maar daarin niet slaagt.’ Nescio is echter tragisch. Elsschot tragikomisch. (Alles komt goed, men is alleen een ervaring rijker.)

Elsschot schrijft over eenvoudige kantoorklerk en de cynische oplichter. In feite twee kanten van Elsschot zelf: de zakenman A.J. de Ridder en de schrijver W. Elsschot.

Beschreven werk van Elsschot:

  • Villa des roses (1913)
  • Een ontgoocheling (1914, uitgegeven in 1921)
  • De verlossing (1921)
  • Lijmen (1924) (Verhaal over de kantoorklerk en de oplichter. Gedeeltelijk autobiografisch, tussen 1912 en 1914 gaf Elsschot zelf een dergelijk tijdschrift als beschreven in ‘Lijmen’ uit. ‘La Revue Générale Illustrée’

(intermezzo. Elsschot’s carrière lijkt voorbij, maar hij komt in contact met de mannen van Forum  en begint weer te schrijven.

  • Kaas (1933) (Verhaal over de kantoorklerk die grootse plannen heeft waarvan niets terecht komt.)
  • Verzen van vroeger (1934)
  • Het been (1938) (Vervolg op ‘Lijmen’.)
  • Het dwaallicht (1946) (Meesterwerk. De klerk help drie buitenlanders om de weg te vinden. Diepere lagen als een pelgrimtocht. -> Drie koningen op zoek naar Christus.)

§ 90 Simon Vestdijk (Harlingen 1898 – Utrecht 1971)

Publiceerde meer dan 100 boeken.

  • ongeveer 15 dichtbundels
  • ruim 50 romans
  • 4 verhalenbundels
  • 35 studies en essaybundels (vaak bijzonder ingewikkeld, zeker de musicologische werken. Vestdijk was het liefst componist geworden.)
  • 10tal vertalingen uit het Engels en Duits
  • Vestdijk deelde zijn romans zelf in vijf categoriën in:
  • De autobiografische
  • Terug tot Ina Damman (1934) Eerste deel Anton Wachtercyclus (6 autobiografische romans over zijn jeugd en studententijd in Harlingen.)
  • De Koperen tuin (1950)
    • Het vijfde zegel (1937)
    • Rumeiland (1940)
    • Ierse nachten (1946)

§ 91 Drie dichters

Gerrit Achterberg (1905-1962) Zijn werk is verwant aan het expressionisme, maar komt later in de buurt van de nieuwe zakelijkheid. Maakt gebruik van gewone in plaats van dichterlijke taal en gebruikt technische en natuurkundige termen.

Schrijft na de oorlog bijna uitsluitend nog sonnetten.

(P.C. Hooftprijs 1949)

M. Vasalis (M. Drooglever Foruyn-Leenmans) (1909-1998)

  • Parken en woestijnen (1940)
  • De vogel Phoenix (1947)
  • Vergezichten, gezichten (1954)
  • De oude kustlijn (2002)

(P.C. Hooftprijs 1982)

Ida G.M. Gerhardt (1905-1997)

Debuteerde in 1940, maar kreeg pas later publieke erkenning. Tegenwoordig belangrijkste dichteres van de 20e eeuw. Is een symbolische dichteres, de alledaagse werkelijkheid en de natuur zitten vol symbolen die verwijzen naar een andere werkelijkheid.

(P.C. Hooftprijs 1979)

§ 92 De literatuur tijdens de oorlog

Tijdens de Duitse bezetting moesten alle Nederlandse kunstenaars lid worden van de Kultuurkamer (1941), anders mochten ze hun beroep niet meer uitoefenen. Zij die dus afhankelijk waren van hun kunst, meldden zich aan.

  • 90% van de musici
  • 70% van de toneelspelers
  • 100% van de architecten
  • 30% van de schrijvers (bijna uitsluitend figuren van de tweede rang)

Wie zich niet aanmeldde had het moeilijk: gevangenis, concentratiekampen, gijzelaarskampen en niet meer openbaar kunnen publiceren.

Kleine clandestiene uitgeverijtjes werden opgericht en er werden geheime blaadjes gedrukt die nu zijn uitgegroeid tot grote kranten en tijdschriften. (Trouw, Het Parool, Vrij Nederland.)

Na de oorlog werden de meeste collaborateurs ‘gestraft’. Schrijvers mochten enkele jaren niet publiceren.

~ Literatuur tijdens WOII was vaak verzetspoëzie (staat buiten literaire stromingen om zo simpel mogelijk te blijven om iedereen te kunnen bereiken en troosten) die ofwel in geheim blaadje gedrukt werd, ofwel werd verspreid in de vorm van een rijmprent.

  • Verzamelbundels met verzetsgedichten:
  • Nieuw geuzenliedboek (1941)
  • Geuzenliedboek (1943)
  • Het vrij Nederlands liedboek (1944)

Autobiografische boeken over WOII zijn o.a.

  • “Het Achterhuis”, Anne Frank (1947)
  • “Het bittere kruid”, Marga Minco (1957)
  • “Kinderjaren”, Jona Oberski (1976)

WOII speelt tot op de dag van vandaag een zeer belangrijke rol in de literatuur, niet alleen bij schrijvers die de oorlog bewust hebben meegemaakt, maar ook bij jongere auteur.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.