Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Spelling & Stijl

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 3378 woorden
  • 26 januari 2003
  • 139 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
139 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Nederlands - Spelling & Stijl Spelling
Spelling van werkwoorden
Persoonsvorm  Kan van tijd veranderen.  Komt vooraan te staan als je de zin zonder een vraagwoord vragend maakt.  In de gebiedende en aanvoegende wijs kan de persoonsvorm niet van tijd veranderen. 1. Houd je mond. (persoonsvorm staat bijna altijd vooraan in de zin) 2. Men neme een snufje zout. (beleefdheidsvorm, die een mogelijkheid, waarschijnlijkheid of wenselijkheid aangeeft) Voltooid deelwoord  Kan niet van tijd veranderen.  Komt voor in combinatie met de hulpwerkwoorden zijn, hebben of worden.  Het begint vaak met ge. Dit ontbreekt wanneer de werkwoorden beginnen met be, ge, her, er, ont, ver, of mis. Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt  Kan niet van tijd veranderen  Deelt iets mee over het zelfstandig naamwoord. 1. De aanvaarde functie
Heel werkwoord (infinitief/onbepaalde wijs)  Kan niet van tijd veranderen

Schrijfwijze
Schrijfwijze van de persoonsvorm
Schema zie boek. Schrijfwijze van het voltooid deelwoord
Schema zie boek. Schrijfwijze van het voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Schema zie boek. Tussenletters in samenstellingen Tussenletter S in samenstellingen  Je schrijft de tussenletter S als je deze hoort in de gesproken taal: beroepsmilitair, scheidsrechter, stationshal, verkeerslicht.  Soms kun je deze S niet horen. Het tweede deel van de samenstelling begint dan met een S, Z of met CH: stationsstraat, verkeerszuil, personeelschef. Tussenletter N in samenstellingen  Je schrijft de tussenletter N als het eerste deel van de samenstelling uitsluitend een meervoud op EN heeft: vriendendienst, bessensap, boerendochter, perenboom, kippenei, ziekenhuis pannenkoek.  Is het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord dat NIET op een toonloze E eindigt en een meervoud op EN of S heeft, dan schrijf je de tussenletter N: lerarenkamer (leraars en leraren), ambtenarencentrale (ambtenaren en ambtenaars) Uitzonderingen op de regel:  Het eerste deel van de samenstelling noemt men een persoon of zaak die enig is in zijn soort: Onze-Lieve-Vrouwekerk, Koninginnedag, maneschijn.  Het eerste deel is een dierennaam; het tweede deel is een plantkundige aanduiding: paardebloem, kattekruid, vliegezwam.  Het eerste deel heeft een versterkende betekenis en het geheel is een bijvoeglijk naamwoord: beregoed, boordevol, apezat.  Het eerste deel is een lichaamsdeel en het geheel is een versteende uitdrukking: ruggespraak, kakebeen, kinnebak.  Een van de delen is niet meer herkenbaar als afzonderlijk woord: flierefluiter, bolleboos, schattebout. Tussenletter E in samenstellingen  Je schrijft een tussenletter E als het eerste deel van de samenstelling geen meervoud op EN heeft: tarwebrood, rijstepap, aspergesoep, horlogemaker.  Is het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord dat op een toonloze E eindigt en een meervoud op EN en S heeft, dan schrijft je de tussenletter E: gedachtestroom (gedachten en gedachtes), lindeboom (linden en lindes)  Je schrijft de tussenletter E als het eerste deel een bijvoeglijk naamwoord is: goedemorgen, rodekool, hogeschool.  Je schrijft een tussenletter E als het eerste deel een werkwoord is: huilebalk spinnewiel, dwingeland. Meervoudsvormen  Woorden uit een andere taal krijgen in het meervoud een S: cahiers, cadeaus, cafés milieus.  Woorden die eindigen op een A, I, O, U of Y krijgen in het meervoud 'S: thema's, ski's, auto's.  Als de klemtoon NIET op de laatste lettergreep valt, zet je er een N achter en plaats je op de E een trema: bacteriën, poriën  Als de klemtoon WEL op de laatste lettergreep valt, zet je er ЁN achter: harmonieën fantasieën  In woorden op de onbeklemtoonde lettergreep ik, es, et of it verdubbel je de slotmedeklinker niet: perziken, monniken, luiwammesen, dreumesen, lemmeten, kieviten. Verkleinwoorden  Bij woorden die eindigen op een A, Ė, O of U verdubbel je de klinker; woorden op I krijgen IE: camera - cameraatje video - videootje menu - menuutje taxi - taxietje  Bij woorden op Y (met een medeklinker ervoor) en bij afkortingen en letters schrijf je een apostrof: hobby - hobby'tje tv - tv'tje b - b'tje  Bijzonderheden: aspirine - aspirientje

chocolade - chocolaatje diner - dineetje
jongen - jongetje
pudding - puddinkje souvenir - souveniertje
vakantie - vakantietje
woning - woninkje Sommige of sommigen? Alle(n), beide(n), sommige(n) enz. Met of zonder N?  Je schrijft deze woorden ZONDER N wanneer ze bijvoeglijk worden gebruikt, als ze voor een zelfstandig naamwoord staan: 1. Alle auto's hebben een schuifdak. 2. Beide tafels zijn gelakt.  Wanneer deze woorden zelfstandig gebruikt worden, krijgen ze ook GEEN N, als ze op zaken slaan (en niet op personen): 1. De auto's hebben alle een schuifdak. 2. De tafels zijn beide gelakt.  Wanneer ze zelfstandig worden gebruikt en op personen slaan, krijgen ze WEL een N: 1. De deelnemers hebben allen betaald. 2. Enkelen waren met de fiets gekomen.  Let op: Sommige ouders waren voor het plan, maar de meeste stemden tegen. = Sommige ouders waren voor het plan, maar de meeste ouders stemden tegen. Leestekens Punten  Aan het eind van een zin plaats je en punt.  Na een afgekort woord zet je een punt. 1. Als je een woord afkort zet je een punt: namelijk = nl. 2. Als je meerdere woorden afkort, zet je achter ieder woord een punt: in plaats van = i.p.v. 3. Uitzonderingen: zie ommezijde = z.o.z. aanstaande = a.s. vanaf = v.a.  Sommige afkortingen schrijf je zonder punten: NOB, KRO, mbo, havo.  Je schrijft geen punt achter afkortingen die maten, gewichten, en scheikundige en natuurkundige namen aangeven: 3m, 35 km, 1000 g, Fe (ijzer), W (watt). Komma's  Tussen de delen van een korte opsomming plaats je een komma: In deze straat staan leuke, moderne, kleine huizen.  Voor en achter een bijstelling plaats je een komma: Sylvia, de dochter van onze buren, is gisteren getrouwd.  Achter en/of voor een aangesproken persoon, tussenwerpsels en dergelijke woorden zet je een komma: Mehmed, we moeten rechtsaf. Dat is mooi, zeg!  Voor een voegwoord plaats je een komma: Het bleek achteraf niet nodig te zijn, want de wedstrijd werd afgelast.  Je zet een komma achter een bijzin, wanneer de zin nog niet is afgelopen: De man die daar staat, is mijn vader.  Je plaatst een komma tussen twee werkwoorden die naast elkaar staan, maar niet tot hetzelfde gezegde behoren: Als je zaterdag komt, neem dan een fles wijn mee.  Je plaatst een komma voor en achter een uitbreidende bijvoeglijke bijzin (een bijzin die extra informatie geeft): Mijn ouders, die de avondvierdaagse hebben gelopen, krijgen een medaille.  Je plaatst een komma na een beperkende bijvoeglijke bijzin (een bijzin die onmisbare informatie geeft): Ze vindt wel iemand die haar een lift wil geven, of anders vraagt ze Joachim maar.  Let op: 1. De bomen die door de iepziekte zijn aangetast, worden omgehakt. (enkele bomen) 2. De bomen, die door de iepziekte zijn aangetast, worden omgehakt. (alle bomen)
Puntkomma  De puntkomma geeft een langere pauze aan dan de komma: De trein had vertraging, daardoor kwam ik te laat.  Je kunt de puntkomma gebruiken na de delen van een puntsgewijze opsomming: Er zijn vier seizoenen: - de lente; - de zomer; - de herfst; - de winter;  Als de delen van de puntsgewijze opsomming uit zinnen bestaan, mag je de onderdelen met een hoofdletter laten beginnen en eindigen met een punt: Enkele voorbeelden zijn: - U kunt al deelnemen met een premie van f 100.000,- per maand. - De premies zijn tot een bepaald maximum fiscaal aftrekbaar. Dubbele punt  Voor aanhalingen in de directe rede gebruik je een dubbele punt:  Moeder zei: 'Jan-Willem, kom eens hier.'  Als er sprake is van een verklaring of uitleg, plaats je een dubbele punt: De straten waren kletsnat: het had hard geregend  Voor een opsomming zet je een dubbele punt: Er zijn drie problemen: ten eerste…… Vraagteken  Gebruiken aan het einde van een vragende zin. Uitroepteken  Na een uitroep: Wat een hitte!  Na een dringende wens: Als hij maar komt!  Na een bevel: Ga weg!  Na een waarschuwing: Pas op! IE of IJ?  De meeste sterke werkwoorden schrijf je met een IJ: kijken, bijten, schrijven, lijken, stijgen.  Je schrijft een EI in de achtervoegsels EI, HEID, LEI TEIT EN GEREI: karwei, gezondheid, kookgerei.  Je schrijft een IJ in de achtervoegsels IJ en LIJK: boerderij, moeilijk. IE, I of Y?  In eindlettergrepen schrijf je IE: advies, artiest, anoniem, archief, knie, melodie, academie. Uitzonderingen: Maanden + Woorden van niet-Nederlandse afkomst.  Staat de IE-klank niet in de laatste lettergreep, dan schrijf je I: filosoof, admiraal, riool, tribune.  De uitgangen ISCH, IDE en INE schrijf je altijd met I: fantastisch, solide, invalide, benzine.  Voor een achtervoegsel verandert de IE in I: archief - archivaris familie - familiair  Veel woorden van niet-Nederlandse oorsprong schrijf je met Y: hypotheek, pyjama, type, loyaal.
C of K?  In woorden van niet-Nederlandse oorsprong schrijf je C: musicus, cowboy, criticus, cadeau.  Woorden die eindigen op ECT en UCT schrijf je met een C: insect, dialect, effect, product.  Hoor je de uitspraak KK of KS, dan schrijf je CC: accolade, accordeon, accommodatie, succes. Uitzondering: akkoord.  De volgende woorden schrijf je met een K: elektrisch, helikopter, kandidaat, komedie, kopie, kritiek, oktober, praktijk, vakantie. Lastige woorden
zie boek Stijl
Beeldspraak
Bij beeldspraak wordt een eigenschap van iets of iemand door een beeld aangeduid. Het 'iets' of 'iemand' waarop de beeldspraak betrekking heeft, noem je het 'origineel'. Het origineel wordt bij beeldspraak gekoppeld aan het beeld. Beeldspraak kun je onderverdelen in: 1. Beeldspraak die berust op een overeenkomst tussen origineel en beeld. 2. Beeldspraak die NIET berust op overeenkomst tussen origineel en beeld. Voorbeelden: 1. Mijn zusje is een plaaggeest. 2. Het Stedelijk Museum heeft een prachtige Mondriaan verkocht. Beeldspraak kun je onderverdelen in vier soorten:  De vergelijking (berust op overeenkomst tussen origineel en beeld)  De metafoor (berust op overeenkomst tussen origineel en beeld)  De personificatie  De metonymie (berust niet op een overeenkomst tussen origineel en beeld. Vergelijking Bij een vergelijking staat het beeld naast het origineel waarop de beeldspraak betrekking heeft. 1. Joris en Erik lijken op elkaar als twee druppels water. 2. Mijn buurman is een boom van een kerel. Metafoor
Bij een metafoor vervangt het beeld het origineel. 1. Die hark staat tijdens het dansen op haar tenen. 2. Die engel had een grote pan soep mee gebracht. Personificatie
Bij personificatie krijgt een begrip of een zaak eigenschappen van een mens toebedeeld. 1. De motor snort tevreden. 2. De vakantie staat te wachten. Metonymie
Bij metonymie treedt het beeld, net als bij een metafoor, in de plaats van het origineel. Het verband tussen origineel en beeld is echter gebaseerd op een andere relatie dan overeenkomst. Die relatie blijkt in veel gevallen uit de context. 1. Nederland verloor de wedstrijd. 2. Ik lust nog wel een glas. 3. Hij vroeg haar hand. Stijlfiguren Hyperbool

Bij een hyperbool wordt de inhoud van de mededeling overdreving. 1. Dat heb ik al vijfentwintig keer uitgelegd. 2. Zij schaamt zich dood. Understatement
Tegenovergestelde van hyperbool. Bij understatement wordt de mededeling sterk afgezwakt. Hierdoor ontstaat een spottend effect. 1. Madonna heeft een stulpje aan de Rivera gekocht. 2. Sylvester Stallone heeft met zijn film ongetwijfeld een paar centjes verdiend. Eufemisme
Een eufemisme is een verzachtende uitdrukking die niet spottend bedoeld is. Je wilt voorkomen dat de mededeling hard of onaangenaam aankomt. Je gebruikt eufemisme om iets tactvol te zeggen. 1. Hij ging heen na een lange lijdensweg. 2. Aan Joop is een steekje los. 3. De directeur heeft onzorgvuldig gehandeld. Litotes
Bij een litotes wordt een mededeling gedaan door het tegenovergestelde te ontkennen. 1. Hij is niet vies van drop. 2. Hij is niet achterlijk. 3. Dat is geen slecht idee. Woordspeling
Bij woordspeling wordt gebruikgemaakt van de dubbelzinnigheid van een mededeling: de mededeling kan op twee of meer manieren uitgelegd worden. Vaak is humor het doel. Je ziet veel woordspeling in advertenties. 1. Geef ze van katoen! (in een advertentie voor T-shirts) 2. Gebruik uw bovenkamer. Verhuur 'm (advertentie voor studentenhuisvesting) Tautologie en pleonasme
Bij tautologie en pleonasme worden er meer woorden gebruikt dan strikt noodzakelijk zijn. Tautologie: 1. Dat is wis en waarachtig. 2. Daaraan moet je paal en perk stellen. Pleonasme: 1. Ik heb nog nooit zulke witte sneeuw gezien. 2. Prachtig, zo'n gladde spiegel. Antithese
Een antithese is een tegenstelling. 1. Ik ben wel goed, maar niet gek. 2. Kleine mensen, grote wensen. Paradox
Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Bij eerste lezing denk je dat de mededeling niet klopt, maar bij nadere bestudering blijkt deze toch waar te zijn. 1. Het is triestig om beroemd te zijn, als niemand je herkent. 2. De rust in dat soort tehuizen is beklemmend. Retorische vraag
Een retorische vraag is een mededeling in de vorm van een vraag waarop geen antwoord verwacht wordt. 1. Hebben wij het hier niet geweldig? 2. Je denkt toch niet dat ik gek ben? Climax
Een climax is een opeenvolging van telkens sterkere uitdrukkingen. 1. Duizenden brieven verhaalden van de heldendaden van de jonge brigadiers. Er werken poezen uit het water gehaald, arme gezinnen geholpen, ja zelfs mensenlevens gered.
Spot Ironie
Ironie is goedmoedige spot. Je kunt op een humoristische wijze aangeven dat je het ergens niet mee eens bent. 1. Jij bent ook een leuke jongen door me zo in de maling te nemen! 2. Wat fascinerend, dat u een engel bent. En dat u zweven kunt. U was zo corpulent. Sarcasme en cynisme
De spot bij sarcasme is niet goedmoedig bedoeld, maar hard en bij cynisme zelfs gemeen. Je bent cynisch als je niet meer gelooft in de goede bedoelingen van anderen. Ook heeft cynisme vaak te maken met ziekte en/of dood. sarcasme: 1. De veiligheidsideologen zijn er verzot op het lieve vaderland als met mazelen te bespikkelen met verbods- en waarschuwingsborden, alle berijders van tweewielers zo op te tuigen dat ze er uitzien als kermisattracties en van elke auto te eisen dat hij zelfs op een mooie pinksterdag, zonder ingrijpen van een chauffeur, zijn mislampen brandende houdt. (op een harde wijze meedelen dat de voorgestelde maatregel belachelijk is) 2. De eerste de beste piskijker is in staat oom dokter een moordende concurrentie aan te doen, met halfidiote kruidenvrouwtje van Moordenaarsgraf veegt hem van de boterham uit de mond. (op een gemene wijze meedelen dat huisartsen niet deugen) Zinsbouw Inversie
Er is sprake van inversie wanneer in een zin het onderwerp achter de persoonsvorm staat. Dat is bijvoorbeeld het geval bij vragende zinnen en bij zinnen die met een bepaling beginnen. De woorden die vooraan in de zin staan, krijgen daardoor de nadruk. 1a. De lessen beginnen op 2 september. 1b. Beginnen de lessen op 2 september? 2a. Mijn buurman ziet zijn broer eindelijk na 23 jaar. 2b. Na 23 jaar ziet mijn buurman eindelijk zijn broer. Prolepsis
Prolepsis betekent voorop-plaatsing. Door een zinsdeel geïsoleerd vooraan de zin te plaatsen krijgt het een bijzondere nadruk. 1. Die afzetter, ik heb nog steeds geld van hem te goed! 2. Gelukkig, dat is achter de rug! Ellips en beknopte zin
Ellips betekent weglating. In een elliptische zin zijn woorden weggelaten om de mededeling kernachtiger te laten overkomen. De weggelaten woorden denk je er makkelijk bij. 1. Er wordt gebeld, ik naar de deur, doe open, staat zij er! 2. Eind goed, al goed. Een elliptische zin waarin persoonsvorm en onderwerp zijn weggelaten, noem je een beknopte zin. Er bestaan ook beknopte bijzinnen. Het werkwoord in deze zinnen is geen persoonsvorm. In een beknopte bijzin moet het weggelaten onderwerp hetzelfde zijn als het onderwerp in de hoofdzin. 3. En nu naar buiten! 4. Zoals beloofd, bezorg ik u vandaag de boodschappen. Samentrekking
Om omslachtige formuleringen te voorkomen, kun je gemeenschappelijke woorden en zinsdelen in een zin ook een keer noemen. Een van de gemeenschappelijke delen wordt dan samengetrokken. Een samentrekking is toegestaan als de gemeenschappelijke delen voldoen aan de volgende voorwaarden: a. ze hebben dezelfde betekenis; b. ze hebben dezelfde grammaticale functie; c. ze staan op dezelfde plaats ten opzichte van de persoonsvorm; d. ze staan in zinnen van gelijke soort. Voorbeelden: 1. Jaap koopt een radio en huurt een tv. 2. Morgen tennis en voetbal ik.
Stijlfouten
Als of dan?
1. De economische groei is groter dan hij vorig jaar geweest is. 2. Met de werkgelegenheid is het net zo slecht gesteld als vorig jaar. In zin 1 gebruik je het voegwoord dan om ongelijkheid aan te geven. Dan staat altijd na een vergrotende trap. In zin 2 is er sprake van een gelijkheid. Je gebruikt het voegwoord van vergelijking als. Omdat of doordat? 1. Ze heeft hem in huis gehaald, omdat hij er slecht aan toe was. 2. De trein kon niet verder, doordat de bliksem de bovenleiding had beschadigd. Het voegwoord omdat en de bijwoorden waarom, daarom en hierom geven aan dat er een menselijke beslissing in het spel is. (zin 1) Het voegwoord doordat en de bijwoorden waardoor, daardoor en hierdoor geven een oorzaak aan waarop de menselijke wil geen invloed heeft gehad. (zin 2) Hen, hun of ze? 1. Zij gaan stappen. 2. Wij laten hen vrijuit gaan. 3. Ik heb dat verhaal aan hen verteld. 4. Mijn nieuwe schoenen? Waar heb je ze gezet? 5. Ik heb hun dat verhaal verteld. 6. Is dat hun huis? Zin 1: Zij correspondeert hier met de persoonsvorm. Zij is het onderwerp. Zin 2,3: Hen gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel. Zin 4: Ze gebruik je als het woord betrekking heeft op dieren en zaken (als lijdend voorwerp). Zin 5,6: Hun gebruik je als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel en als bezittelijk voornaamwoord. Met wie of waarmee? Wanneer je verwijst naar zaken, dingen en dieren, gebruik je woorden als waarmee, waardoor en waarvoor. Wanneer je verwijst naar personen gebruik je woorden als, met wie, door wie, voor wie. 1. Is dit het voorwerp waarmee de moord is gepleegd? 2. Is dat het meisje met wie Pierre een zangduo vormt? Verkeerde woorden Een verkeerd woord ontstaat door verwarring van een woord met een erop lijkend woord. 1a. Daar kraait geen hond naar. 1b. Daar kraait geen haan naar. 2a. Dit geneesmiddel verwijdert de bloedvaten. 2b. Dit geneesmiddel verwijdt de bloedvaten. 3a. De verkoper rook nattigheid. 3b. De verkoper voelde nattigheid. (maar rook onraad) Contaminatie Bij een contaminatie ontstaat de verwarring van twee uitdrukkingen, doordat ze min of meer hetzelfde betekenen. 1a. Dit boek kost duur. 1b. Dit boek kost veel. (is duur) 2a. De oorzaak van de schade is te wijten aan nalatigheid. 2b. De oorzaak van de schade is nalatigheid. (de schade is te wijten aan nalatigheid)
Hiaat Als er in een zin een deel weggelaten is, dat voor een goed begrip of voor het correcte taalgebruik noodzakelijk is, noem je dat een hiaat. Hiaten ontstaan door het slordig formuleren. 1a. Iedereen is het eens dat de werkweek moet doorgaan. 1b. Iedereen is het erover eens dat de werkweek moet doorgaan. 2a. Ik bel je hoe laat we komen. 2b. Ik bel je om te zeggen hoe laat we komen. Verwijsfouten Voornaamwoordelijke aanduiding
Een voornaamwoord is letterlijk een woord dat voor een naamwoord in de plaats kan staan: 1. De schrijver zat al vroeg achter zijn bureau. Hij moest zijn verhaal af maken. Wanneer een voornaamwoord niet correspondeert met het zelfstandig naamwoord, spreek je van een verwijsfout: 2. De schrijver zat al vroeg achter zijn bureau. Zij moest haar verhaal afmaken. (hij moest) 3. De politie werkt hard aan zijn imago. (haar imago) Soms ontstaan de fouten door het aaneenschakelen van zinnen. Je denkt dat het aan een bepaald begrip, verwijst ernaar en realiseert je niet dat de verwijzing grammaticaal niet klopt: 4a. We zagen dat de politie na de voetbalwedstrijd intensief in het centrum van de stad surveilleerde en dat ze een jongeman arresteerden die winkelruiten ingooide. 4b. We zagen dat de politie na de voetbalwedstrijd intensief in het centrum van de stad surveilleerde en dat ze een jongeman arresteerde die winkelruiten ingooide. 4c. We zagen dat de politieagenten na de voetbalwedstrijd intensief in het centrum van de stad surveilleerden en dat ze een jongeman arresteerden die winkelruiten ingooide. Foutieve inversie
De volgorde van de zinsdelen in een mededelende zin met inversie is: ander zinsdeel, persoonvorm, onderwerp. 1a. Vandaag ontving ik uw bestelling en morgen verzend ik de gevraagde artikelen. 1b. Vandaag ontving ik uw bestelling en verzend ik morgen de gevraagde artikelen. Het tweede deel van zin 1b is fout omdat er geen ander zinsdeel voor de persoonsvorm voor de persoonsvorm staat. Er staat namelijk: persoonsvorm, onderwerp. Stijlvervlakking
Cliché Een cliché is een formulering die zo vaak gebruikt is dat deze nietszeggend is geworden. Clichés maken de boodschap onpersoonlijk en vaag. 1. Echt kicken, die nieuwe cd van 2Pack, onwijs gaaf! 2. En dag krijg je zoiets van… Twee voegwoorden naast elkaar
Vermijdt het plaatsen van twee voegwoorden naast elkaar, want dat leidt tot lelijke zinnen. 1a. Het komt herhaaldelijk voor dat, als je op de grote weg rijdt, je rechts wordt ingehaald. 1b. Het komt herhaaldelijk voor dat je rechts wordt ingehaald, als je op de grote weg rijdt. Het onnodig gebruik van om
1a. Het lijkt me niet logisch om naar Frankrijk te gaan. 1b. Het lijkt me niet logisch naar Frankrijk te gaan. Passe-partout
Vermijd vage omschrijvingen, formuleer precies.

REACTIES

E.

E.

handig!

11 jaar geleden

L.

L.

ik zou elliptische zin niet verwarren met een beknopte zin
hier zit toch een verschil in

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.