Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Middeleeuwen: Romaans

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas vwo | 1312 woorden
  • 25 januari 2003
  • 89 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
89 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De Romaanse Middeleeuwen
Algemeen
In 313 heeft Constantijn I de Grote het Christendom erkend. De periode van 500-700 wordt ook wel de “donkere Middeleeuwen” genoemd, omdat er een onrustige tijd was en veel volken en stammen gingen rondtrekken, veel kennis ging verloren en er werd veel verwoest. In deze tijd dacht men natuurlijk alleen maar aan het noodzakelijke om in leven te kunnen blijven. In deze onrustige tijden gingen kluizenaars en monniken naar Ierland en Engeland om zich daar te vestigen, ze namen dan ook hun geschriften mee en hierdoor ontstaan nederzettingen waar de christelijke cultuur bewaard blijft. Later komen ze weer terug naar het vaste land en proberen de mensen weer tot het christendom te bekeren. Ook stichten deze monniken kerkjes en kloosters (=omsloten plaats). Die kloosters zijn erg belangrijk in europa, alles gebeurd vanuit het klooster, het klooster is het middelpunt van alles, dus ook de kunst. Kloosters Het eerste klooster wordt in 529 in Italië gesticht, door Benedictus van Nursia, hij streeft de glorie van God op aarde na en wil dit bereiken door heiliging van de monniken; hun leven moet gericht zijn op nederigheid, versterving en gehoorzaamheid. In 910 wordt op het landgoed Cluny in Bourgondië een nieuw klooster gesticht. Vanuit dit klooster worden andere klooster hervormd. –alle monniken moeten priester worden en deze monniken verrichten geen zware arbeid. –studie en gebed worden de voornaamste bezigheden van de monniken, dit heeft grote invloed op de ontwikkeling van de wetenschap. Heel veel abdijen en priorijen (=klein klooster met aan het hoofd een prior, staat onder het gezag van een groot klooster) zijn onder het gezag van Cluny geplaatst, deze ontwikkeling is voor Europa van groot belang: er moeten nu veel abdijen gebouwd worden. De monniken en de lekenspecialisten (leken=mensen die niet tot de geestelijke stand behoren) moeten deze bouwen en de versieringen maken, dus alle kunst/het Goddelijk Dienstwerk (Opus Dei) werd in en vanuit het klooster gemaakt. Voor de ontwikkeling van de kunst en het ambacht heeft dit geweldige gevolgen, West - Europa wordt zo uit de “Donkere Middeleeuwen” gelicht.
Samenleving De samenleving was erg statisch. Geen handel, geen geld en er werd niet gereisd. God had met alles te maken, als er iets gebeurde, ziekte of een slechte oogst, dan dacht men dat de gemeenschap God niet goed genoeg dient. Het verschil tussen rijk en arm is door God bepaalt en daar kon de mens niet zomaar veranderingen in brengen. men probeert elkaar in deze tijd te waarschuwen (dmv kunst) voor de gevaren van het leven, als men de proef (waarin je aantoont dat je goed geleefd en gediend hebt) niet doorstaat dan komt men niet in de hemel, maar wacht de eeuwige verdoemenis met de verschrikkelijke folteringen op je. Boven de ingang van de kerk en in de gebrandschilderde ramen komen we deze zaken, verbeeld, steeds tegen. Pelgrimstochten De kerk maakte de mensen enthousiast de plaatsen te bezoeken waar de heiligen hebben geleefd, of waar overblijfselen(=b.v. bot, tand, haarlok, kledingsstuk of gebruiksvoorwerp) nog aan die heiligen herinnerd. Zulke overblijfselen noemt men relikwieën. Het bezoeken van zo’n plek wordt door de kerk als een heiligmakende daad aangemerkt. Deze gerichte bezoeken aan dit soort plaatsen , vrijwillig of verplicht, noemt men een bedevaart of pelgrimage. Er komt een soort heilig toerisme op gang. Een bedevaart is voor de middeleeuwen een gevaarlijke onderneming. Vandaar ook dat het als kwijtschelding voor een straf wordt gezien, of als een bijzondere daad van zelfheiliging. Mede door de krachtige steun, worden deze pelgrimstochten zeer populair. Voor de pelgrimstochten zijn allemaal vaste routes uitgestippeld. lang deze routes worden kerken gebouwd, om zo een reisdoel van de pelgrims te worden. Herbergiers, ambachtslieden en pastoors kunnen door die toeloop veel geld verdienen. De pelgrimstochten brengt dus een zekere welvaart met zich mee. In bedevaartkerken treffen we veel beeldhouwwerk aan. Het is aan gebracht boven en naast de deuren/portalen(=overdekte ruimten aan de buitenzijde van een gebouw) om de pelgrims op zichtbare wijze te verhalen over het leven van de heilige, de Deugden(=geneigd tot het goede, de plichten van het christelijke leven helpen te volbrengen) en over “Het Laatste Oordeel”(=plechtig oordeel uit te voeren door God, met Christus als rechter, op het einde van de wereld. levenden en doden zullen dan geoordeeld worden naar hun daden en verdiensten). In Santiago de Compostela wordt het graf van Jacobus ontdekt, deze plaats wordt het eindpunt van de pelgrimstochten. -schilderkunst: De schilderkunst staat voor een groot deel in dienst van de architectuur. De schilderkunst wordt vooral gebruikt om kapitelen, zuilen en bogen mooier te maken. *temperatechniek: eiwit en gom. *frescotechniek: schilderen in een natte kalklaag. De afgebeelde figuren worden met zwarte lijnen omtrokken, waartussen de kleuren vlak worden ingevuld. In plaatsen waar verbindingen met Byzantium bestaan en waar men de beschikking heeft over de juiste materialen, worden in plaats van schilderingen mozaïeken aangebracht. Een vorm van schilderkunst die niet met de architectuur verbonden is, is de miniatuurkunst in manuscripten(=oud handschrift uit de periode voor de uitvinding van de boekdrukkunst). In hoofdstukken worden vaak de beginletters versierd en soms is ook in de inhoud van het hoofdstuk in versiering weergegeven, maar tot een zelfstandige schilderkunst is het in het Romaans niet gekomen. -beeldhouwkunst: Het beeldhouwwerk is niet ruimtelijk, meestal ergens tegenaan gezet of opgelegd. Vaak wordt in het kapiteel een religieuze voorstelling weer gegeven. Ook komen wel symbolische of decoratieve uitwerkingen voor, die geënt zijn op de flora en fauna van de streek. -andere uitingen: *voor de eredienst worden de meest uiteenlopende voorwerpen uit ivoor gesneden. *de gouden edelsmeedkunst wordt toegepast bij het maken van kandelaars, versieringen op reliekschrijnen, wierookvaten, kronen van vorsten, enz. Veelvuldig worst daarbij de emailleertechniek toegepast in combinatie met het gebruik maken van edelstenen. *de textiele kunst neemt een aparte plaats in: De weefkunst staat veelal onder invloed van Byzantium. De borduurkunst laat in onze streken een geheel eigen ontwikkeling zien. Een heel bekent borduurwerk is het Tapisserie de Bayeux. Het verhaalt de overtocht van Willem de Veroveraar in 1066. -bouwvormen: de rondboogbouw en het tongewelf wordt veel toegepast. Zware bouw. De muren hebben een dragende functie. De ramen kunnen, om de dragende en de steunende functie niet te verzwakken, niet al te groot zijn. Er kan dus weinig licht naar binnen, de gebouwen zijn in deze tijd dan ook erg donker (d.m.v. kleine ramen), somber (d.m.v. weinig versieringen) en er zijn veel lage ruimten. In de latere Romaanse bouwwerken probeert men de muren wat minder zwaar te maken door op bepaalde afstanden steunberen tegen de muren te plaatsen. Deze nemen dan een deel van de steunende rol van de muur over. *Eenvoudige kleding, weinig versieringen. *Kunstenaars bleven anoniem. *De kerken zijn ontstaan uit de basilica. *Het grootste gedeelte van de bevolking van analfabeet, dus vandaar dat het symbolische het belangrijkste was in deze tijd; zo kon iedereen het begrijpen. -wat beelden de christenen af: geen afbeeldingen die sterk op bepaalde mensen lijken; geen beelden van de Romeinen overgenomen; ze beelden HET verhaal(=het anatomische) uit waarbij het dus meer om de inhoud gaat dan om de vormgeving; alles wat gemaakt werd stond in het teken van het geloof. -hoe beelden ze het af: symbolisch, het gaat niet om de schoonheid van de vorm (=het esthetische), maar om hetgeen wat men ermee bedoeld. De figuren zijn stijf en houterig. De verhoudingen van het lichaam kloppen niet met de echte verhoudingen. Dat is de beeldtaal van die tijd, want het ging hen immers om hetgeen wat ermee bedoeld wordt. De maker van het beeld maakt het zó dat de toeschouwer herkent wat ermee bedoeld wordt. We spreken dan van beeldconventie(=beeldafspraken). De opdrachtgever van de maker is de kerk. -het doel van de afbeeldingen: ze moeten aanzetten tot gebed en devotie(=houding van de mens, waarbij hij zich wijdt aan de dienst voor God, heilige personen, of zaken).

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.