Criminaliteit en rechtsstaat

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 4828 woorden
  • 25 maart 2012
  • 25 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
25 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Maatschappijwetenschappen


H1 wat is criminaliteit (3.2 massamedia)
Crimineel gedrag: verzamelnaam voor alles waarbij mensen rechtsregels overtreden die de overheid namens de samenleving stelt
Basis van een regel → waarde: principe dat mensen belangrijk vinden om na te streven
(eer, vrijheid, gelijkwaardigheid etc.)
Norm: gedragsregels
- Religieus (zondagsrust)
- Moreel (mensenrecht)
- Fatsoen (opstaan in bus voor oudere)
- Recht (wetgeving)
→ overtreding → normoverschrijdend gedrag
1. Onmaatschappelijk gedrag (bikini over straat)
2. Crimineel gedrag: door de overheid (als rechtsregels in rechtsbronnen) strafbaar gesteld gedrag (= delict)
Rechtsbronnen: belangrijke waarden vertegenwoordigd door normen die als rechtsregels zijn
vastgelegd in rechtsbronnen als wetten, gemeentelijke verordeningen etc.
→ gelden voor iedereen
Bijv. jurisprudentie: geheel aan rechterlijke uitspraken (om conflict op te lossen wordt er gekeken naar eerdere rechtszaken)
Functies rechtsregels:
- Rechtszekerheid
- Orde
- Onafhankelijke rechtspraak → rechtsgelijkheid
- Voorkomen van conflicten
Rechtsregels veranderen (Wetboek van Strafrecht)
- Afwijkende normen en waarden van de maatschappij
→ door aanpassing zullen meer mensen zich eraan houden omdat het aansluit bij eigen opvattingen
- Samenleving is complexer geworden
→ meer regels
Rechtsregels zijn tijd- en plaatsgebonden (land)

Par 2. Criminaliteit:
1. Strafrechtelijk → elk door de overheid bij wet strafbaar gesteld gedrag (=delict)
2. Gewone spreektaal → alle misdrijven die in de wet omschreven staan
Misdrijven Overtredingen
Ernstige strafbare feiten Minder ernstige strafbare feiten
Max 30 jaar vrijheidsstraf of levenslang Max 1 jaar hechtenis
Licht → politierechter
Zwaar → meervoudige kamer (= rechtbank met 3 rechters) kantonrechter

Justitiële documentatie (opvolger strafblad)
- Misdrijven waarvoor je veroordeeld bent
- Misdrijven waarvoor je verdacht bent geweest
- Overtredingen alleen:
- als een rechter een vrijheidsstraf en/ of taakstraf heeft opgelegd
- als de opgelegde boete minimaal €100,- was
criminalisering: het strafbaar worden van bepaald gedrag
decriminalisering
soorten criminaliteit/ delicten:
- delicten tegen openbare orde en gezag (uitschelden van politieagent)
- gewelddelicten
- vermogensdelicten (diefstal)
- seksuele delicten
- verkeersdelicten
- drugsdelicten
- economische delicten, omschreven in de Wet economische delicten (het verkopen van vlees met te veel sulfiet)
- milieudelicten
vaak vallen deze in meerdere categorieën
andere indeling:
- veelvoorkomende criminaliteit (kleine criminaliteit) ; fietsendiefstal, winkeldiefstal etc.
- zware criminaliteit; moord, inbraak etc.
georganiseerde criminaliteit: groep tot organisatie die op meerdere gebieden actief zijn

par3. Criminaliteit als maatschappelijk probleem
→ van alle tijden
Hoog op de publieke agenda
De huidige dominante cultuur vraagt om individuele vrijheid, maar ook om veel veiligheid
Gevolgen criminaliteit:
Materiële schade:
- Directe financiële schade aan burgers, bedrijven en de overheid.
- Indirecte financiële schade (bv bij winkeldiefstal; schade wordt aan klant doorberekent en de verzekeringspremies stijgen)
- Kosten voor bestrijding van criminaliteit, zowel door de overheid als door burgers en bedrijven
Immateriële schade:
- Gevoelens van onveiligheid
- Problemen door inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit (bij geweld, lichamelijke delicten) of op de persoonlijke levenssfeer ;psychische klachten
- ‘vermijdingsgedrag’ (bv. ‘s avonds niet meer over straat durven)
- Psychosomatische problemen (angst, slaap- en concentratieproblemen)
- Aantasting van het rechtsgevoel van mensen
Actief bestrijden
Actoren:
- Particuliere initiatieven; burgerwachten
- Bedrijven; bewakingsdiensten
- Maatschappelijke instellingen/ organisaties
- Daders= reclassering (hulpverlening aan (ex)gedetineerden, begeleiden taakstraf)
- Slachtoffers (zie hulp)
Hoofdtaken reclassering:
1. Hulpverlening aan mensen die met justitie in aanraking zijn gekomen. Als iemand is opgepakt licht de reclassering de school, werk en familie in. En helpt ook bij studie- en relatieproblemen en bij terugkeer in de samenleving
2. Onderzoek en voorlichting over de achtergronden van een verdachte ten behoeve van officier van justitie en rechter. De reclassering beschrijft in een rapport de persoonlijke situatie van de verdachte
3. Het voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van taakstraffen. Dit kan een werkstraf zijn waarbij ze geconfronteerd worden met de mogelijke gevolgen van hun gedrag
Rechten van slachtoffers:
1. Recht op informatie
2. Spreekrecht (duidelijk maken wat de gevolgen zijn)
3. Recht op schadevergoeding, kan de schade niet op de veroordeelde verhaald worden
→ Schadefonds Geweldsmisdrijven
Hulp:
- Slachtofferhulp
- Blijf- van- mijn lijf (huiselijk geweld), opvang
- Meldpunt Discriminatie
- Stichting tegen Zinloos Geweld


H2 Hoe veilig is Nederland
Meten van criminaliteit ; methodologie
- Kwantitatieve methoden:
Groot aantal gegevens wordt verzameld of grote groepen mensen worden aangevraagd waarna het onderzochte in procenten kan worden uitgedrukt
- Cijfermatig/ enquêtes
- Kwalitatief onderzoek:
Als er meer diepgaande info nodig is. Er wordt gebruik gemaakt van diepte- interviews met daders, slachtoffers, betrokkenen; diepgaande informatie over een beperkte doelgroep
→ beeld geven van de meningen, ervaringen, behoeften van een bepaalde doelgroep
- Interviews (open vragen)

Goed onderzoek:
1. Betrouwbaarheid: gegevens berusten niet op toeval
2. Validiteit: onderzoek meet precies datgene dat het moet meten
3. Generaliseerbaarheid: heeft betrekking op de mate waarin een onderzoek als algemeen geldig kan worden beschouwd
Politie- en rechtbankstatistieken
→ politiestatistieken: alleen beeld over geregistreerde vorm (aangiften, of door politie zelf ontdekte misdrijven)
Getallen geven maar een beperkt beeld
1. Politiestatistieken
- Meet geregistreerde misdaad (aangifte en politieonderzoek)
- Niet compleet
a) Mensen doen niet altijd aangifte
b) Delicten niet ontdekt
c) Nadruk op zichtbare delicten
2. Rechtbankstatistieken
- Veel politiezaken komen niet voor de rechter door sepot of transactie

Onbetrouwbaarheid
a) selectieve opsporing: meer controle = hogere cijfers, zware misdaad veel onderzocht
b) Toename wetten
c) Subjectieve beoordeling: mishandeling of doodslag?
3. Slachtofferenquêtes
- Niet-geregistreerde criminaliteit (dark figure)
- Anoniem
- Geeft ook gegevens over risico’s voor bevolkingsgroep
Nadelen:
- Niet iedereen wordt bevraagd
- Seksuele delicten worden verzwegen
- Subjectieve meting
- Alleen veelvoorkomende delicten want steekproef te klein voor moord
- Slachtofferloze criminaliteit (hard rijden etc.)
Rechtbankstatistieken ook niet volledig beeld
→ niet alle strafzaken komen voor de rechter
Moeilijk te bepalen of criminaliteit toe- of afneemt:
- Selectieve opsporing
- Toename van regels en wetten
- … p 24
Daderenquêtes: self report studies
→ er wordt aan mensen gevraagd of zij bepaalde misdrijven hebben gepleegd
Kwantitatief onderzoek: dmv. Enquêtes cijfers baseren
Kwalitatief onderzoek: bijv. te weten willen komen wat een gevoel van onveiligheid voor mensen
betekent → diepteinterviews
Kenmerk: open vraagstelling (de geïnterviewde zoveel mogelijk aan het woord laten)

Par2. Beeldvorming → media → generaliserend en stereotiep beeld van criminaliteit
Mn. Zware criminaliteit: kijkcijfers, commerciële belangen
Mbt referentiekader!
Hoog bij Telefgraaflezers
Kenmerken:
1. Beeld dat criminaliteit vooral met geweld te maken heeft
2. Beeld dat het aandeel van de zware criminaliteit groot is

Par3. Criminaliteit vroeger en nu
P29 lange termijn ontwikkelingen
Toename criminaliteit → verband met maatschappelijke ontwikkelingen in de samenleving
- Afnemend gezag van de overheid. De overheid kan niet meer automatisch rekenen op respect van de burger → moet ze verdienen
- Afnemende betekenis van het maatschappelijk middenveld (school, kerk, vereniging) als gevolg van de individualisering.
→ minder sociale controle (eerder doorlopen bij een vechtpartij)
- Vervaging maatschappelijke normen en waarden (onder meer door de verminderde betekenis van kerken, levensbeschouwing en ideologie)
o Ontzuiling
o Secularisatie (losmaken van de cultuur)
- Sterk toegenomen welvaart → meer diefstal (er valt meer te halen)
- De afgenomen pak- en strafkans
Pakkans: kans dat een strafbaar feit wordt opgemerkt en je wordt opgepakt
- Toegenomen werkloosheid
- Technologische ontwikkelingen (digitaliseringen internet)
→ nieuwe criminele mogelijkheden
- Internationalisering: biedt meer mogelijkheden (komst van buitenlandse criminelen, drugs)
Ontwikkelingen
vermogensdelicten gedaald door betere beveiliging
geweldsmisdrijven toegenomen door verandering samenleving ( veel uitgaansgeweld → gevolg van de gestegen welvaart en toegenomen alcohol consumptie)
vermogensdelicten afgenomen → roofovervallen en winkeldiefstal toegenomen
toename geweld door betere beveiliging (onder bedreiging mes/ vuurwapen pincode invoeren)
ook is er sprake van andere registratie → roofoverval nu niet alleen als vermogensdelict maar ook als geweldsdelict geregistreerd
stijging onveiligheidsgevoelens
oorzaak: toename geweld


Hoofdstuk 3. Oorzaken criminaliteit

Par1. Wie is crimineel?
Verschillen mbt. criminaliteit:
• Geslacht
• Leeftijd
• Maatschappelijke positie
• Etnische afkomst
• Locatie
Geslacht
- Voornamelijk mannen
- Vrouwen vaak minder ernstige delicten
- Toename vrouwen op crimineel gebied
Leeftijd
- Vooral in de adolescentieperiode (16-23jaar) worden er delicten gepleegd
- Mn. Diefstal
Verklaringen oververtegenwoordiging van jeugdige delinquentie:
o Opzoeken van grenzen en overschrijden maatschappelijke normen hoort bij het opgroeien
o Veel jongeren worden geconfronteerd met veel sociale problemen → verlies band samenleving
o Segregatie vergroot de kans om met politie en justitie in aanraking te komen
→ iemand heeft geen kans op een normale baan
→ uitgesloten van economisch leven
→ geen perspectief op mobiliteit en maatschappelijke participatie
Veel aandacht voor jogneren om ervoor te zorgen dat zij een diploma moeten behalen
Maatschappelijke positie
- Vooral mensen met een lagere maatschappelijke positie
- Werkloze mensen worden vaker aangehouden
- Witteboordencriminaliteit: vermogensdelicten als belastingontduiking en verduistering
→ vooral in de hogere klasse en middenklasse
Etnische afkomst
- Mn. Allochtonen mbt. diefstal/ drugs
- Allochtonen maken zich weinig schuldig aan discriminerend gedrag /fraude
Opvallende verschijnselen
- Jeugdcriminelen: autochtonen en allochtonen evenveel
- Allochtonen vormen niet één groep
→ Marokkaanse en Antilliaanse jongens vaker in aanraking dan andere etnische groepen
oververtegenwoordiging 2e generatie allochtonen
(ouders veel lager mbt. landelijk gemiddelde)
- De meeste allochtonen behoren tot een lagere maatschappelijke klasse
Locatie
- Inwoners van grote steden plegen vaker delicten
→ hier wonen:
1. Meer kansarme jongeren
2. Is er minder sociale controle
3. Meer gelegenheid tot criminaliteit

Par. 2 Criminologie: de wetenschap van bij wet strafbaar gestelde gedragingen en reactie van de maatschappij
Beschrijvende criminologie: richt zich op de aard, omvang, spreiding en ontwikkeling van crimineel gedrag
Theoretische criminologie: probeert crimineel gedrag te verklaren
3 soorten benaderingen:
1. Microniveau: verklaring van criminaliteit uit de individuele situatie en motieven van mensen
- Biologische factoren
- Psychologische factoren
2. Midden- of mesoniveau: benadering vanuit het individu in relatie tot zijn directe leefomgeving
- Sociaalpsychologische factoren
3. Macroniveau: theorieën die criminaliteit bekijken vanuit structurele en culturele kenmerken
van samenlevingen als geheel
criminaliteit als maatschappelijk verschijnsel
- Sociologische factoren
Biologische en psychologische verklaringen
op microniveau is de kernvraag: zijn er verschillen tussen criminele en niet-criminele mensen? En waarom vertoont de een het wel en de ander niet?
5% van de jongeren hoort tot persiste delinquenten: vaker crimineel gedrag vertonen en vaker
ernstige delicten plegen
Onderzoek naar daders:
1. Genetische en neurofysiologische kenmerken
Welke rol spelen de erfelijke factoren?
2. Cognitieve en functionele persoonlijkheidskenmerken
kenmerken als impulsiviteit, sensatiezucht, extravert gedrag en een lage intelligentie kunnen criminaliteit veroorzaken → psychische stoornissen vergroot de kans op probleemgedrag (afgebroken schoolopleiding, verbroken relatie, slechte maatschappelijke vooruitzichten)
Risicofactoren:
- Gezin
- School hoe zorgen omgevingsfactoren ervoor dat erfelijke factoren zich negatief
- Buurt ontwikkelen?
- Vrienden
Sociaalpsychologische verklaringen
- Normvervaging door ontbreken correctie grensverleggend gedrag
- Criminelen vaak weinig liefde thuis gekregen (slaan of negeren)
Op mesonieveau worden verklaringen gezocht in de directe sociale omgeving van de delinquenten
→ als er problemen optreden in de primaire (gezin) en secundaire (school, vrienden, vereniging) socialisatie is de kans groter op crimineel gedrag
- Gezin: als ouders het gedrag van kinderen niet corrigeren kan er normvervaging ontstaan
- School: nieuwe normen als op tijd komen, aanwezig zijn etc. ook omgaan met anderen en autoriteiten (bijv. leraar) spijbelen → licht crimineel gedrag gaan vertonen
- Leeftijdsgenoten; peergroup: veel vormen van jeugdcriminaliteit komen voor in groepsverband
o Groepsdwang (doe je niet mee, lig je eruit)
o Neutralisatie: geleidelijk verdwijnen van een schuldgevoel → er is niets mis met hun gedrag → ontkenning van eigen verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag
- Conflicten tussen dominante cultuur en bepaalde subculturen binnen Nederlandse samenleving kunnen leiden tot normatief en crimineel gedrag
- Achterstandswijk: grote kans op crimineel gedrag
→ minder aandacht voor het publieke eigendom
→ gebrekkige sociale controle
- Kerk en vereniging → minder criminaliteit
Sociologische verklaringen
Criminaliteit in genen (voorloper discutabele frenologie= criminaliteit aan uiterlijk zien)
Aangeleerd gedrag: kopiëren gezin, vrienden en buurt (geen afwijking)
Macroniveau → maatschappelijke omstandigheden en ontwikkeling waarop mensen weinig invloed hebben (H2)
→ te maken met maatschappelijke ongelijkheid
Alleen als maatschappelijke ongelijkheid leidt tot sociale desintegratie of tot sociale onrechtvaardigheid kans groter op crimineel gedrag
Sociale desintegratie: mensen voelen zich niet langer verbonden met de samenleving
P44

Par 3. Theorieën over criminaliteit
Sociobiologische theorie
Onderzoek naar de evolutionaire oorsprong van sociaal gedrag bij dieren incl. de mens (sociobiologie)
- In hoeverre is crimineel gedrag aangeboren en hangt dit samen met biologische factoren?
Aangeleerd- gedragtheorie
- Crimineel gedrag wordt aangeleerd
→ gezin, buurt, vrienden zijn bepalend
- Geen afwijkende persoonlijkheidskenmerken
- Dezelfde doelen, alleen verkeerd gedrag aangeleerd om ze te bereiken
Gelegenheidstheorie
- Gebaseerd op rationele keuzetheorie
- De meest gunstige optie kiezen
- Het niveau van criminaliteit wordt bepaald door de aanwezigheid van potentiële daders, geschikte doelwitten en de afwezigheid van voldoende sociale bewaking
→ de gelegenheid maakt de dief
Anomietheorie (anomie= vormloosheid)
- Verklaring wordt gezocht in maatschappelijke ongelijkheid
- Iedereen wil zo hoog mogelijk op de maatschappelijke ladder komen te staan maar door gebrek aan erkende en wettige middelen lukt dat niet iedereen
→ reactie: acceptatie/ vlucht in niet- legitieme middelen
Etiketteringstheorie/ stigmatiseringstheorie
- Sociale afwijzing is de oorzaak van crimineel gedrag
- Etiket crimineel → mensen gaan zich hiernaar gedragen
Bindings- of integratietheorie
- Band met familie, vrienden etc. vormen ‘remmen’ op de criminele neiging
- Band ontbreekt → sneller onmaatschappelijk en crimineel gedrag
- Herstel van banden → minder criminaliteit
Socialecontroletheorie
- Sancties (formeel, en informeel;ouders)
- Hoe minder de informele sociale controle, hoe slechter de relatie met ouders, des te meer kans op criminaliteit
- Verschil met bindingstheorie:
Socialecontroletheorie legt meer nadruk op de gevolgen van slechte bindingen (gebrekkige sociale controle). Bij de Bindingstheorie zijn die slechte relaties zelf de verklaring


H4 De Rechtsstaat

Par1 grondbeginselen
Sociaal contract
Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat de overheidsmacht niet wordt misbruikt, maar de overheid moet ook kunnen rekenen op gehoorzaamheid en erkenning van haar gezag
→ soort onderlinge afspraak
Overheid heeft geweldsmonopolie om de maatschappij te handhaven
Taak overheid de binnen de rechtsstaat:
- Rechtshandhaving: de wet bepaald wat burgers wel en niet mogen
- Rechtsbescherming: de wet beschermt burgers tegen willekeur van de overheid
→ individuele vrijheid garanderen
Beginselen van de rechtsstaat:
- Politieke machtenscheiding
- Overheid is gebonden aan de wet
- De onafhankelijke rechter beslist in geschillen tussen burgers onderling en burgers en de overheid
- Grond- of vrijheidsrechten zijn in de wet omschreven en gewaarborgd
Beginselen of uitgaanspunten staan in de grondwet en in internationale verdragen
- EVRM (Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens)
- UVRM (Universele Verklaring van Rechten van de Mens)
→ maatstaaf om machtsmisbruik door een overheid te controleren
→ morele intentieverklaring; geen juridische consequenties

Par 2. Rechtsstaat en criminaliteit
De uitgangspunten van de rechtsstaat gelden niet alleen voor strafrecht (ook bijv. voor staatsrecht, bestuursrecht etc. )
Mbt. criminaliteit:
Machtenscheiding
wetgevende macht → regering en parlement
wetten maken op het gebied van strafrecht (Wetboek van Strafrecht) of drugs
(Opiumwet)
Uitvoerende macht → regering; in werkelijkheid door ambtenaren
belangrijkste taak: opsporen van strafbare feiten en het vervolgen van
verdachten → OM verantwoordelijk
(alle officieren van justitie samen)
OM wordt geholpen door politie en buitengewone opsporingsambtenaren;
Spoorwegpolitie, Milieupolitie, SIOD, FIOD, AIVD (p59)
verantwoordelijk voor het werk van OM en een deel van het werk van de
politie is de minister van Justitie
politie heeft twee bazen; burgemeester en minister van Binnenlandse Zaken
Rechterlijke macht → onpartijdige rechters die onafhankelijk zijn van regering en parlement.
Onafhankelijke rechters; belangrijkste voorwaarde: trias politica
- Een rechter wordt voor het leven benoemd.
- Een rechter kan niet worden ontslagen door de regering of het parlement. Als hij zelf een misdrijf begaat beslist de Hoge Raad hierover
- De rechtspositie, zoals o.a. Het salaris, is bij wet geregeld
- Het aantal rechters staat in elke rechtszaak van te voren vast
Overheid is gebonden aan wettelijke regels → Wetboek van Strafrecht
- Legaliteitsbeginsel; alleen worden gestraft voor iets wat in de wet strafbaar is gesteld
- Maximumstraf is per delict wettelijk vastgelegd
- Ne bis in idem-regel; wanneer een rechter in een zaak een onherroepelijke uitspraak heeft gedaan, kan de betrokkene niet voor hetzelfde strafbare feit voor een tweede keer worden vervolgd. Zelfs nadat bijv. door DNA-onderzoek, een vrijgesproken verdachte toch de dader blijkt te zijn
- Geen straf zonder schuld; bijv bij ontoerekeningsvatbaarheid
- Verjaring; voor minder ernstige feiten die pas na een paar jaar ontdekt worden kun je niet meer gestraft worden
Strafproces
P61

Par 3. Dilemma van de rechtsstaat
→ de botsende belangen van rechtsbescherming en rechtshandhaving
→ we willen beschermd worden tegen criminaliteit maar willen ook dat de overheid onze vrijheden respecteert
→ discussie: hoeveel vrijheid willen we opofferen ten gunste van de criminaliteitbestrijding
Afgeleiden
- Mag de overheid zomaar alle burgers dwingen DNA af te staan om daardoor opsporing van misdadigers te vergemakkelijken?
- mag de overheid bijv. zomaar info opvragen als telefonie en internetgegevens of is da in strijd met het recht op privacy?
Voorbeelden p 64 en 65

Par 4. Klassenjustitie: wanneer het sociale milieu een rol speelt bij de opsporing, vervolging en
berechting van verdachten
→ bij OM, politie en rechter
1886 Wetboek van Strafrecht:
- iedereen is gelijk voor de wet
- iedereen heeft recht op een eerlijk proces
politie: mensen uit duurdere buurten worden milder behandeld dan mensen uit een lagere sociale
klasse en uit etnische minderheidsgroepen
Deze mensen hebben ook een grote kans om door de officier van justitie vervolgd te worden
vaker voorarrest bij lagere sociale klasse, drugsverslaafden en recidivisten (mensen die al eens eerder veroordeeld zijn)
rechters leggen een zwaardere straf op bij
- mensen uit lagere milieus
- recidivisten
- werklozen
- allochtonen
redenen:
- verdachten uit betere kringen zijn beter in staat hun belangen te behartigen (weten beter wat hun rechten zijn, begrijpen juridische formuleringen beter etc.)
- officier van justitie en rechters komen zelf vaak uit betere kringen (hogere en middenklasse)
- ‘zelfde taal’ → beter begrijpen
- Eerder oordelen obv. Vooroordelen en stereotypen bij verdachten uit sociale milieus die zij minder goed kennen
→ selffulfilling prophecy: politie, OM en rechters verwachten crimineel gedrag bij bepaalde
bevolkingsgroepen en handelen daar vervolgens naar


H5 overheidsbeleid
steeds vaker roep om veiligheid
→ criminaliteitsbestrijding geplaatst binnen een integraal veiligheidsbeleid
Centraal in het beleid staat het voorkomen en reduceren van criminaliteit en overlast
→ strafrecht alleen toegepast als andere maatregelen niet werken
Nieuw: burgers betrekken en medeverantwoordelijk houden voor preventie van criminaliteit
Veiligheidsbeleid kent een tweesporenbeleid
→ afhankelijk van de soort criminaliteit wordt bekeken welke preventieve maatregelen er mogelijk zijn of waar het spoor van repressie moet worden gevolgd
Preventie: vóór het delict heeft plaatsgevonden
voorbeelden:
- Versterking van de (sociale) controle (conducteurs, bewakingsdienst in winkelcentra)
- Voorlichting (inbraak, scholen; actief antispijbelbeleid)
- Aanpassing van de bebouwde omgeving (losse stoeptegels verwijderen etc. ter bevordering van de ‘sociale veiligheid’)
- Structurele maatregelen → zorgen voor goede scholing en werkgelegenheid
Repressie → optreden als de criminaliteit al heeft plaatsgevonden
Soorten beleid:
- Opsporingsbeleid; politie en justitie beslissen welke vormen van misdaad de meeste aandacht
van de politiek krijgen en hoe deze delicten zullen worden opgespoord
→ maatregelen die de pakkans vergroten
- Vervolgingsbeleid; het voor de rechter brengen van een verdachte
→ geeft aan welke delicten worden vervolgd en welke op een andere manier worden afgehandeld (transactie)
- Gevangenisbeleid
- Nieuwe wetgeving
- Preventief beleid
Ontwikkelingen mbt. veiligheid
- Uitbreiding van bevoegdheden
→ vroegsporing / proactivering van de opsporingspraktijk: wetsovertreders opsporen zonder dat er sprake is van een verdachte
- Toegenomen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
→ door vroegsporing worden burgerlijke vrijheden beperkt
- Het in elkaar schuiven van criminaliteitsbeleid en de bestrijding van overlast (bijv. preventief fouilleren)

Par 2. Criminaliteitsbeleid in de praktijk
Veel voorkomende criminaliteit → Commissie Roethof
→ Preventieprojecten ondersteund door minister van Justitie
Projecten hebben 3 pijlers:
- Intensivering van het functionele toezicht
- Versterking van de binding van daders met de samenleving
- Verbeteren en herinrichten van de gebouwde omgeving
Nadruk: voorkomen van veelvoorkomende criminaliteit
Repressieve mogelijkheden: lik-op-stukbeleid
→ nadruk op herstellen van de ontstane schade (taak- of werkstraf)
Maatregelen winkelier (preventief)
- Technische maatregelen (camera’s spiegels etc.)
- Meer winkel- en bewakingspersoneel in dienst
- Betere training en motivatie van het personeel
Maatregelen overheid winkels (repressief)
- Stimulatie van winkeliers die een stil alarm gebruiken → directe verbinding met politie
- Zwaardere aanpak heling
- Optellen van kleine zaken tegen veelplegers → sneller en langer vastzitten
Jeugdcriminaliteit
→ nadruk op het voorkomen dat jeugdige daders uitgroeien tot criminelen
- Overtredingen en misdrijven door jongeren onder de 18 → Kinderrechter
Zware delicten : 16-18 jarigen → kan volwassenenstrafrecht worden toegepast
- Jongeren die voor het eerst in aanraking komen met politie
→ Bureau Halt
→ taakstraf
→ niet voor rechter (alleen bij veelvoorkomende criminaliteit )

Voordeel: positief afgeronde Halt-afdoening wordt niet opgenomen in de justitiële
documentatie, alleen in de politieregisters
- Werkgelegenheidsprojecten moeten jongeren perspectief bieden, zodat zij beter zijn gewapend tegen ‘verleiding van het snelle geld’
Georganiseerde criminaliteit → politie en justitie hebben meer opsporingsbevoegdheden gekregen (inkijkoperaties, infiltranten, informanten betalen)
Kroongetuigen: getuigen van een verdachte tegen een ander tegen strafvermindering
→ loopt deze gevaar: ‘programma voor beschermde getuigen’
Terrorisme
→ aanpak van radicalisering en rekrutisering
Info gewonnen door → AIVD (Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst)
→ MIVD (Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst)
Olv. Minister van Defensie
Gegevens van belang voor opsporing en vervolging van strafbare feiten
→ medegedeeld aan OM→ geeft politie opdracht om mogelijke terroristen op te sporen/ aan te houden
Witteboordencriminaliteit
→ vorm van criminaliteit gepleegd door een persoon uit een hoger milieu, met een hoge status (fraude, belastingontduiking etc.)
→ moeilijk te vervolgen
- Controlemogelijkheden gering
- Gebrek aan kennis van de politie
→ Banken moeten nu als gevolg van de wettelijk geregelde informatieplicht alle gegevens over spaarrenten aan de FIOD (Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst)
→ Wet Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) die casino’s banken, levensverzekeraars etc. verplicht ongebruikelijke transacties te melden

Par 3. Politieke visies
Criminaliteit heeft zowel met maatschappelijke omstandigheden als met gedrag en verantwoordelijkheid van individuen te maken
Linkse partijen: nadruk op de oorzaak van criminaliteit
Rechtse partijen: meer nadruk op de verantwoordelijkheid van de individuele dader voor zijn gedrag
Beleid
links: nemen van preventieve maatregelen en verbetering van maatschappelijke omstandigheden
van mensen
Rechts: benadrukken van het handhaven van rechtsregels en het belang van waarden en normen
→ repressieve roep om meer politie en cellen
PvdA
- Samenleving moet duidelijke grenzen stellen en misdaad bestraffen
- Normen moeten duidelijk zijn en iedereen moet het ook eens zijn over de waard ervan , anders zijn de regels niet te handhaven (= pragmatistmoralistische visie)
- Iedereen heeft perspectief nodig dat hij of zij kan deelnemen aan de samenleving
- Doel: een sociaal rechtvaardige samenleving
VVD
- Belang van rechtsregels; een zo groot mogelijke vrijheid voor burgers
- Partij keert zich tegen normverloedering
- Wil strengere straffen bij (veelvoorkomende) criminaliteit
CDA
- Belang van gezin, school en maatschappelijk middenveld bij het voorkomen van criminaliteit
→ wijzen op waarden en normen en respect voor anderen
→ strijd tegen normvervaging
- Wil permanente maatschappelijke discussie over normen en waarden
SP
- Criminaliteit moet lokaal aangepakt worden
- Pleit voor een sterke binding van de politie met de gemeenten waarin zij werkt
- Capaciteit bij politie en justitie moet worden vergroot → georganiseerde (internationale) criminaliteit aanpakken


H6 Opsporen, vervolgen en berechten
Strafproces:
Misdrijf → dader opsporen → verzamelen van bewijs → proces- verbaal → OM → besluit tot wel
of geen vervolging (rechte vonnis van de rechter
Belangrijkste taken politie:
- Handhaving openbare orde
- Hulpverlening
- Opsporing en aanhouding van verdachten en het verzamelen van bewijsmateriaal
Opsporing → bij een objectief, redelijk vermoeden
Vroegsporing: voorbereiding van strafbare feiten opsporen
→ de wens van de politie om in een zo vroeg mogelijk stadium op te treden botst soms met de grondwettelijke bescherming van de persoonlijke vrijheid
→ de concrete zaak levert te weinig grondslag om vrijheidsbeneming te rechtvaardigen
Bevoegdheden bij opsporing vastgelegd in Wetboek van Strafvordering en de Politiewet
Geen toestemming vooraf van officier van justitie:
- Verdachte staande houden (vragen naar personalia → niet verplicht)
- Verdachte aanhouden/ arresteren; iemand wordt verdacht van een strafbaar feit; mag ook door burgers maar ze moeten de gearresteerde zo spoedig mogelijk aan politie overleveren
→ naar hulpofficier gebracht
- Fouilleren
- In beslag namen (bewijsmateriaal)
- Vrijheid benemen
o Max 6 uur waarbij tussen 0.00 en 09.00 niet meetelt
o In deze 6 uur alleen foto’s of vingerafdrukken om de verdachte te kunnen identificeren
o Bij misdrijven waarbij tenminste 4jaar gevangenisstraf op staat mag de politie een verdachte langer vasthouden (3dagen met mogelijke verlenging van 3dagen)
→ goedkeuring door (hulp)officier van justitie
o Daarna nog 104 dagen (hechtenis) waarvan de eerste 2 weken (inbewaringselling) goedkeuring nodig is van de rechter-commissaris en voor de overige tijd (gevangenhouding) goedkeuring van een rechtbank
Wel toestemming vooraf van officier van justitie
- Huiszoeking; machtiging tot binnentreden nodig
- Inzetten van infiltranten (undercoveragenten die ongemerkt een misdaadorganisatie binnendrinken om info over die organisatie te verzamelen)
- Uitvoeren van inkijkoperaties (om te kijken of er strafbare feiten worden gepleegd od het plaatsen van bugs en taps om af te kunnen luisteren)
- Gecontroleerde doorvoer (om meer zicht te krijgen op een criminele organisatie)
- Pinformanten geld betalen (leden van een misdaadorganisatie of mensen die ermee in contact staan, die de politie in ruil voor geld de waarheid vertellen)
- Preventief fouilleren (veiligheidsrisicogebieden als uitgaanscentra etc.)

Par 2 officier van justitie
→ leiding opsporingsonderzoek
Vervolging: zaak voor de rechter
OM= alle officier van justitie bij elkaar
Officier van justitie kan
- Seponeren
- Transactievoorstel aanbieden
- Vervolgen en dus dagvaarden
Seponeren
- Onvoldoende bewijs/ verdachte is niet strafbaar
→ technisch sepot
- Opportuniteitsbeginsel: vervolging is niet in algemeen belang
→ beleidssepot
- Klein vergrijp of verdachte is al genoeg gestraft
→ beleidssepot
Voorwaardelijk sepot: voorwaarden verbonden aan het seponeren
→ anders alsnog voor de rechter
Transactie / schikking
→ geldboete/ taakstraf; weigering, alsnog voor rechter
Komt veel voor zodat er meer tijd is voor zware misdrijven
Als de maximale vrijheidsstraf niet hoger dan 6 jaar is mag het OM zelf:
- Taakstraf tot 180 uur
- Geldboete
- Onttrekking aan het verkeer
- Ontzegging rijbevoegdheid (max. 6 maanden)
Verschil transactie: dit is verplicht, je hebt hier geen keuze
Officier van justitie mag geen vrijheidsstraf (hechtenis of gevangenisstraf) opleggen omdat dit in strijd is met de trias politica
Dagvaarden: verdachte voor de rechter brengen

Par. 3 De rechter
Organisatie van het strafrecht
Rechtbank (9)
- Kantonrechter
o Mn. Huur- en arbeidsgeschillen
o Gebied van strafrecht mn. Overtredingen
- Politierechter
o Lichtere en simpele misdrijven (vernieling, winkeldiefstal)
o “enkelvoudige kamer” ; politierechter spreekt alléén recht
o Mag max. 1 jaar vrijheidsstraf opleggen
- Meervoudige kamer ; 3 rechters
o Ernstige, meer ingewikkelde misdrijven
o Na 2 weken uitspraak vanwege complexiteit van veel zaken
- Kinderrechter
o Overtredingen en misdrijven door jongeren (12 tot 18jaar)
o Niet openbaar (bescherming jongeren)
o OM houdt rekening met de leeftijd
o Zware misdrijven bij 16 tot 18jarigen kunnen volgens het volwassenenstrafrecht behandeld worden
o Kinderen onder 12 jaar kunnen niet worden berecht
→ niet-strafrechtelijke maatregelen als gezinsvoogdij
-> Als de verdachte het niet eens is met de uitspraak kan hij/zij in hoger beroep gaan
→ bij gerechtshof (5) → De hele zaak wordt dan overnieuw gedaan
-> Ook het OM kan in hoger beroep als het de straf te laat vindt
Hoge Raad: hoogste rechtscollege
- rechtspreken met 3 of 5 rechtsheren
- Cassatie: Kijkt of het recht goed is toegepast (bij hoger beroep)
- Concludeert de Hoge Raad dat het recht niet goed is toegepast wordt de zaak verwezen naar een ander gerechtshof
Arrest: uitspraak van de Hoge Raad
Rechtseenheid en rechtszekerheid bieden dmv. Cassatie en jurisprudentie
Rechtszaak
- Openbaar
- Aanvang; verdachte krijg dagvaarding (oproep waarvan je verdacht bent, tijdstip van de zitting etc.)
Een rechtszaak bestaat uit 8 stappen
1. Opening; de rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte. De verdachte krijgt te horen dat hij goed moet opletten en niet verplicht is tot antwoorden
2. Aanklacht; officier van justitie leest de tenlastelegging/ aanklacht voor
3. Onderzoek; de rechter begint aan het eigenlijke onderzoek naar het eventuele bewijs voor de aanklacht. Behalve het proces-verbaal van de politie maakt hij vaak gebruik van getuigen en is de mogelijkheid om allerlei deskundigen te ondervragen. Deze mogen door de partijen worden opgeroepen en ondervraagd. Zij staan onder eden en zijn verplicht de waarheid te spreken
4. Verhoor; verdachte mag zelf een verklaring afleggen waarna een ondervraging van de rechter, officier van justitie, en zijn eigen advocaat volgt. De verdachte staat niet onder ede
5. Requisitoir; verhaal van de officier van justitie waarin hij probeert aan te tonen dat de verdachte schuldig is en de rechter vraagt een bepaalde straf op te leggen (de eis)
6. Pleidooi; de advocaat verdedigd de verdachte. Hij zal proberen aan te tonen dat er te weinig bewijsmateriaal is of verzachtende omstandigheden aanvoeren. De officier van justitie mag hierop antwoorden waarop de advocaat daar ook nog op mag reageren
7. Laatste woord; de verdachte kan spijt betuigen, zijn onschuld benadrukken of aangeven hoeveel schade hij zal ondervinden van een eventuele straf
8. Vonnis; de uitspraak
Om een verdachte schuldig te laten verklaren beantwoordt de rechter procesmatige (formele) en inhoudelijke (materiële) vragen
Procesmatige vragen:
- Is de dagvaarding geldig uitgereikt?
- Is de rechter bevoegd over de voorgelegde zaak te oordelen?
- Mag de officier van justitie de zaak (nog) vervolgen?
- Is er reden om de zaak te schorsen?
Inhoudelijke vragen:
- Is het ten laste gelegde feit geheel bewezen?
- Levert het bewezen feit een strafbaar feit op?
- Is de dader strafbaar
- Welke straf moet worden opgelegd?
Juryrechtspraak: groep mensen (zonder juridische opleiding) oordeelt of een verdachte schuldig is of niet
Voordelen:
- juryleden kunnen zich beter in de verdachte of het slachtoffer inleven
- voelen aan hoe er in de samenleving wordt gedacht over criminaliteit
nadelen:
- juryleden hebben minder inzicht in het maatschappelijk belang op de lange termijn voor bepaalde veroordelingen
- juryleden zijn makkelijker te beïnvloeden → leiden door gevoel


H7 criminaliteit en straf

Par 1. Straf
Strafmaat: bepaling van de soort straf en de hoogte ervan
→ gebaseerd op Wetboek van Strafrecht waarin de max. straf staat
o er wordt gekeken naar de omstandigheden waaronder het strafbare feit gepleegd is
o is er sprake van recidive? (eerder veroordelingen)
soorten straf
- hoofdstraf
- strafrechtelijke maatregelen
- bijkomende straffen
hoofdstraffen
- geldboete: 370 – 740.000 deze wordt vervangen door hechtenis als hij niet betaald wordt
- vrijheidsstraf
- taakstraf; alternatieve straf → opvoedende werking
kan ipv. vrijheidsstraf → 6maanden
→ leer/ werkstraf: max. 240 uur
o werkstraf: onbetaalde arbeid
o leerstraf: cursus of training
van elke hoofdstraf kan een deel voorwaardelijk worden opgelegd
bijkomende straffen; naast de hoofdstraf een extra straf
- inname rijbewijs
- uit beroep zetting
- etc.
maatregelen
→ dader beschermen tegen zichzelf en de samenleving
→ wanneer deze niet of verminder toerekeningsvatbaar
- Tbs : terbeschikkingstelling
Voor 2 jaar, met een mogelijke verlening (gem. 6 jaar)
- Pluk ze-wet; ontnemen van door misdaad verkregen geld of goederen

Par 2. Waarom straffen we?
De keuze die de rechter maakt is een afweging tussen de gepleegde daad en het mogelijk gevolg van de straf
Motieven om een dader te straffen
- Vergelding
- Preventie
- Resocialisatie
- Beveiliging van de samenleving
- Handhaving van de rechtsorde
- Genoegdoening aan het slachtoffer
- Kosten
- Cellentekort
Reclassering
- Leger des Heils primair gericht op respectievelijk
- Stichting Verslavingsreclassering GGZ dak- en thuislozen en verslaafden
- Reclassering Nederland gericht op maatschappelijke (her)inpassing
Uitvoer taakstraffen
Bij de uitvoering van werk- en leerstraffen houdt de reclassering toezicht
Hieronder valt het voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van onder meer:
- Dienstverleningsprojecten als herstelwerkzaamheden in de buurt of werken in een revalidatiecentrum
- Dader-slachtofferleertrajecten om daders na te laten denken over het effect van hun daad worden zij geconfronteerd met hun slachtoffers
- De Cursus Alcohol en Verkeer voor dronken rijders

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden


H1 wat is criminaliteit (3.2 massamedia)
Crimineel gedrag: verzamelnaam voor alles waarbij mensen rechtsregels overtreden die de overheid namens de samenleving stelt
Basis van een regel → waarde: principe dat mensen belangrijk vinden om na te streven
(eer, vrijheid, gelijkwaardigheid etc.)
Norm: gedragsregels
- Religieus (zondagsrust)
- Moreel (mensenrecht)
- Fatsoen (opstaan in bus voor oudere)
- Recht (wetgeving)
→ overtreding → normoverschrijdend gedrag
1. Onmaatschappelijk gedrag (bikini over straat)
2. Crimineel gedrag: door de overheid (als rechtsregels in rechtsbronnen) strafbaar gesteld gedrag (= delict)
Rechtsbronnen: belangrijke waarden vertegenwoordigd door normen die als rechtsregels zijn
vastgelegd in rechtsbronnen als wetten, gemeentelijke verordeningen etc.
→ gelden voor iedereen
Bijv. jurisprudentie: geheel aan rechterlijke uitspraken (om conflict op te lossen wordt er gekeken naar eerdere rechtszaken)
Functies rechtsregels:
- Rechtszekerheid
- Orde
- Onafhankelijke rechtspraak → rechtsgelijkheid
- Voorkomen van conflicten
Rechtsregels veranderen (Wetboek van Strafrecht)
- Afwijkende normen en waarden van de maatschappij
→ door aanpassing zullen meer mensen zich eraan houden omdat het aansluit bij eigen opvattingen
- Samenleving is complexer geworden
→ meer regels
Rechtsregels zijn tijd- en plaatsgebonden (land)

Par 2. Criminaliteit:
1. Strafrechtelijk → elk door de overheid bij wet strafbaar gesteld gedrag (=delict)
2. Gewone spreektaal → alle misdrijven die in de wet omschreven staan
Misdrijven Overtredingen
Ernstige strafbare feiten Minder ernstige strafbare feiten
Max 30 jaar vrijheidsstraf of levenslang Max 1 jaar hechtenis
Licht → politierechter
Zwaar → meervoudige kamer (= rechtbank met 3 rechters) kantonrechter

Justitiële documentatie (opvolger strafblad)
- Misdrijven waarvoor je veroordeeld bent
- Misdrijven waarvoor je verdacht bent geweest
- Overtredingen alleen:
- als een rechter een vrijheidsstraf en/ of taakstraf heeft opgelegd
- als de opgelegde boete minimaal €100,- was
criminalisering: het strafbaar worden van bepaald gedrag
decriminalisering
soorten criminaliteit/ delicten:
- delicten tegen openbare orde en gezag (uitschelden van politieagent)
- gewelddelicten
- vermogensdelicten (diefstal)
- seksuele delicten
- verkeersdelicten
- drugsdelicten
- economische delicten, omschreven in de Wet economische delicten (het verkopen van vlees met te veel sulfiet)
- milieudelicten
vaak vallen deze in meerdere categorieën
andere indeling:
- veelvoorkomende criminaliteit (kleine criminaliteit) ; fietsendiefstal, winkeldiefstal etc.
- zware criminaliteit; moord, inbraak etc.
georganiseerde criminaliteit: groep tot organisatie die op meerdere gebieden actief zijn

par3. Criminaliteit als maatschappelijk probleem
→ van alle tijden
Hoog op de publieke agenda
De huidige dominante cultuur vraagt om individuele vrijheid, maar ook om veel veiligheid
Gevolgen criminaliteit:
Materiële schade:
- Directe financiële schade aan burgers, bedrijven en de overheid.
- Indirecte financiële schade (bv bij winkeldiefstal; schade wordt aan klant doorberekent en de verzekeringspremies stijgen)
- Kosten voor bestrijding van criminaliteit, zowel door de overheid als door burgers en bedrijven
Immateriële schade:
- Gevoelens van onveiligheid
- Problemen door inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit (bij geweld, lichamelijke delicten) of op de persoonlijke levenssfeer ;psychische klachten
- ‘vermijdingsgedrag’ (bv. ‘s avonds niet meer over straat durven)
- Psychosomatische problemen (angst, slaap- en concentratieproblemen)
- Aantasting van het rechtsgevoel van mensen
Actief bestrijden
Actoren:
- Particuliere initiatieven; burgerwachten
- Bedrijven; bewakingsdiensten
- Maatschappelijke instellingen/ organisaties
- Daders= reclassering (hulpverlening aan (ex)gedetineerden, begeleiden taakstraf)
- Slachtoffers (zie hulp)
Hoofdtaken reclassering:
1. Hulpverlening aan mensen die met justitie in aanraking zijn gekomen. Als iemand is opgepakt licht de reclassering de school, werk en familie in. En helpt ook bij studie- en relatieproblemen en bij terugkeer in de samenleving
2. Onderzoek en voorlichting over de achtergronden van een verdachte ten behoeve van officier van justitie en rechter. De reclassering beschrijft in een rapport de persoonlijke situatie van de verdachte
3. Het voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van taakstraffen. Dit kan een werkstraf zijn waarbij ze geconfronteerd worden met de mogelijke gevolgen van hun gedrag
Rechten van slachtoffers:
1. Recht op informatie
2. Spreekrecht (duidelijk maken wat de gevolgen zijn)
3. Recht op schadevergoeding, kan de schade niet op de veroordeelde verhaald worden
→ Schadefonds Geweldsmisdrijven
Hulp:
- Slachtofferhulp
- Blijf- van- mijn lijf (huiselijk geweld), opvang
- Meldpunt Discriminatie
- Stichting tegen Zinloos Geweld


H2 Hoe veilig is Nederland
Meten van criminaliteit ; methodologie
- Kwantitatieve methoden:
Groot aantal gegevens wordt verzameld of grote groepen mensen worden aangevraagd waarna het onderzochte in procenten kan worden uitgedrukt
- Cijfermatig/ enquêtes
- Kwalitatief onderzoek:
Als er meer diepgaande info nodig is. Er wordt gebruik gemaakt van diepte- interviews met daders, slachtoffers, betrokkenen; diepgaande informatie over een beperkte doelgroep
→ beeld geven van de meningen, ervaringen, behoeften van een bepaalde doelgroep
- Interviews (open vragen)

Goed onderzoek:
1. Betrouwbaarheid: gegevens berusten niet op toeval
2. Validiteit: onderzoek meet precies datgene dat het moet meten
3. Generaliseerbaarheid: heeft betrekking op de mate waarin een onderzoek als algemeen geldig kan worden beschouwd
Politie- en rechtbankstatistieken
→ politiestatistieken: alleen beeld over geregistreerde vorm (aangiften, of door politie zelf ontdekte misdrijven)
Getallen geven maar een beperkt beeld
1. Politiestatistieken
- Meet geregistreerde misdaad (aangifte en politieonderzoek)
- Niet compleet
a) Mensen doen niet altijd aangifte
b) Delicten niet ontdekt
c) Nadruk op zichtbare delicten
2. Rechtbankstatistieken
- Veel politiezaken komen niet voor de rechter door sepot of transactie

Onbetrouwbaarheid
a) selectieve opsporing: meer controle = hogere cijfers, zware misdaad veel onderzocht
b) Toename wetten
c) Subjectieve beoordeling: mishandeling of doodslag?
3. Slachtofferenquêtes
- Niet-geregistreerde criminaliteit (dark figure)
- Anoniem
- Geeft ook gegevens over risico’s voor bevolkingsgroep
Nadelen:
- Niet iedereen wordt bevraagd
- Seksuele delicten worden verzwegen
- Subjectieve meting
- Alleen veelvoorkomende delicten want steekproef te klein voor moord
- Slachtofferloze criminaliteit (hard rijden etc.)
Rechtbankstatistieken ook niet volledig beeld
→ niet alle strafzaken komen voor de rechter
Moeilijk te bepalen of criminaliteit toe- of afneemt:
- Selectieve opsporing
- Toename van regels en wetten
- … p 24
Daderenquêtes: self report studies
→ er wordt aan mensen gevraagd of zij bepaalde misdrijven hebben gepleegd
Kwantitatief onderzoek: dmv. Enquêtes cijfers baseren
Kwalitatief onderzoek: bijv. te weten willen komen wat een gevoel van onveiligheid voor mensen
betekent → diepteinterviews
Kenmerk: open vraagstelling (de geïnterviewde zoveel mogelijk aan het woord laten)

Par2. Beeldvorming → media → generaliserend en stereotiep beeld van criminaliteit
Mn. Zware criminaliteit: kijkcijfers, commerciële belangen
Mbt referentiekader!
Hoog bij Telefgraaflezers
Kenmerken:
1. Beeld dat criminaliteit vooral met geweld te maken heeft
2. Beeld dat het aandeel van de zware criminaliteit groot is

Par3. Criminaliteit vroeger en nu
P29 lange termijn ontwikkelingen
Toename criminaliteit → verband met maatschappelijke ontwikkelingen in de samenleving
- Afnemend gezag van de overheid. De overheid kan niet meer automatisch rekenen op respect van de burger → moet ze verdienen
- Afnemende betekenis van het maatschappelijk middenveld (school, kerk, vereniging) als gevolg van de individualisering.
→ minder sociale controle (eerder doorlopen bij een vechtpartij)
- Vervaging maatschappelijke normen en waarden (onder meer door de verminderde betekenis van kerken, levensbeschouwing en ideologie)
o Ontzuiling
o Secularisatie (losmaken van de cultuur)
- Sterk toegenomen welvaart → meer diefstal (er valt meer te halen)
- De afgenomen pak- en strafkans
Pakkans: kans dat een strafbaar feit wordt opgemerkt en je wordt opgepakt
- Toegenomen werkloosheid
- Technologische ontwikkelingen (digitaliseringen internet)
→ nieuwe criminele mogelijkheden
- Internationalisering: biedt meer mogelijkheden (komst van buitenlandse criminelen, drugs)
Ontwikkelingen
vermogensdelicten gedaald door betere beveiliging
geweldsmisdrijven toegenomen door verandering samenleving ( veel uitgaansgeweld → gevolg van de gestegen welvaart en toegenomen alcohol consumptie)
vermogensdelicten afgenomen → roofovervallen en winkeldiefstal toegenomen
toename geweld door betere beveiliging (onder bedreiging mes/ vuurwapen pincode invoeren)
ook is er sprake van andere registratie → roofoverval nu niet alleen als vermogensdelict maar ook als geweldsdelict geregistreerd
stijging onveiligheidsgevoelens
oorzaak: toename geweld


Hoofdstuk 3. Oorzaken criminaliteit

Par1. Wie is crimineel?
Verschillen mbt. criminaliteit:
• Geslacht
• Leeftijd
• Maatschappelijke positie
• Etnische afkomst
• Locatie
Geslacht
- Voornamelijk mannen
- Vrouwen vaak minder ernstige delicten
- Toename vrouwen op crimineel gebied
Leeftijd
- Vooral in de adolescentieperiode (16-23jaar) worden er delicten gepleegd
- Mn. Diefstal
Verklaringen oververtegenwoordiging van jeugdige delinquentie:
o Opzoeken van grenzen en overschrijden maatschappelijke normen hoort bij het opgroeien
o Veel jongeren worden geconfronteerd met veel sociale problemen → verlies band samenleving
o Segregatie vergroot de kans om met politie en justitie in aanraking te komen
→ iemand heeft geen kans op een normale baan
→ uitgesloten van economisch leven
→ geen perspectief op mobiliteit en maatschappelijke participatie
Veel aandacht voor jogneren om ervoor te zorgen dat zij een diploma moeten behalen
Maatschappelijke positie
- Vooral mensen met een lagere maatschappelijke positie
- Werkloze mensen worden vaker aangehouden
- Witteboordencriminaliteit: vermogensdelicten als belastingontduiking en verduistering
→ vooral in de hogere klasse en middenklasse
Etnische afkomst
- Mn. Allochtonen mbt. diefstal/ drugs
- Allochtonen maken zich weinig schuldig aan discriminerend gedrag /fraude
Opvallende verschijnselen
- Jeugdcriminelen: autochtonen en allochtonen evenveel
- Allochtonen vormen niet één groep
→ Marokkaanse en Antilliaanse jongens vaker in aanraking dan andere etnische groepen
oververtegenwoordiging 2e generatie allochtonen
(ouders veel lager mbt. landelijk gemiddelde)
- De meeste allochtonen behoren tot een lagere maatschappelijke klasse
Locatie
- Inwoners van grote steden plegen vaker delicten
→ hier wonen:
1. Meer kansarme jongeren
2. Is er minder sociale controle
3. Meer gelegenheid tot criminaliteit

Par. 2 Criminologie: de wetenschap van bij wet strafbaar gestelde gedragingen en reactie van de maatschappij
Beschrijvende criminologie: richt zich op de aard, omvang, spreiding en ontwikkeling van crimineel gedrag
Theoretische criminologie: probeert crimineel gedrag te verklaren
3 soorten benaderingen:
1. Microniveau: verklaring van criminaliteit uit de individuele situatie en motieven van mensen
- Biologische factoren
- Psychologische factoren
2. Midden- of mesoniveau: benadering vanuit het individu in relatie tot zijn directe leefomgeving
- Sociaalpsychologische factoren
3. Macroniveau: theorieën die criminaliteit bekijken vanuit structurele en culturele kenmerken
van samenlevingen als geheel
criminaliteit als maatschappelijk verschijnsel
- Sociologische factoren
Biologische en psychologische verklaringen
op microniveau is de kernvraag: zijn er verschillen tussen criminele en niet-criminele mensen? En waarom vertoont de een het wel en de ander niet?
5% van de jongeren hoort tot persiste delinquenten: vaker crimineel gedrag vertonen en vaker
ernstige delicten plegen
Onderzoek naar daders:
1. Genetische en neurofysiologische kenmerken
Welke rol spelen de erfelijke factoren?
2. Cognitieve en functionele persoonlijkheidskenmerken
kenmerken als impulsiviteit, sensatiezucht, extravert gedrag en een lage intelligentie kunnen criminaliteit veroorzaken → psychische stoornissen vergroot de kans op probleemgedrag (afgebroken schoolopleiding, verbroken relatie, slechte maatschappelijke vooruitzichten)
Risicofactoren:
- Gezin
- School hoe zorgen omgevingsfactoren ervoor dat erfelijke factoren zich negatief
- Buurt ontwikkelen?
- Vrienden
Sociaalpsychologische verklaringen
- Normvervaging door ontbreken correctie grensverleggend gedrag
- Criminelen vaak weinig liefde thuis gekregen (slaan of negeren)
Op mesonieveau worden verklaringen gezocht in de directe sociale omgeving van de delinquenten
→ als er problemen optreden in de primaire (gezin) en secundaire (school, vrienden, vereniging) socialisatie is de kans groter op crimineel gedrag
- Gezin: als ouders het gedrag van kinderen niet corrigeren kan er normvervaging ontstaan
- School: nieuwe normen als op tijd komen, aanwezig zijn etc. ook omgaan met anderen en autoriteiten (bijv. leraar) spijbelen → licht crimineel gedrag gaan vertonen
- Leeftijdsgenoten; peergroup: veel vormen van jeugdcriminaliteit komen voor in groepsverband
o Groepsdwang (doe je niet mee, lig je eruit)
o Neutralisatie: geleidelijk verdwijnen van een schuldgevoel → er is niets mis met hun gedrag → ontkenning van eigen verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag
- Conflicten tussen dominante cultuur en bepaalde subculturen binnen Nederlandse samenleving kunnen leiden tot normatief en crimineel gedrag
- Achterstandswijk: grote kans op crimineel gedrag
→ minder aandacht voor het publieke eigendom
→ gebrekkige sociale controle
- Kerk en vereniging → minder criminaliteit
Sociologische verklaringen
Criminaliteit in genen (voorloper discutabele frenologie= criminaliteit aan uiterlijk zien)
Aangeleerd gedrag: kopiëren gezin, vrienden en buurt (geen afwijking)
Macroniveau → maatschappelijke omstandigheden en ontwikkeling waarop mensen weinig invloed hebben (H2)
→ te maken met maatschappelijke ongelijkheid
Alleen als maatschappelijke ongelijkheid leidt tot sociale desintegratie of tot sociale onrechtvaardigheid kans groter op crimineel gedrag
Sociale desintegratie: mensen voelen zich niet langer verbonden met de samenleving
P44

Par 3. Theorieën over criminaliteit
Sociobiologische theorie
Onderzoek naar de evolutionaire oorsprong van sociaal gedrag bij dieren incl. de mens (sociobiologie)
- In hoeverre is crimineel gedrag aangeboren en hangt dit samen met biologische factoren?
Aangeleerd- gedragtheorie
- Crimineel gedrag wordt aangeleerd
→ gezin, buurt, vrienden zijn bepalend
- Geen afwijkende persoonlijkheidskenmerken
- Dezelfde doelen, alleen verkeerd gedrag aangeleerd om ze te bereiken
Gelegenheidstheorie
- Gebaseerd op rationele keuzetheorie
- De meest gunstige optie kiezen
- Het niveau van criminaliteit wordt bepaald door de aanwezigheid van potentiële daders, geschikte doelwitten en de afwezigheid van voldoende sociale bewaking
→ de gelegenheid maakt de dief
Anomietheorie (anomie= vormloosheid)
- Verklaring wordt gezocht in maatschappelijke ongelijkheid
- Iedereen wil zo hoog mogelijk op de maatschappelijke ladder komen te staan maar door gebrek aan erkende en wettige middelen lukt dat niet iedereen
→ reactie: acceptatie/ vlucht in niet- legitieme middelen
Etiketteringstheorie/ stigmatiseringstheorie
- Sociale afwijzing is de oorzaak van crimineel gedrag
- Etiket crimineel → mensen gaan zich hiernaar gedragen
Bindings- of integratietheorie
- Band met familie, vrienden etc. vormen ‘remmen’ op de criminele neiging
- Band ontbreekt → sneller onmaatschappelijk en crimineel gedrag
- Herstel van banden → minder criminaliteit
Socialecontroletheorie
- Sancties (formeel, en informeel;ouders)
- Hoe minder de informele sociale controle, hoe slechter de relatie met ouders, des te meer kans op criminaliteit
- Verschil met bindingstheorie:
Socialecontroletheorie legt meer nadruk op de gevolgen van slechte bindingen (gebrekkige sociale controle). Bij de Bindingstheorie zijn die slechte relaties zelf de verklaring


H4 De Rechtsstaat

Par1 grondbeginselen
Sociaal contract
Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat de overheidsmacht niet wordt misbruikt, maar de overheid moet ook kunnen rekenen op gehoorzaamheid en erkenning van haar gezag
→ soort onderlinge afspraak
Overheid heeft geweldsmonopolie om de maatschappij te handhaven
Taak overheid de binnen de rechtsstaat:
- Rechtshandhaving: de wet bepaald wat burgers wel en niet mogen
- Rechtsbescherming: de wet beschermt burgers tegen willekeur van de overheid
→ individuele vrijheid garanderen
Beginselen van de rechtsstaat:
- Politieke machtenscheiding
- Overheid is gebonden aan de wet
- De onafhankelijke rechter beslist in geschillen tussen burgers onderling en burgers en de overheid
- Grond- of vrijheidsrechten zijn in de wet omschreven en gewaarborgd
Beginselen of uitgaanspunten staan in de grondwet en in internationale verdragen
- EVRM (Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens)
- UVRM (Universele Verklaring van Rechten van de Mens)
→ maatstaaf om machtsmisbruik door een overheid te controleren
→ morele intentieverklaring; geen juridische consequenties

Par 2. Rechtsstaat en criminaliteit
De uitgangspunten van de rechtsstaat gelden niet alleen voor strafrecht (ook bijv. voor staatsrecht, bestuursrecht etc. )
Mbt. criminaliteit:
Machtenscheiding
wetgevende macht → regering en parlement
wetten maken op het gebied van strafrecht (Wetboek van Strafrecht) of drugs
(Opiumwet)
Uitvoerende macht → regering; in werkelijkheid door ambtenaren
belangrijkste taak: opsporen van strafbare feiten en het vervolgen van
verdachten → OM verantwoordelijk
(alle officieren van justitie samen)
OM wordt geholpen door politie en buitengewone opsporingsambtenaren;
Spoorwegpolitie, Milieupolitie, SIOD, FIOD, AIVD (p59)
verantwoordelijk voor het werk van OM en een deel van het werk van de
politie is de minister van Justitie
politie heeft twee bazen; burgemeester en minister van Binnenlandse Zaken
Rechterlijke macht → onpartijdige rechters die onafhankelijk zijn van regering en parlement.
Onafhankelijke rechters; belangrijkste voorwaarde: trias politica
- Een rechter wordt voor het leven benoemd.
- Een rechter kan niet worden ontslagen door de regering of het parlement. Als hij zelf een misdrijf begaat beslist de Hoge Raad hierover
- De rechtspositie, zoals o.a. Het salaris, is bij wet geregeld
- Het aantal rechters staat in elke rechtszaak van te voren vast
Overheid is gebonden aan wettelijke regels → Wetboek van Strafrecht
- Legaliteitsbeginsel; alleen worden gestraft voor iets wat in de wet strafbaar is gesteld
- Maximumstraf is per delict wettelijk vastgelegd
- Ne bis in idem-regel; wanneer een rechter in een zaak een onherroepelijke uitspraak heeft gedaan, kan de betrokkene niet voor hetzelfde strafbare feit voor een tweede keer worden vervolgd. Zelfs nadat bijv. door DNA-onderzoek, een vrijgesproken verdachte toch de dader blijkt te zijn
- Geen straf zonder schuld; bijv bij ontoerekeningsvatbaarheid
- Verjaring; voor minder ernstige feiten die pas na een paar jaar ontdekt worden kun je niet meer gestraft worden
Strafproces
P61

Par 3. Dilemma van de rechtsstaat
→ de botsende belangen van rechtsbescherming en rechtshandhaving
→ we willen beschermd worden tegen criminaliteit maar willen ook dat de overheid onze vrijheden respecteert
→ discussie: hoeveel vrijheid willen we opofferen ten gunste van de criminaliteitbestrijding
Afgeleiden
- Mag de overheid zomaar alle burgers dwingen DNA af te staan om daardoor opsporing van misdadigers te vergemakkelijken?
- mag de overheid bijv. zomaar info opvragen als telefonie en internetgegevens of is da in strijd met het recht op privacy?
Voorbeelden p 64 en 65

Par 4. Klassenjustitie: wanneer het sociale milieu een rol speelt bij de opsporing, vervolging en
berechting van verdachten
→ bij OM, politie en rechter
1886 Wetboek van Strafrecht:
- iedereen is gelijk voor de wet
- iedereen heeft recht op een eerlijk proces
politie: mensen uit duurdere buurten worden milder behandeld dan mensen uit een lagere sociale
klasse en uit etnische minderheidsgroepen
Deze mensen hebben ook een grote kans om door de officier van justitie vervolgd te worden
vaker voorarrest bij lagere sociale klasse, drugsverslaafden en recidivisten (mensen die al eens eerder veroordeeld zijn)
rechters leggen een zwaardere straf op bij
- mensen uit lagere milieus
- recidivisten
- werklozen
- allochtonen
redenen:
- verdachten uit betere kringen zijn beter in staat hun belangen te behartigen (weten beter wat hun rechten zijn, begrijpen juridische formuleringen beter etc.)
- officier van justitie en rechters komen zelf vaak uit betere kringen (hogere en middenklasse)
- ‘zelfde taal’ → beter begrijpen
- Eerder oordelen obv. Vooroordelen en stereotypen bij verdachten uit sociale milieus die zij minder goed kennen
→ selffulfilling prophecy: politie, OM en rechters verwachten crimineel gedrag bij bepaalde
bevolkingsgroepen en handelen daar vervolgens naar


H5 overheidsbeleid
steeds vaker roep om veiligheid
→ criminaliteitsbestrijding geplaatst binnen een integraal veiligheidsbeleid
Centraal in het beleid staat het voorkomen en reduceren van criminaliteit en overlast
→ strafrecht alleen toegepast als andere maatregelen niet werken
Nieuw: burgers betrekken en medeverantwoordelijk houden voor preventie van criminaliteit
Veiligheidsbeleid kent een tweesporenbeleid
→ afhankelijk van de soort criminaliteit wordt bekeken welke preventieve maatregelen er mogelijk zijn of waar het spoor van repressie moet worden gevolgd
Preventie: vóór het delict heeft plaatsgevonden
voorbeelden:
- Versterking van de (sociale) controle (conducteurs, bewakingsdienst in winkelcentra)
- Voorlichting (inbraak, scholen; actief antispijbelbeleid)
- Aanpassing van de bebouwde omgeving (losse stoeptegels verwijderen etc. ter bevordering van de ‘sociale veiligheid’)
- Structurele maatregelen → zorgen voor goede scholing en werkgelegenheid
Repressie → optreden als de criminaliteit al heeft plaatsgevonden
Soorten beleid:
- Opsporingsbeleid; politie en justitie beslissen welke vormen van misdaad de meeste aandacht
van de politiek krijgen en hoe deze delicten zullen worden opgespoord
→ maatregelen die de pakkans vergroten
- Vervolgingsbeleid; het voor de rechter brengen van een verdachte
→ geeft aan welke delicten worden vervolgd en welke op een andere manier worden afgehandeld (transactie)
- Gevangenisbeleid
- Nieuwe wetgeving
- Preventief beleid
Ontwikkelingen mbt. veiligheid
- Uitbreiding van bevoegdheden
→ vroegsporing / proactivering van de opsporingspraktijk: wetsovertreders opsporen zonder dat er sprake is van een verdachte
- Toegenomen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
→ door vroegsporing worden burgerlijke vrijheden beperkt
- Het in elkaar schuiven van criminaliteitsbeleid en de bestrijding van overlast (bijv. preventief fouilleren)

Par 2. Criminaliteitsbeleid in de praktijk
Veel voorkomende criminaliteit → Commissie Roethof
→ Preventieprojecten ondersteund door minister van Justitie
Projecten hebben 3 pijlers:
- Intensivering van het functionele toezicht
- Versterking van de binding van daders met de samenleving
- Verbeteren en herinrichten van de gebouwde omgeving
Nadruk: voorkomen van veelvoorkomende criminaliteit
Repressieve mogelijkheden: lik-op-stukbeleid
→ nadruk op herstellen van de ontstane schade (taak- of werkstraf)
Maatregelen winkelier (preventief)
- Technische maatregelen (camera’s spiegels etc.)
- Meer winkel- en bewakingspersoneel in dienst
- Betere training en motivatie van het personeel
Maatregelen overheid winkels (repressief)
- Stimulatie van winkeliers die een stil alarm gebruiken → directe verbinding met politie
- Zwaardere aanpak heling
- Optellen van kleine zaken tegen veelplegers → sneller en langer vastzitten
Jeugdcriminaliteit
→ nadruk op het voorkomen dat jeugdige daders uitgroeien tot criminelen
- Overtredingen en misdrijven door jongeren onder de 18 → Kinderrechter
Zware delicten : 16-18 jarigen → kan volwassenenstrafrecht worden toegepast
- Jongeren die voor het eerst in aanraking komen met politie
→ Bureau Halt
→ taakstraf
→ niet voor rechter (alleen bij veelvoorkomende criminaliteit )

Voordeel: positief afgeronde Halt-afdoening wordt niet opgenomen in de justitiële
documentatie, alleen in de politieregisters
- Werkgelegenheidsprojecten moeten jongeren perspectief bieden, zodat zij beter zijn gewapend tegen ‘verleiding van het snelle geld’
Georganiseerde criminaliteit → politie en justitie hebben meer opsporingsbevoegdheden gekregen (inkijkoperaties, infiltranten, informanten betalen)
Kroongetuigen: getuigen van een verdachte tegen een ander tegen strafvermindering
→ loopt deze gevaar: ‘programma voor beschermde getuigen’
Terrorisme
→ aanpak van radicalisering en rekrutisering
Info gewonnen door → AIVD (Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst)
→ MIVD (Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst)
Olv. Minister van Defensie
Gegevens van belang voor opsporing en vervolging van strafbare feiten
→ medegedeeld aan OM→ geeft politie opdracht om mogelijke terroristen op te sporen/ aan te houden
Witteboordencriminaliteit
→ vorm van criminaliteit gepleegd door een persoon uit een hoger milieu, met een hoge status (fraude, belastingontduiking etc.)
→ moeilijk te vervolgen
- Controlemogelijkheden gering
- Gebrek aan kennis van de politie
→ Banken moeten nu als gevolg van de wettelijk geregelde informatieplicht alle gegevens over spaarrenten aan de FIOD (Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst)
→ Wet Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) die casino’s banken, levensverzekeraars etc. verplicht ongebruikelijke transacties te melden

Par 3. Politieke visies
Criminaliteit heeft zowel met maatschappelijke omstandigheden als met gedrag en verantwoordelijkheid van individuen te maken
Linkse partijen: nadruk op de oorzaak van criminaliteit
Rechtse partijen: meer nadruk op de verantwoordelijkheid van de individuele dader voor zijn gedrag
Beleid
links: nemen van preventieve maatregelen en verbetering van maatschappelijke omstandigheden
van mensen
Rechts: benadrukken van het handhaven van rechtsregels en het belang van waarden en normen
→ repressieve roep om meer politie en cellen
PvdA
- Samenleving moet duidelijke grenzen stellen en misdaad bestraffen
- Normen moeten duidelijk zijn en iedereen moet het ook eens zijn over de waard ervan , anders zijn de regels niet te handhaven (= pragmatistmoralistische visie)
- Iedereen heeft perspectief nodig dat hij of zij kan deelnemen aan de samenleving
- Doel: een sociaal rechtvaardige samenleving
VVD
- Belang van rechtsregels; een zo groot mogelijke vrijheid voor burgers
- Partij keert zich tegen normverloedering
- Wil strengere straffen bij (veelvoorkomende) criminaliteit
CDA
- Belang van gezin, school en maatschappelijk middenveld bij het voorkomen van criminaliteit
→ wijzen op waarden en normen en respect voor anderen
→ strijd tegen normvervaging
- Wil permanente maatschappelijke discussie over normen en waarden
SP
- Criminaliteit moet lokaal aangepakt worden
- Pleit voor een sterke binding van de politie met de gemeenten waarin zij werkt
- Capaciteit bij politie en justitie moet worden vergroot → georganiseerde (internationale) criminaliteit aanpakken


H6 Opsporen, vervolgen en berechten
Strafproces:
Misdrijf → dader opsporen → verzamelen van bewijs → proces- verbaal → OM → besluit tot wel
of geen vervolging (rechte vonnis van de rechter
Belangrijkste taken politie:
- Handhaving openbare orde
- Hulpverlening
- Opsporing en aanhouding van verdachten en het verzamelen van bewijsmateriaal
Opsporing → bij een objectief, redelijk vermoeden
Vroegsporing: voorbereiding van strafbare feiten opsporen
→ de wens van de politie om in een zo vroeg mogelijk stadium op te treden botst soms met de grondwettelijke bescherming van de persoonlijke vrijheid
→ de concrete zaak levert te weinig grondslag om vrijheidsbeneming te rechtvaardigen
Bevoegdheden bij opsporing vastgelegd in Wetboek van Strafvordering en de Politiewet
Geen toestemming vooraf van officier van justitie:
- Verdachte staande houden (vragen naar personalia → niet verplicht)
- Verdachte aanhouden/ arresteren; iemand wordt verdacht van een strafbaar feit; mag ook door burgers maar ze moeten de gearresteerde zo spoedig mogelijk aan politie overleveren
→ naar hulpofficier gebracht
- Fouilleren
- In beslag namen (bewijsmateriaal)
- Vrijheid benemen
o Max 6 uur waarbij tussen 0.00 en 09.00 niet meetelt
o In deze 6 uur alleen foto’s of vingerafdrukken om de verdachte te kunnen identificeren
o Bij misdrijven waarbij tenminste 4jaar gevangenisstraf op staat mag de politie een verdachte langer vasthouden (3dagen met mogelijke verlenging van 3dagen)
→ goedkeuring door (hulp)officier van justitie
o Daarna nog 104 dagen (hechtenis) waarvan de eerste 2 weken (inbewaringselling) goedkeuring nodig is van de rechter-commissaris en voor de overige tijd (gevangenhouding) goedkeuring van een rechtbank
Wel toestemming vooraf van officier van justitie
- Huiszoeking; machtiging tot binnentreden nodig
- Inzetten van infiltranten (undercoveragenten die ongemerkt een misdaadorganisatie binnendrinken om info over die organisatie te verzamelen)
- Uitvoeren van inkijkoperaties (om te kijken of er strafbare feiten worden gepleegd od het plaatsen van bugs en taps om af te kunnen luisteren)
- Gecontroleerde doorvoer (om meer zicht te krijgen op een criminele organisatie)
- Pinformanten geld betalen (leden van een misdaadorganisatie of mensen die ermee in contact staan, die de politie in ruil voor geld de waarheid vertellen)
- Preventief fouilleren (veiligheidsrisicogebieden als uitgaanscentra etc.)

Par 2 officier van justitie
→ leiding opsporingsonderzoek
Vervolging: zaak voor de rechter
OM= alle officier van justitie bij elkaar
Officier van justitie kan
- Seponeren
- Transactievoorstel aanbieden
- Vervolgen en dus dagvaarden
Seponeren
- Onvoldoende bewijs/ verdachte is niet strafbaar
→ technisch sepot
- Opportuniteitsbeginsel: vervolging is niet in algemeen belang
→ beleidssepot
- Klein vergrijp of verdachte is al genoeg gestraft
→ beleidssepot
Voorwaardelijk sepot: voorwaarden verbonden aan het seponeren
→ anders alsnog voor de rechter
Transactie / schikking
→ geldboete/ taakstraf; weigering, alsnog voor rechter
Komt veel voor zodat er meer tijd is voor zware misdrijven
Als de maximale vrijheidsstraf niet hoger dan 6 jaar is mag het OM zelf:
- Taakstraf tot 180 uur
- Geldboete
- Onttrekking aan het verkeer
- Ontzegging rijbevoegdheid (max. 6 maanden)
Verschil transactie: dit is verplicht, je hebt hier geen keuze
Officier van justitie mag geen vrijheidsstraf (hechtenis of gevangenisstraf) opleggen omdat dit in strijd is met de trias politica
Dagvaarden: verdachte voor de rechter brengen

Par. 3 De rechter
Organisatie van het strafrecht
Rechtbank (9)
- Kantonrechter
o Mn. Huur- en arbeidsgeschillen
o Gebied van strafrecht mn. Overtredingen
- Politierechter
o Lichtere en simpele misdrijven (vernieling, winkeldiefstal)
o “enkelvoudige kamer” ; politierechter spreekt alléén recht
o Mag max. 1 jaar vrijheidsstraf opleggen
- Meervoudige kamer ; 3 rechters
o Ernstige, meer ingewikkelde misdrijven
o Na 2 weken uitspraak vanwege complexiteit van veel zaken
- Kinderrechter
o Overtredingen en misdrijven door jongeren (12 tot 18jaar)
o Niet openbaar (bescherming jongeren)
o OM houdt rekening met de leeftijd
o Zware misdrijven bij 16 tot 18jarigen kunnen volgens het volwassenenstrafrecht behandeld worden
o Kinderen onder 12 jaar kunnen niet worden berecht
→ niet-strafrechtelijke maatregelen als gezinsvoogdij
-> Als de verdachte het niet eens is met de uitspraak kan hij/zij in hoger beroep gaan
→ bij gerechtshof (5) → De hele zaak wordt dan overnieuw gedaan
-> Ook het OM kan in hoger beroep als het de straf te laat vindt
Hoge Raad: hoogste rechtscollege
- rechtspreken met 3 of 5 rechtsheren
- Cassatie: Kijkt of het recht goed is toegepast (bij hoger beroep)
- Concludeert de Hoge Raad dat het recht niet goed is toegepast wordt de zaak verwezen naar een ander gerechtshof
Arrest: uitspraak van de Hoge Raad
Rechtseenheid en rechtszekerheid bieden dmv. Cassatie en jurisprudentie
Rechtszaak
- Openbaar
- Aanvang; verdachte krijg dagvaarding (oproep waarvan je verdacht bent, tijdstip van de zitting etc.)
Een rechtszaak bestaat uit 8 stappen
1. Opening; de rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte. De verdachte krijgt te horen dat hij goed moet opletten en niet verplicht is tot antwoorden
2. Aanklacht; officier van justitie leest de tenlastelegging/ aanklacht voor
3. Onderzoek; de rechter begint aan het eigenlijke onderzoek naar het eventuele bewijs voor de aanklacht. Behalve het proces-verbaal van de politie maakt hij vaak gebruik van getuigen en is de mogelijkheid om allerlei deskundigen te ondervragen. Deze mogen door de partijen worden opgeroepen en ondervraagd. Zij staan onder eden en zijn verplicht de waarheid te spreken
4. Verhoor; verdachte mag zelf een verklaring afleggen waarna een ondervraging van de rechter, officier van justitie, en zijn eigen advocaat volgt. De verdachte staat niet onder ede
5. Requisitoir; verhaal van de officier van justitie waarin hij probeert aan te tonen dat de verdachte schuldig is en de rechter vraagt een bepaalde straf op te leggen (de eis)
6. Pleidooi; de advocaat verdedigd de verdachte. Hij zal proberen aan te tonen dat er te weinig bewijsmateriaal is of verzachtende omstandigheden aanvoeren. De officier van justitie mag hierop antwoorden waarop de advocaat daar ook nog op mag reageren
7. Laatste woord; de verdachte kan spijt betuigen, zijn onschuld benadrukken of aangeven hoeveel schade hij zal ondervinden van een eventuele straf
8. Vonnis; de uitspraak
Om een verdachte schuldig te laten verklaren beantwoordt de rechter procesmatige (formele) en inhoudelijke (materiële) vragen
Procesmatige vragen:
- Is de dagvaarding geldig uitgereikt?
- Is de rechter bevoegd over de voorgelegde zaak te oordelen?
- Mag de officier van justitie de zaak (nog) vervolgen?
- Is er reden om de zaak te schorsen?
Inhoudelijke vragen:
- Is het ten laste gelegde feit geheel bewezen?
- Levert het bewezen feit een strafbaar feit op?
- Is de dader strafbaar
- Welke straf moet worden opgelegd?
Juryrechtspraak: groep mensen (zonder juridische opleiding) oordeelt of een verdachte schuldig is of niet
Voordelen:
- juryleden kunnen zich beter in de verdachte of het slachtoffer inleven
- voelen aan hoe er in de samenleving wordt gedacht over criminaliteit
nadelen:
- juryleden hebben minder inzicht in het maatschappelijk belang op de lange termijn voor bepaalde veroordelingen
- juryleden zijn makkelijker te beïnvloeden → leiden door gevoel


H7 criminaliteit en straf

Par 1. Straf
Strafmaat: bepaling van de soort straf en de hoogte ervan
→ gebaseerd op Wetboek van Strafrecht waarin de max. straf staat
o er wordt gekeken naar de omstandigheden waaronder het strafbare feit gepleegd is
o is er sprake van recidive? (eerder veroordelingen)
soorten straf
- hoofdstraf
- strafrechtelijke maatregelen
- bijkomende straffen
hoofdstraffen
- geldboete: 370 – 740.000 deze wordt vervangen door hechtenis als hij niet betaald wordt
- vrijheidsstraf
- taakstraf; alternatieve straf → opvoedende werking
kan ipv. vrijheidsstraf → 6maanden
→ leer/ werkstraf: max. 240 uur
o werkstraf: onbetaalde arbeid
o leerstraf: cursus of training
van elke hoofdstraf kan een deel voorwaardelijk worden opgelegd
bijkomende straffen; naast de hoofdstraf een extra straf
- inname rijbewijs
- uit beroep zetting
- etc.
maatregelen
→ dader beschermen tegen zichzelf en de samenleving
→ wanneer deze niet of verminder toerekeningsvatbaar
- Tbs : terbeschikkingstelling
Voor 2 jaar, met een mogelijke verlening (gem. 6 jaar)
- Pluk ze-wet; ontnemen van door misdaad verkregen geld of goederen

Par 2. Waarom straffen we?
De keuze die de rechter maakt is een afweging tussen de gepleegde daad en het mogelijk gevolg van de straf
Motieven om een dader te straffen
- Vergelding
- Preventie
- Resocialisatie
- Beveiliging van de samenleving
- Handhaving van de rechtsorde
- Genoegdoening aan het slachtoffer
- Kosten
- Cellentekort
Reclassering
- Leger des Heils primair gericht op respectievelijk
- Stichting Verslavingsreclassering GGZ dak- en thuislozen en verslaafden
- Reclassering Nederland gericht op maatschappelijke (her)inpassing
Uitvoer taakstraffen
Bij de uitvoering van werk- en leerstraffen houdt de reclassering toezicht
Hieronder valt het voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van onder meer:
- Dienstverleningsprojecten als herstelwerkzaamheden in de buurt of werken in een revalidatiecentrum
- Dader-slachtofferleertrajecten om daders na te laten denken over het effect van hun daad worden zij geconfronteerd met hun slachtoffers
- De Cursus Alcohol en Verkeer voor dronken rijders

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.