Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 5 t/m 8

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3650 woorden
  • 25 augustus 2002
  • 46 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
46 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
ANW SAMENVATTING HOOFDSTUK 5 Over bevolking. 5.1 Bevolkingsgroei
Om de omvang van de bevolking te voorspellen zijn er 2 soorten groei erg belangrijk. Lineaire groei: bepaalde grootheid groeit steeds met een vast bedrag. Exponentiele groei: een toename met een vast percentage. Met een rekenmodel kun je voorspellingen doen over de bevolkingsgrootte. Thomas Malthus hield zich bezig met de groei van de Engelse bevolking. Hij rekende uit dat de bevolking zich iedere 25 jaar zou verdubbelen, en dat was alleen mogelijk als de voedselproductie dat ook zou doen. Malthus dacht dat als er meer voedsel verbouwd zou worden, er weer een toename van de bevolking zou komen. Gevolg van dat  hongersnood, epidemieën, voedseloorlog. Hij kreeg wel gelijk, er kwam een aardappelziekte in Ierland. Nu zijn er veel meer inwoners dan Malthus zou kunnen voorzien, en er is meer dan voldoende voedsel voor iedereen. Twee dingen kon hij niet voorzien:  technische ontwikkeling  sociale factoren
Het model van Malthus is beperkt omdat technologische en sociale vernieuwingen niet zijn voorzien. De wereldbevolking groeit met 90 miljoen per jaar. De Verenigde Naties houden zich bezig met de verwachte groei van de wereldbevolking. Het is niet voorspelbaar, omdat *hoeveel kinderen mensen over 25 jaar krijgen, *hoeveel aan aids of nu nog onbekende ziekte zullen sterven, *immigratie, emigratie. Ondanks het gebruik van computers blijft het betrouwbaarheidsgehalte van cijfer over de wereldbevolking laag. 5.2 Grenzen aan de groei

Club van Rome  in 1972 lanceerde een internationale groep van 50 vooraanstaande industriëlen en geleerden een rapport over de toekomst van de wereld. De opdracht was: onderling afhankelijk en wisselwerking tussen 5 variabelen op wereldschaal in kaart brengen. 1. bevolkingsgroei 2. voedselproductie 3. industrialisatie
4. uitputting natuurlijke hulpbronnen
5. milieuvervuiling
De Club van Rome heeft de bewustwording over de toekomst van de aarde sterk vergroot. Aardolie is er heel veel, er is voor nog 40 jaar aardolie, als de productie gelijk blijft. Er zijn steeds nieuwe boringen. Technische ontwikkelingen en nieuwe uitvindingen maken modellen die voorspellingen doen over het opraken van grondstoffen ongeldig. Mensen van nu zijn meer milieubewuster, dat komt door de Club van Rome en milieu-activisten. Duurzaamheid  duurzame ontwikkeling bevredigt de vraag van deze tijd, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties aan te tasten. Voorbeeld duurzaam proces = windmolens, zonnecollectoren en recycling. Toekomstvoorspellingen worden achterhaald door technische vooruitgang en menselijke inventiviteit. Iedereen heeft het recht om zich gemotoriseerd te verplaatsen. Autorijden is niet duurzaam, maar dat wordt steeds beter. Brandstof  alcohol uit suikerhoudende landbouwproducten. Dat is schoner dan benzine en dieselolie. Nieuwe auto’s hebben driewegkatalysator  onderdeel van de uitlaat dat schadelijke stoffen uit de verbrandingsstoffen verwijdert. Al het verkeer en luchtverkeer = luchtverontreiniging. Luchtverkeer  kerosine is goedkoop en er is geluidsoverlast. Voordelen openbaar vervoer: • Openbaar vervoer maakt spaarzaam gebruik van ruimte en energie. • Er is relatief weinig vervuiling • Veiligheid is groter dan in een auto
5.3 Meer voedsel
Duizenden jaren gelden waren er de eerste landbouwers. Zij ontdekten dat landbouw en veeteelt veel effectiever was om aan voedsel te komen dan jagen en verzamelen. Maar planten hadden voedsel nodig. En omdat de landbouwgrond steeds uitgeput raakte, trokken ze verder naar nieuw grond, brandde dat plat en ploegde het as onder  zo kregen ze vruchtbare grond. Later strooiden ze ook mest van dieren, gestampte botten en zeewier erover om de grond vruchtbaar te houden. Bij fotosynthese zetten planten zonlicht om in chemische energie. Dat maakt deel uit van een zuurstof- of koolstofkringloop. Planten hebben water, koolstofdioxide, zonlicht en voedingsstoffen nodig. Van Helmont deed onderzoek naar de groei van planten. Hij ging onderzoeken welke elementen er nodig waren voor de groei van planten: fosfor, kalium, stikstof en zwavel (= mineralen). Von Liebig bemestte een onvruchtbaar grondgebied met delfstoffen, en de grond werd heel erg vruchtbaar. Hij werd de grondlegger van het gebruik van kunstmest. In mest moeten in ieder geval mineralen voorkomen die de elementen stikstof, fosfor en kalium bevatten. Groene revolutie  het verhogen van de opbrengst van landbouwgewassen. Sociaal gevolg van de groene revolutie: door de hoge prijs van kunstmest konden in ontwikkelingslanden alleen rijke boeren dit kopen. Arme boeren verkochten toen hun land. Groenbemesting  door uitgegroeide planten onder te ploegen, komen stikstofverbindingen in de grond, zo wordt de vruchtbaarheid van de bodem groter. De groene revolutie vergroot de opbrengst van de landbouw, maar maakt boeren afhankelijk van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. 5.4 Duurzame ontwikkeling
Kringloop: mest van vee wordt op bouwland gebruikt, en die mest weer veevoer voor dier produceert, komt er van buitenaf weinig mest. Deze balans is verstoort door intensieve veehouderij. Er wordt voer van buiten het bedrijf gebruikt, waardoor er een mestoverschot komt. Uitspoeling  buiten bereik van plantenwortels, hebben mineralen geen nut. Deze komen in het oppervlakte water en in grondwater terecht. De mineralen kringloop wordt onderbroken door plaatselijke overschotten aan natuurlijke mest en door het gebruik van kunstmest. Het mestprobleem is te beperken door: • Aantal dieren te verkleinen • Verplicht een mineralenboekhouding bijhouden. (doel  tot een evenwicht komen tussen wat aan fosfaten en nitraten binnenkomt en naar buiten gaat in een bedrijf.) Varkenspest  *aanslag inkomen bij boeren, *producten worden duurder, en dus concurrentiepositie wordt slechter. Vermindering van de veestapel en gecontroleerde mineralenstromen maken het mogelijk het mestoverschot te verkleinen. Er zijn twee soorten manieren om een boerderij te runnen: • Ecologisch  geheel zonder gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest. • Geïntegreerd  er wordt met allen moderne technologie gewerkt, en zo laag mogelijk gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Dit is het begin van de duurzame bedrijfssystemen. Biologische boeren  werken aan een betere afzetstructuur, lagere prijs voor biologische producten en efficiëntere bedrijfsvoering. Compost  gedeeltelijk verteerde plantenresten. Het gebeurd op een natuurlijke manier. Het is het prototype van kringloopmateriaal. Bestrijding: • Chemisch  tasten milieu aan, en soms ook de gezondheid. • Biologisch  tasten milieu niet aan, o Dieren worden losgelaten in kas
o Feromonen: reukstof waarmee de boer insecten vangt en ze onvruchtbaar maakt. Duurzame landbouw is mogelijk door integratie van landbouw en veeteelt, grondverbetering en vermindering van het gebruik van chemische middelen. * * * * * * * * * * ANW SAMENVATTING HOOFDSTUK 6 Het zonnestelsel. 6.1 Dagen, maanden, jaren
De maan, zon en sterren bewegen van oost naar west. De maan draait langzamer dan de sterren. De maan draait in 29 ½ dag om de aarde. Schijngestalten  vormen die de maan aanneemt. Alleen de kant van de maan die verlicht is door de zon, zien wij. De aarde draait in 1 jaar om de zon. De aarde draait in 24 uur om haar as. De maan draait in 29 ½ dag om de aarde en samen draaien ze in een jaar rondom de zon. Zonnewijzer  stok in de grond, de stand van de zon en de schaduw was het tijdstip. Kalenders zijn ontstaan om afspraken, verjaardagen en feestdagen vast te stellen. Twee soorten kalenders: 1. Maan  beweging van de maan, en de schijngestalten. 2. Zon  zon legt duur van een jaar aan. Zonnejaar  in 365,25 dagen beweegt de aarde 1 keer om de zon. Schrikkeljaar  eens in de 4 jaar, zodat kalenders goed lopen. Ieder dorp had vroeger zijn eigen tijd, omdat in ieder dorp de zon op een ander tijdstip opkwam. Toen werd de tijd gestandaardiseerd door spoorwegen, technische ontwikkelingen en radiotechnologie (ontvangers en zenders). Jetlag  je biologische klok is verstoort. De tijdrekening en de kalender zijn afgeleid van de beweging van de zon en de maan aan de hemel. Technische ontwikkelingen hebben een grote rol gespeeld in de standaardisering van de tijd. 6.2 Aarde, zon en maan
Zomer warmer  langer licht, en zon staat hoog aan de hemel, dus is er een grote invalshoek voor het zonlicht. De seizoenen zijn er vanwege de aardas, omdat die in 23,5° staat. De seizoenen ontstaan doordat de aarde in 1 jaar om de zon draait, waarbij de aardas steeds in dezelfde richting blijft wijzen. Getij wisseling van stijgen (vloed) en dalen (eb). Wisseling van getij is van belang voor zwemmers en scheepvaart. Een getij duurt 12 uur en 25 minuten. En wordt veroorzaakt door de maan. De maan en aarde oefenen een aantrekkingskracht op elkaar uit, de zwaartekracht. Getij krachten proberen de aarde in een eivorm uit te rekken. Bij het aardoppervlak lukt dat niet, bij het water wel. Eb en vloed ontstaan door de zwaartekracht van de maan. Een getij periode duurt 12 uur en 25 minuten. Zonsverduistering  De maan staat precies tussen de aarde en de zon. Duurt maar 7 minuten. Terwijl de maan om de aarde beweegt, gebeurd het soms dat zij voor de zon schuift en zonlicht tegenhoudt. Maansverduistering  De aarde staat precies tussen de maan en de zon in. De volle maan staat in de schaduw van de aarde. Zonlicht kan de maan niet meer bereiken. Zoiets duurt ongeveer 45 minuten. Gedeeltelijke verduistering  Zon of maan slechts een deel verduisterd. Zonsverduisteringen ontstaan als de maan precies tussen de zon en de aarde instaat. De maan wordt verduisterd als de aarde precies tussen de zon en man instaat. 6.3 Het zonnestelsel

Om de zon draaien 9 planeten. Om de planeten soms manen. Verschil planeten  grootte, massa, temperatuur en aantal manen. We hebben het zonnestelsel kunnen herkennen d.m.v. de ontwikkeling van de ruimtevaart. Komeet  stof en ijs. Bewegen in langgerekte banen om de zon. Komen ze in de buurt van de zon, dan verdampt het ijs, waardoor er een staart ontstaat. Meteoor  stofjes en steentjes uit de ruimte botsten met grote snelheid tegen de dampkring. Luchtwrijving van de atmosfeer is zo groot, dat er een lichtflits is. Meteorieten  als sommige stukken door de dampkring heen gaan en op aarde terecht komen. Ons zonnestelsel bestaat uit 9 planeten die om de zon draaien. Om de meeste planeten draaien manen. Daarnaast zijn er nog talloze kometen en planetoïden. Het zonnestelsel is ontstaan uit een enorme wolk van gas en stof, die langzaam door de zwaartekracht zijn samengetrokken. De vorm is een platte schijf. Het meeste materiaal kwam terecht in het midden  de zon. Meer naar buiten ontstonden plaatselijke verdichtingen  planeten. Het hele heelal is opgebouwd uit diezelfde bouwstenen (atomen) als alles hier op aarde. Het zonnestelsel is ontstaan uit een zich samentrekkende gaswolk. Daarom bestaat alles in het zonnestelsel uit dezelfde atomen. Buiten het zonnestelsel zijn: Sterrenhemel  als je denkbeeldige lijnen trekt tussen de sterren, ontstaan er figuren, de sterrebeelden. Sterren  de zon is een ster, van gemiddelde grootte. Sommige sterren zijn groter dan de zon, andere kleiner. Sterren geven licht, dus zijn ze heet. Dat komt omdat de sterren zo groot zijn, de zwaartekracht ook groot is. Gevolg  in het binnenste is de druk en temperatuur zo hoog. Sterren bestaan uit gloeiend hete gassen. Lichtjaar  Afstand die licht in 1 jaar aflegt. Sterren zijn grote, zeer hete gasbollen die licht uitzenden. De zon is een ster van gemiddelde grootte. 6.4 Beter waarnemen
Je pupillen veranderen door de lichtinval. Is er veel licht, zijn je pupillen klein. Telescoop  vergrootglas dat invallend licht bundelt. Er wordt veel licht opgevangen. Tegenwoordig wordt licht gebundeld door een hol geslepen spiegel  constructie sterker en waarneming scherper. Telescopen vergroten en vangen veel meer licht op dan het oog. Zo worden ook zwakke sterren zichtbaar. Door de sterren aan de hemel te fotograferen, was het mogelijk waarnemingen te vergelijken en de sterrenhemel te bestuderen. Fototoestel vangt op 2 manieren meer licht op negatief: • Grotere lensopening • De sluiter langer open laten staan. Foto’s leggen waarnemingen vast. Lange belichtingstijden maken meer zichtbaar. Uit het spectrum van sterren is een samenstelling en temperatuur te bepalen. De computer kan in hoog tempo veel informatie halen uit waarnemingen. Maar het is lastig en tijdrovend om foto’s om te zetten in computerbestanden. CCD-chip  ontstaan omdat er vraag was naar een snellere en nauwkeuriger techniek om waarnemingen op te slaan. Waarnemingen op chip zijn direct op te slaan als computerbestand. Zeer eenvoudiger en sneller om waarnemingen te bestuderen. De CCD komt ook voor in digitale camera’s en videocamera’s. Met een CCD-chip kinnen waarnemingen nauwkeuriger en rechtstreeks met de computer worden bewerkt. * * * * * * * * * * ANW SAMENVATTING HOOFDSTUK 7 Leven op aarde. 7.1 Een leefbare planeet
Aarde is precies goed voor leven  goede temperatuur, stromend water, goede atmosfeer, goede afstand tot de zon. Alleen aarde heeft vloeibaar water. Door leven daalde het gehalte koolstofdioxide in de atmosfeer en steeg de hoeveelheid water. De atmosfeer houdt op op ongeveer 150 km hoogte, want daarboven kunnen satellieten cirkelen rond de aarde. De ozonlaag bevindt zich op 30 km hoogte. Zon  Geeft veel licht af, UV-straling. De atmosfeer absorbeert de straling in de ozonlaag. De aardatmosfeer beschermt, omdat: • hij schadelijke straling tegenhoudt (dus UV-straling) • hij een soort ‘paraplu’ is voor ruimtepuin
Zonne-energie  ¼ teruggekaatst naar de ruimte, ¾ om atmosfeer en oppervlakte te beschermen. Zonne-energie verspreidt zich over de hele oppervlakte van de aarde via de atmosfeer en oceanen. Waterkringloop  water verdampt boven de oceaan. Wolken gaan richting land, en daar regent het. De regen loopt via rivieren weer terug naar de oceaan. De atmosfeer beschermt het leven op aarde tegen schadelijke straling. Water transporteert langs twee wegen zonne-energie over het hele aardoppervlak. Biosfeer  dun schilletje aan het oppervlak van de aarde waarin leven voorkomt. Bestaat uit het aardoppervlak en de luchtlagen. Kringloop  steeds voortgaande (terug) verplaatsing van stoffen. Biosphere II  Kas met daarin dezelfde werking als de echte biosfeer, voor onderzoek. Het leven op aarde hangt samen met kringlopen die zich afspelen in de biosfeer. 7.2 Grenzen aan de temperatuur
Om water te verdampen, is energie nodig. Deze energie wordt in de vorm van warmte onttrokken aan de lucht. Zolang er water kan verdampen, zal de temperatuurstijging minder groot worden. Koude lucht bevat mindere waterdamp dan warme lucht. Koelt de lucht af, dan ontstaan druppeltjes en wordt de warmte aan de lucht afgegeven. Daardoor is de temperatuurdaling minder groot. Oceaan als koelelement  oceanen nemen warmte uit de lucht om het zeewater te verwarmen. Het verwarmde zeewater stroomt naar poolgebieden en koelt het zeewater af en geeft warmte aan de lucht af  oceanen als verwarmingselement. Water op aarde remt het stijgen en dalen van de temperatuur. IJstijd  rotsblokken van teruggetrokken gletsjers. Uit het smeltende ijs kwam het losgewrikte en meegevoerde puin liggen. Dus vroeger was het veel kouder, zodat gletsjers konden uitbreiden. Door natuurlijke oorzaken verandert het klimaat op aarde regelmatig, zowel op korte als op lange termijn. Klimaatmodellen  zijn computerprogramma’s waarin met allerlei invloeden op het klimaat wordt gerekend. Zijn van politiek en economisch belang. Invloeden  zonnestraling, samenstelling van de atmosfeer, ligging van de oceaanstromen, natuurlijke rampen (vulkaanuitbarsting). Klimaatveranderingen zijn lastig te voorspellen omdat natuurlijke en menselijke invloeden niet goed uit elkaar te houden zijn. 7.3 Modellen om te voorspellen
Fossiele brandstoffen  Bomen slaan zonne-energie op. Bij het verbranden van hout, komt zonne-energie vrij. Laat je het hout liggen, gaat het rotten, en dan komt bij het rottingsproces energie vrij. Soms is dit proces niet helemaal gedaan en blijft de energie opgeslagen. Daaruit zijn de fossiele brandstoffen ontstaan  steenkool, aardolie en aardgas. Olie-equivalent  opgeslagen energie in steenkool, aardolie en aardgas vergelijken met andere energiebronnen. Niet-fossiele brandstoffen  kernenergie, zonne-energie en windenergie. De wereldeconomie is afhankelijk van de beschikbaarheid van fossiele brandstoffen. Als je weet hoeveel steenkool, aardolie en aardgas verbruikt wordt per jaar en hoeveel voorraad er is, weet je wanneer deze brandstoffen op zijn. Er komen steeds nieuwe boringen en worden reserves opgewaardeerd. Modellen kunnen voorspellen wanneer fossiele brandstoffen op zijn. Dat hangt af van de bevolkingsomvang, het welvaartspeil en de omvang van de bewezen voorraden. Duurzame energiebronnen  wind, zon, water. Alleen met deze energiebronnen is de energiecrisis opgelost. Er wordt op dit moment heel veel kernenergie gebruikt, en dat is niet duurzaam. Energiebesparing  geeft uitstel van de energiecrisis en beperkt de uitstoot van vervuilde stoffen. Het is een kwestie van gedrag en techniek. Door de bevolkingsgroei en toegenomen welvaart, zijn we meer energie gaan gebruiken. Kosten en technische problemen belemmeren toepassing van duurzame energiebronnen. 7.4 Menselijke invloed op de biosfeer
De ozon neemt UV-straling op en valt daardoor uiteen in zuurstofmoleculen en zuurstofatomen. Omgekeerd kan zuurstofmoleculen en zuurstofatomen opnieuw ozon vormen. Er wordt evenveel ozon afgebroken als er wordt gevormd. Door CFK’s (bv in koelkasten) wordt de ozonlaag dunner. CFK’s versnellen de afbraak van de ozonlaag. Wereldwijde maatregelen werken de afbraak tegen. Modellen voorspellen het effect van CFK-beperking. Temperatuur op aarde omhoog door: • Tussenijstijd • Gevolgen van menselijke activiteit. De temperatuur ging samen met de koolstofdioxidegehalte omhoog, en er was toen ook nog een industriële revolutie. De atmosfeer warmt op, en de gevolgen zijn: • Het zeewater zet uit en de poolkappen smelten. Nederland zal onder water komen te liggen. • Verschuiving van klimaatzones. • Andere loop van de oceaanstroming. Menselijke activiteit brengt meer koolstofdioxide in de atmosfeer. Het is onbekend of dit veel invloed heeft op de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde. Andere oorzaken zijn niet uitgesloten. Onderzoekers gaan ervan uit dat instroom zonne-energie gelijk blijft en de uitstoot van de broeikasgassen ook. Zo worden modellen gebruikt om uit te reken uit hoeveel broeikasgassen in de atmosfeer komen en wat dat als gevolg heeft voor de temperatuur. Maar nog blijven modellen onbetrouwbaar. We hebben ook niet genoeg kennis over het weer van vroeger. Broeikasmodellen hebben nog maar een geringe voorspellende waarde. Verder technisch en wetenschappelijk onderzoek is nodig. * * * * * * * * * *
ANW SAMENVATTING HOOFDSTUK 8 Geheimtaal van het leven. 8.1 De jacht op het DNA
Gregor Mendel ontdekte via proeven met planten dat je een eigenschap geheel erft of niet erft. Alles of niets. Zo’n erfelijke eigenschap heet een gen. Er waren twee problemen: • De informatiedrager van DNA moet zich bij elke deling kopiëren. Dat was wel duidelijk. Maar hoe? was het probleem. • Hoe precies de erfelijke boodschappen in het DNA zijn opgeslagen was een ander probleem. De oplossing zit in de typische structuur van het DNA. De structuur van het DNA vormde de sleutel tot het raadsel van erfelijkheid. James Watson en Francis Crick gingen samen onderzoek doen naar DNA. Linus Pauling (winnaar 2 Nobelprijzen, maar niet voor DNA) en Rosalind Franklin met haar collega Maurice Wilkins ook. Watson en Crick gingen een speelgoedmodel van DNA maken, het werd een spiraal. Rosalind vond dit niet goed, en de twee werden van het DNA-onderzoek afgehaald. Een jaarlater had Pauling een artikel in een tijdschrift gezet met het model wat Watson en Crick hadden gemaakt. En Rosalind had röntgenopnames waar inderdaad DNA als spiraal op stond. Watson en Crick maakten een nieuw model. De basen werden A, T, C en G. Het DNA-molecuul is een chemische kopieermachine. Dit molecuul bevat erfelijke eigenschappen. In 1962 kregen Watson en Crick de Nobelprijs en deelde die met Wilkins. Rosalind was 4 jaar eerder overleden. Het DNA-molecuul heeft de vorm van een dubbele spiraal. Beide helften van de spiraal worden aan elkaar gekoppeld door de vaste basenparen A-T en C-G. DNA kopieert zich. DNA-spiraal is losgekoppeld en wordt een enkele spiraal. Dit wordt weer aan elkaar gemaakt, en er ontstaat weer een dubbele spiraal. Hormonen  besturen alle processen in het lichaam. Onmisbare schakel bij de totstandkoming van de erfelijke eigenschappen. DNA is drager van de code voor de opbouw van alle levensvormen. 8.2 Weten of niet-weten
Elk gen bevat een DNA-code voor 1 erfelijke eigenschap. Ook zit in een gen de erfelijke afwijking, die je kan bepalen via de DNA. Mutatie  verandering in het DNA van het gen. Mutaties zijn niet per sé slecht. Doktoren kunnen afwijkingen tijdens de zwangerschap ontdekken: • Vlokkentest : er wordt via de vagina placenta opgezogen • Vruchtwaterpunctie : er wordt vruchtwater opgezogen via een naald door de buikwand. DNA-diagnostiek is het onderzoek naar schrijffouten in de erfelijke code. Huntington  ziekte die je kunt krijgen tussen je 30e en 50e levensjaar. Je krijgt rare stemmingen, en doet steeds vreemder. Je gaat rare bewegingen maken en wordt dement. Daarna overlijd je aan deze ziekte. Als je deze ziekte hebt, is de kans 50% dat je kind het ook hebt. Heb je deze gen, dan krijg je gegarandeerd deze ziekte. DNA-diagnostiek kan mensen voor grote dilemma’s plaatsen. Je hebt het recht om te weten wat er met je mankeert, maar ook het recht om het niet te weten. Verzekeraars en werkgevers zijn wel nieuwsgierig naar of je een erfelijke ziekte hebt of niet. Kennis van DNA afwijkingen hoeft niet altijd aan anderen bekendgemaakt te worden. 8.3 Genetische manipulatie
Micro-organismen zijn verantwoordelijk voor het gisten van brood, wijn en bier. Taal van erfelijke is voor alle levende wezens hetzelfde. Genetische manipulatie is het opzettelijk wijzigen van DNA. Je kunt met genetische manipulatie planten kruizen  genen van het ene soort zijn opgenomen in het DNA van een ander soort. Soja  Monsanto had iets bedacht om de soja te laten groeien en de onkruid daarbij te verdelgen. Greenpeace is daar tegen. Door DNA-modificatie kunnen erfelijke eigenschappen van dieren, planten en de mens veranderd worden. Via gentherapie kunnen ziektes worden genezen. Doktoren maken geen gebruik van zaadcellen en eicellen, want anders wordt voor altijd de nieuwe (slechte) eigenschap doorgegeven aan het nageslacht. Er bestaat een discussie over de gevaren van en ethische bezwaren tegen biotechnologie. Deze discussie zal nooit ophouden. Genetische manipulatie dwingt de samenleving tot het vaststellen van een nieuwe ethiek. 8.4 Voorbij het jaar 2000
Het Human Genome Organisation (HUGO) bestaat uit 1000 wetenschappers uit 30 landen die verenigd zijn en willen alle menselijke genen met hun DNA-letters in z’n geheel uitschrijven. Onderzoek bestaat uit drie delen: 1. In kaart brengen van de 80 000 genen op de 23 chromosomenparen. 2. Het maken van een ‘fysieke kaart’, waarbij om de 100 000 basen van het DNA een vlaggetje wordt gezet. 3. Het ‘sequenzen’ : bepaling van de juiste basen op volgorde van het menselijke DNA. Als HUGO daarmee klaar is, dan zullen de onderzoekers de informatie over de werking van het DNA in onze chromosomen beter begrijpen
Rond 2005 zijn alle genen van de mens bekend. Die kennis is veel geld waard. Tweelingen  eeneiige tweelingen zijn ontstaan uit dezelfde bevruchte eicel. Hetzelfde DNA en dezelfde genetische aanleg. Maar de invloed van buitenaf bepaalt ook hun uiterlijk en gedrag. DNA-chip  nieuwe technologie waarbij je zeer snel en zeer goedkoop heel veel DNA-letters tegelijk kunt lezen. De ontwikkeling van een individu is veranderlijk en onvoorspelbaar binnen de grenzen van erfelijke mogelijkheden. Dolly  gekloonde schaap. Wat bijzonder aan Dolly is, is dat ze een kloon is van een volwassen dier. Voordeel van het gebruik van volwassen dieren, is dat je veel sneller een kudde identieke dieren kunt ‘fokken’met nieuwe transgene eigenschappen. Daarom kun je ook mensen klonen, maar dat is in alle landen wettelijk verboden. Biotechnologie heeft de mogelijkheid al het leven te manipuleren. Voor veel mensen een beangstigend toekomstbeeld.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.