Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3 DNA: het management van je cellen

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1335 woorden
  • 31 mei 2011
  • 48 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
48 keer beoordeeld

HOOFDSTUK 3 DNA: het management van je cellen

In de kern van een cel ligt de informatie voor erfelijke eigenschappen opgeslagen (het DNA)

Ribosomen (zijn organellen) in een cellen rijgen aminozuren aan elkaar tot eiwitten in een volgorde die bepaald wordt door het m(essenger)-RNA, ook wel eiwitsynthese genoemd

§ 3.1 DNA: geheimtaal?

Je lichaam is opgebouwd uit 5 x 1013 cellen, elke cel heeft een kern, met daarin DNA.

DNA is de afkorting van het Engelse deoxyribonucleic acid, het heet zo omdat de kern van een cel zure eigenschappen heeft.


In het DNA wordt de erfelijke aanleg van organismen (eigenschappen) in codevorm vastgelegd.

Het DNA in de kern van de cel is verdeeld over 46 chromosomen.

Een chromosoom is één groot DNA-molecuul en een aantal eiwitten (histonen) die voor de stevigheid van het molecuul zorgen.

Chromosomen in een celkern bestaan elk uit één groot DNA-molecuul plus een aantal eiwitten. In het DNA-molecuul ligt in codevorm de erfelijke informatie opgeslagen.

Chromosoom: bestaat uit een DNA-molecuul en histonen

Spiralisatie: DNA-moleculen worden voor een celdeling opgerold tot chromosomen

Door spiralisatie is verdeling van de DNA-moleculen over twee celkernen goed mogelijk

Normaal zijn de DNA-moleculen niet gespiraliseerd zodat het DNA kan worden afgelezen voor de celprocessen.

Dubbele helix: vorm van DNA, moleculaire wenteltrap, elke helft van de helix bestaat uit een keten van aan elkaar gekoppelde nucleotiden.

Nucleotide: bestaat uit een fosfaatgroep en een suikermolecuul die om en om gerangschikt zijn, aan elk suikermolecuul zit een stikstofbase.

In DNA komen 4 stikstofbasen voor:

A (adenine) tegenover T


C (cytosine) tegenover G

G (guanine) tegenover C

T (thymine) tegenover A

Complementair: de ene keten van de helix is een soort spiegelbeeld van de andere keten

De volgorde waarin de stikstofbasen voorkomen in het DNA vormt de code waarmee erfelijke informatie is vastgelegd.

Een DNA-molecuul heeft de vorm van een wenteltrap, een dubbele helix. Het molecuul is opgebouwd uit nucleotiden. Elk nucleotide bestaat uit een fosfaatgroep, een suikermolecuul en een stikstofbase.

Combinaties:

Complementair met thymine = adenine

De vorm van het DNA-molecuul = dubbele helix

De suiker in DNA = deoxyribose

De treden van de DNA-wenteltrap = stikstofbasen

Zit om en om met deoxyribose = fosfaatgroep

Complementair met cytosine = guanine

Een eenheid van het DNA = nucleotide

Ongeveer 30 % van de stikstofbasen in menselijk DNA is adenine, dan bevat het dus ook 30% thymine. 100 – 60 = 40, 40 / 2 = 20 % cytosine en 20 % guanine

§ 3.2 En we noemen hem HUGO

Het DNA in een menselijke cel is verdeeld over 46 chromosomen, deze zijn in paren aanwezig: twee setjes van 23 chromosomen.


Geslachtscellen bevatten 23 chromosomen, van elk paar een.

Genoom: een complete set van chromosomen (46), bevat de complete informatie over alle eigenschappen in je lichaam, alle genen bij elkaar

Bij bevruchting komen een set van 23 chromosomen van je moeder (eicel) en een set van 23 chromosomen van je vader (zaadcel) samen

Genen: hierin is de DNA-tekst onderverdeeld, levert per gen de informatie voor een eiwit

Allelen: varianten van genen

De dubbele set chromosomen uit een cel bevat alle erfelijke informatie van een individu. Een gen is een stukje DNA dat de informatie voor één eiwit bevat, meestal bepalen meerdere eiwitten een eigenschap. Verschillende varianten van een bepaald gen heten allelen.

Haarkleur is voor een deel erfelijk bepaald. Alle erfelijke eigenschappen liggen op 46 chromosomen, gelegen in de kern van je cel. Alle eigenschappen samen vormen het menselijk genoom. Zowel van je vader als van je moeder heb je een allel voor haarkleur geërfd. Je moeder leverde bijv. het allel voor donkerblond haar, van je vader ontving je het allel voor zwart haar.

Het genoom van een bacterie bestaat uit één DNA-molecuul dat los in de cel ligt en cirkelvormig is en bestaat dus uit één chromosoom

De Human Genome Organization (HUGO) heeft alle menselijke genen (het genoom) in kaart gebracht.

§ 3.3 DNA vertaald

Cellen maken eiwitten uit de bouwstoffen aminozuren

Eiwitsynthese gebeurt aan de ribosomen

Elk eiwit heeft een eigen functie, bijv. als bouwstof, transportstof, enzymen of hormonen

Eiwitten: bestaan uit ketens van duizenden aminozuurmoleculen, verschillen door variaties in het aantal aminozuren, de aminozuurtypen (waaruit ze zijn opgebouwd) en de volgordewaarin de aminozuren aan elkaar zitten.


Er zijn 20 verschillende aminozuren beschikbaar om eiwitten op te bouwen

De informatie over de bouw van eiwitten ligt in het DNA

Aan de basis van alle menselijke eigenschappen staan eiwitten. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Er zijn oneindige veel combinaties van aminozuren mogelijk, dus ook oneindig veel verschillende eiwitten. DNA bevat de informatie voor de aanmaak van eiwitten.

Voorbeelden functies

Insuline en groeihormoon hebben als functie de communicatie tussen cellen (weefsels of organen)

Hemoglobine heeft een transportfunctie

Collageen en elastine doen als bouwstof dienst

Je hebt 20 verschillende aminozuren en een eiwit dat uit 50 aminozuren bestaat, dan kun je 2050 verschillende eiwitten bouwen

De DNA-code wordt gevormd door de nucleotiden, een combinatie van 3 stikstofbasen (triplet) is een codewoord in DNA-taal (codon).

Triplet: combinatie van drie opeenvolgende stikstofbasen

Codon: codewoord in DNA-taal, bijv. AGT

Éen triplet vormt de code voor één aminozuur in een eiwitmolecuul
bijv. AGT = serine en CGC = alanine


Er zijn 4³ = 64 mogelijke tripletten, maar dit zijn 20 aminozuren

sommige tripletten zijn dus verschillend maar houden wel hetzelfde aminozuur in

Stopcodon: triplet in een stuk DNA dat de eiwitaanmaak stopt, deze triplet codeert voor geen enkel aminozuur

RNA: is een DNA verwante stof, afschrift van een gen van een van de twee DNA-ketens, vormt zich doordat nucleotiden die complementair zijn aan het DNA aan elkaar koppelen, heeft ipv. T, de stikstofbase uracil U, heeft ipv deoxyribose, de suiker ribose, komt via de kernporiën in het grondplasma dus DNA-code RNA-code aminozuren

GCGAGCAUGUAA CGCUCGUACAUU ala-ser-met-stop

Ribosomen: organellen die de RNA-boodschap woord voor woord vertalen

Elk triplet betekent de keuze van een aminozuur, zo ontstaat een ketting met de aminozuurmoleculen in een bepaalde volgorde, in het ER en het Golgi-systeem wordt deze ketting bewerkt en op dejuiste manier gevouwen

Nonsenscode: grote stukken menselijk DNA waarvan de functie (nog) onbekend is, deze stukken coderen niet voor een eiwit

De nucleotidevolgorde in het DNA bepaald de volgorde van de aminozuren in een eiwitmolecuul.

De erfelijke code is een triplet-code: drie stikstofbasen coderen voor één aminozuur. De aanmaak van eiwitten vindt plaats met behulp van ribosomen, via RNA.

Combinaties:

Bouwstenen van eiwitmoleculen = aminozuren

Drie opeenvolgende basen = triplet


Informatie voor een eiwit = gen

De code voor één aminozuur = triplet

De letters van de DNA-code = stikstofbasen

De bouwstenen van de DNA-moleculen = nucleotiden

§ 3.4 Stabiliteit van DNA

Mutatie: verandering in de genetische informatie

Mutaties vormen de basis voor de biologische verschillen (variaties) tussen de organismen van een soort, daardoor heeft een soort meer kans om te overleven als de omstandigheden veranderen

Gen/puntmutatie: verandering op één plaats in een gen, er verandert dus 1 base in de DNA-keten

Chromosoommutatie: verandering van meerdere genen op hetzelfde chromosoom

Mutaties zijn veranderingen in DNA. Bij een puntmutatie is er één base in de DNA-keten veranderd. Bij een chromosoommutatie is een deel van een chromosoom met meerdere genen gemuteerd. Door puntmutatie ontstaan meerdere allelen van één gen.

Vaak komen mutaties niet tot uiting dit kan komen doordat bijv. naast een gemuteerd allel is er nog een gezond allel dat de mutatie overschaduwt, cellen waarin de mutatie optreedt, sterven af, de mutatie heeft plaatsgevonden in een gen of stuk DNA dat de cel niet gebruikt enz.


Reparatiemechanismen: herstelenzymen om mutaties te herstellen in het DNA

Regelgenen: genen die betrokken zijn bij de regeling van de celdeling

Tumor: gezwel, ontstaat door ongecontroleerde celdeling

Mutaties treden spontaan op. Bepaalde milieufactoren verhogen de mutatiefrequentie. Door mutaties in regelgenen kan de celdeling op hol slaan, waardoor tumoren kunnen ontstaan.

Drie manieren om mutaties in te delen:

aard puntmutaties chromosoom

erfelijk niet, in lichaamscellen wel, in voortplantingscellen

oorzaak spontaan radioactieve straling

ultraviolette straling door bepaalde chemische stoffen

§ 3.5 Goochelen met genen en mensen.

Ethiek: het denken over wat we goed of slecht vinden in het menselijk gedrag en de keuzes die je daarbij kunt maken

Waarden: idealen en motieven die in een samenleving of groep als nastrevenswaardig worden beschouwd

Normen: gedragsregels die bij de waarden horen

Met DNA-fingerprints kunnen verschillen in DNA zichtbaar gemaakt worden.

Gentherapie: therapie waarbij een defect gen wordt vervangen door een gezond gen, het gezonde gen toe wordt voegt of het defecte gen wordt remt


Bij gentherapie worden genen die een ziekte of afwijking veroorzaken vervangen of aangevuld met gezonde genen of ze worden geremd.

Witte bloedcellen, zenuwcellen, speeksel, hoofdharen en snot bevatten cellen met kernen waaruit DNA kan worden geïsoleerd, dit is dus bruikbaar voor het maken van een DNA-fingerprint

Rode bloedcellen zijn onbruikbaar omdat deze geen kern en dus geen DNA bevatten

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.