HOOFDSTUK 3 DNA: het management van je cellen
In de kern van een cel ligt de informatie voor erfelijke eigenschappen opgeslagen (het DNA)
Ribosomen (zijn organellen) in een cellen rijgen aminozuren aan elkaar tot eiwitten in een volgorde die bepaald wordt door het m(essenger)-RNA, ook wel eiwitsynthese genoemd
§ 3.1 DNA: geheimtaal?
Je lichaam is opgebouwd uit 5 x 1013 cellen, elke cel heeft een kern, met daarin DNA.
DNA is de afkorting van het Engelse deoxyribonucleic acid, het heet zo omdat de kern van een cel zure eigenschappen heeft.
In het DNA wordt de erfelijke aanleg van organismen (eigenschappen) in codevorm vastgelegd.
Het DNA in de kern van de cel is verdeeld over 46 chromosomen.
Een chromosoom is één groot DNA-molecuul en een aantal eiwitten (histonen) die voor de stevigheid van het molecuul zorgen.
Chromosomen in een celkern bestaan elk uit één groot DNA-molecuul plus een aantal eiwitten. In het DNA-molecuul ligt in codevorm de erfelijke informatie opgeslagen.
Chromosoom: bestaat uit een DNA-molecuul en histonen
Spiralisatie: DNA-moleculen worden voor een celdeling opgerold tot chromosomen
Door spiralisatie is verdeling van de DNA-moleculen over twee celkernen goed mogelijk
Normaal zijn de DNA-moleculen niet gespiraliseerd zodat het DNA kan worden afgelezen voor de celprocessen.
Dubbele helix: vorm van DNA, moleculaire wenteltrap, elke helft van de helix bestaat uit een keten van aan elkaar gekoppelde nucleotiden.
Nucleotide: bestaat uit een fosfaatgroep en een suikermolecuul die om en om gerangschikt zijn, aan elk suikermolecuul zit een stikstofbase.
In DNA komen 4 stikstofbasen voor:
A (adenine) tegenover T
C (cytosine) tegenover G
G (guanine) tegenover C
T (thymine) tegenover A
Complementair: de ene keten van de helix is een soort spiegelbeeld van de andere keten
De volgorde waarin de stikstofbasen voorkomen in het DNA vormt de code waarmee erfelijke informatie is vastgelegd.
Een DNA-molecuul heeft de vorm van een wenteltrap, een dubbele helix. Het molecuul is opgebouwd uit nucleotiden. Elk nucleotide bestaat uit een fosfaatgroep, een suikermolecuul en een stikstofbase.
Combinaties:
Complementair met thymine = adenine
De vorm van het DNA-molecuul = dubbele helix
De suiker in DNA = deoxyribose
De treden van de DNA-wenteltrap = stikstofbasen
Zit om en om met deoxyribose = fosfaatgroep
Complementair met cytosine = guanine
Een eenheid van het DNA = nucleotide
Ongeveer 30 % van de stikstofbasen in menselijk DNA is adenine, dan bevat het dus ook 30% thymine. 100 – 60 = 40, 40 / 2 = 20 % cytosine en 20 % guanine
§ 3.2 En we noemen hem HUGO
Het DNA in een menselijke cel is verdeeld over 46 chromosomen, deze zijn in paren aanwezig: twee setjes van 23 chromosomen.
Geslachtscellen bevatten 23 chromosomen, van elk paar een.
Genoom: een complete set van chromosomen (46), bevat de complete informatie over alle eigenschappen in je lichaam, alle genen bij elkaar
Bij bevruchting komen een set van 23 chromosomen van je moeder (eicel) en een set van 23 chromosomen van je vader (zaadcel) samen
Genen: hierin is de DNA-tekst onderverdeeld, levert per gen de informatie voor een eiwit
Allelen: varianten van genen
De dubbele set chromosomen uit een cel bevat alle erfelijke informatie van een individu. Een gen is een stukje DNA dat de informatie voor één eiwit bevat, meestal bepalen meerdere eiwitten een eigenschap. Verschillende varianten van een bepaald gen heten allelen.
Haarkleur is voor een deel erfelijk bepaald. Alle erfelijke eigenschappen liggen op 46 chromosomen, gelegen in de kern van je cel. Alle eigenschappen samen vormen het menselijk genoom. Zowel van je vader als van je moeder heb je een allel voor haarkleur geërfd. Je moeder leverde bijv. het allel voor donkerblond haar, van je vader ontving je het allel voor zwart haar.
Het genoom van een bacterie bestaat uit één DNA-molecuul dat los in de cel ligt en cirkelvormig is en bestaat dus uit één chromosoom
De Human Genome Organization (HUGO) heeft alle menselijke genen (het genoom) in kaart gebracht.
§ 3.3 DNA vertaald
Cellen maken eiwitten uit de bouwstoffen aminozuren
Eiwitsynthese gebeurt aan de ribosomen
Elk eiwit heeft een eigen functie, bijv. als bouwstof, transportstof, enzymen of hormonen
Eiwitten: bestaan uit ketens van duizenden aminozuurmoleculen, verschillen door variaties in het aantal aminozuren, de aminozuurtypen (waaruit ze zijn opgebouwd) en de volgordewaarin de aminozuren aan elkaar zitten.
Er zijn 20 verschillende aminozuren beschikbaar om eiwitten op te bouwen
De informatie over de bouw van eiwitten ligt in het DNA
Aan de basis van alle menselijke eigenschappen staan eiwitten. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Er zijn oneindige veel combinaties van aminozuren mogelijk, dus ook oneindig veel verschillende eiwitten. DNA bevat de informatie voor de aanmaak van eiwitten.
Voorbeelden functies
Insuline en groeihormoon hebben als functie de communicatie tussen cellen (weefsels of organen)
Hemoglobine heeft een transportfunctie
Collageen en elastine doen als bouwstof dienst
Je hebt 20 verschillende aminozuren en een eiwit dat uit 50 aminozuren bestaat, dan kun je 2050 verschillende eiwitten bouwen
De DNA-code wordt gevormd door de nucleotiden, een combinatie van 3 stikstofbasen (triplet) is een codewoord in DNA-taal (codon).
Triplet: combinatie van drie opeenvolgende stikstofbasen
Codon: codewoord in DNA-taal, bijv. AGT
Éen triplet vormt de code voor één aminozuur in een eiwitmolecuul
bijv. AGT = serine en CGC = alanine
Er zijn 4³ = 64 mogelijke tripletten, maar dit zijn 20 aminozuren
sommige tripletten zijn dus verschillend maar houden wel hetzelfde aminozuur in
Stopcodon: triplet in een stuk DNA dat de eiwitaanmaak stopt, deze triplet codeert voor geen enkel aminozuur
RNA: is een DNA verwante stof, afschrift van een gen van een van de twee DNA-ketens, vormt zich doordat nucleotiden die complementair zijn aan het DNA aan elkaar koppelen, heeft ipv. T, de stikstofbase uracil U, heeft ipv deoxyribose, de suiker ribose, komt via de kernporiën in het grondplasma dus DNA-code RNA-code aminozuren
GCGAGCAUGUAA CGCUCGUACAUU ala-ser-met-stop
Ribosomen: organellen die de RNA-boodschap woord voor woord vertalen
Elk triplet betekent de keuze van een aminozuur, zo ontstaat een ketting met de aminozuurmoleculen in een bepaalde volgorde, in het ER en het Golgi-systeem wordt deze ketting bewerkt en op dejuiste manier gevouwen
Nonsenscode: grote stukken menselijk DNA waarvan de functie (nog) onbekend is, deze stukken coderen niet voor een eiwit
De nucleotidevolgorde in het DNA bepaald de volgorde van de aminozuren in een eiwitmolecuul.
De erfelijke code is een triplet-code: drie stikstofbasen coderen voor één aminozuur. De aanmaak van eiwitten vindt plaats met behulp van ribosomen, via RNA.
Combinaties:
Bouwstenen van eiwitmoleculen = aminozuren
Drie opeenvolgende basen = triplet
Informatie voor een eiwit = gen
De code voor één aminozuur = triplet
De letters van de DNA-code = stikstofbasen
De bouwstenen van de DNA-moleculen = nucleotiden
§ 3.4 Stabiliteit van DNA
Mutatie: verandering in de genetische informatie
Mutaties vormen de basis voor de biologische verschillen (variaties) tussen de organismen van een soort, daardoor heeft een soort meer kans om te overleven als de omstandigheden veranderen
Gen/puntmutatie: verandering op één plaats in een gen, er verandert dus 1 base in de DNA-keten
Chromosoommutatie: verandering van meerdere genen op hetzelfde chromosoom
Mutaties zijn veranderingen in DNA. Bij een puntmutatie is er één base in de DNA-keten veranderd. Bij een chromosoommutatie is een deel van een chromosoom met meerdere genen gemuteerd. Door puntmutatie ontstaan meerdere allelen van één gen.
Vaak komen mutaties niet tot uiting dit kan komen doordat bijv. naast een gemuteerd allel is er nog een gezond allel dat de mutatie overschaduwt, cellen waarin de mutatie optreedt, sterven af, de mutatie heeft plaatsgevonden in een gen of stuk DNA dat de cel niet gebruikt enz.
Reparatiemechanismen: herstelenzymen om mutaties te herstellen in het DNA
Regelgenen: genen die betrokken zijn bij de regeling van de celdeling
Tumor: gezwel, ontstaat door ongecontroleerde celdeling
Mutaties treden spontaan op. Bepaalde milieufactoren verhogen de mutatiefrequentie. Door mutaties in regelgenen kan de celdeling op hol slaan, waardoor tumoren kunnen ontstaan.
Drie manieren om mutaties in te delen:
aard puntmutaties chromosoom
erfelijk niet, in lichaamscellen wel, in voortplantingscellen
oorzaak spontaan radioactieve straling
ultraviolette straling door bepaalde chemische stoffen
§ 3.5 Goochelen met genen en mensen.
Ethiek: het denken over wat we goed of slecht vinden in het menselijk gedrag en de keuzes die je daarbij kunt maken
Waarden: idealen en motieven die in een samenleving of groep als nastrevenswaardig worden beschouwd
Normen: gedragsregels die bij de waarden horen
Met DNA-fingerprints kunnen verschillen in DNA zichtbaar gemaakt worden.
Gentherapie: therapie waarbij een defect gen wordt vervangen door een gezond gen, het gezonde gen toe wordt voegt of het defecte gen wordt remt
Bij gentherapie worden genen die een ziekte of afwijking veroorzaken vervangen of aangevuld met gezonde genen of ze worden geremd.
Witte bloedcellen, zenuwcellen, speeksel, hoofdharen en snot bevatten cellen met kernen waaruit DNA kan worden geïsoleerd, dit is dus bruikbaar voor het maken van een DNA-fingerprint
Rode bloedcellen zijn onbruikbaar omdat deze geen kern en dus geen DNA bevatten
In de kern van een cel ligt de informatie voor erfelijke eigenschappen opgeslagen (het DNA)
Ribosomen (zijn organellen) in een cellen rijgen aminozuren aan elkaar tot eiwitten in een volgorde die bepaald wordt door het m(essenger)-RNA, ook wel eiwitsynthese genoemd
§ 3.1 DNA: geheimtaal?
Je lichaam is opgebouwd uit 5 x 1013 cellen, elke cel heeft een kern, met daarin DNA.
DNA is de afkorting van het Engelse deoxyribonucleic acid, het heet zo omdat de kern van een cel zure eigenschappen heeft.
Het DNA in de kern van de cel is verdeeld over 46 chromosomen.
Een chromosoom is één groot DNA-molecuul en een aantal eiwitten (histonen) die voor de stevigheid van het molecuul zorgen.
Chromosomen in een celkern bestaan elk uit één groot DNA-molecuul plus een aantal eiwitten. In het DNA-molecuul ligt in codevorm de erfelijke informatie opgeslagen.
Chromosoom: bestaat uit een DNA-molecuul en histonen
Spiralisatie: DNA-moleculen worden voor een celdeling opgerold tot chromosomen
Door spiralisatie is verdeling van de DNA-moleculen over twee celkernen goed mogelijk
Normaal zijn de DNA-moleculen niet gespiraliseerd zodat het DNA kan worden afgelezen voor de celprocessen.
Dubbele helix: vorm van DNA, moleculaire wenteltrap, elke helft van de helix bestaat uit een keten van aan elkaar gekoppelde nucleotiden.
Nucleotide: bestaat uit een fosfaatgroep en een suikermolecuul die om en om gerangschikt zijn, aan elk suikermolecuul zit een stikstofbase.
In DNA komen 4 stikstofbasen voor:
A (adenine) tegenover T
G (guanine) tegenover C
T (thymine) tegenover A
Complementair: de ene keten van de helix is een soort spiegelbeeld van de andere keten
De volgorde waarin de stikstofbasen voorkomen in het DNA vormt de code waarmee erfelijke informatie is vastgelegd.
Een DNA-molecuul heeft de vorm van een wenteltrap, een dubbele helix. Het molecuul is opgebouwd uit nucleotiden. Elk nucleotide bestaat uit een fosfaatgroep, een suikermolecuul en een stikstofbase.
Combinaties:
Complementair met thymine = adenine
De vorm van het DNA-molecuul = dubbele helix
De suiker in DNA = deoxyribose
De treden van de DNA-wenteltrap = stikstofbasen
Zit om en om met deoxyribose = fosfaatgroep
Complementair met cytosine = guanine
Een eenheid van het DNA = nucleotide
Ongeveer 30 % van de stikstofbasen in menselijk DNA is adenine, dan bevat het dus ook 30% thymine. 100 – 60 = 40, 40 / 2 = 20 % cytosine en 20 % guanine
§ 3.2 En we noemen hem HUGO
Het DNA in een menselijke cel is verdeeld over 46 chromosomen, deze zijn in paren aanwezig: twee setjes van 23 chromosomen.
Genoom: een complete set van chromosomen (46), bevat de complete informatie over alle eigenschappen in je lichaam, alle genen bij elkaar
Bij bevruchting komen een set van 23 chromosomen van je moeder (eicel) en een set van 23 chromosomen van je vader (zaadcel) samen
Genen: hierin is de DNA-tekst onderverdeeld, levert per gen de informatie voor een eiwit
Allelen: varianten van genen
De dubbele set chromosomen uit een cel bevat alle erfelijke informatie van een individu. Een gen is een stukje DNA dat de informatie voor één eiwit bevat, meestal bepalen meerdere eiwitten een eigenschap. Verschillende varianten van een bepaald gen heten allelen.
Haarkleur is voor een deel erfelijk bepaald. Alle erfelijke eigenschappen liggen op 46 chromosomen, gelegen in de kern van je cel. Alle eigenschappen samen vormen het menselijk genoom. Zowel van je vader als van je moeder heb je een allel voor haarkleur geërfd. Je moeder leverde bijv. het allel voor donkerblond haar, van je vader ontving je het allel voor zwart haar.
Het genoom van een bacterie bestaat uit één DNA-molecuul dat los in de cel ligt en cirkelvormig is en bestaat dus uit één chromosoom
De Human Genome Organization (HUGO) heeft alle menselijke genen (het genoom) in kaart gebracht.
§ 3.3 DNA vertaald
Cellen maken eiwitten uit de bouwstoffen aminozuren
Eiwitsynthese gebeurt aan de ribosomen
Elk eiwit heeft een eigen functie, bijv. als bouwstof, transportstof, enzymen of hormonen
Eiwitten: bestaan uit ketens van duizenden aminozuurmoleculen, verschillen door variaties in het aantal aminozuren, de aminozuurtypen (waaruit ze zijn opgebouwd) en de volgordewaarin de aminozuren aan elkaar zitten.
De informatie over de bouw van eiwitten ligt in het DNA
Aan de basis van alle menselijke eigenschappen staan eiwitten. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Er zijn oneindige veel combinaties van aminozuren mogelijk, dus ook oneindig veel verschillende eiwitten. DNA bevat de informatie voor de aanmaak van eiwitten.
Voorbeelden functies
Insuline en groeihormoon hebben als functie de communicatie tussen cellen (weefsels of organen)
Hemoglobine heeft een transportfunctie
Collageen en elastine doen als bouwstof dienst
Je hebt 20 verschillende aminozuren en een eiwit dat uit 50 aminozuren bestaat, dan kun je 2050 verschillende eiwitten bouwen
De DNA-code wordt gevormd door de nucleotiden, een combinatie van 3 stikstofbasen (triplet) is een codewoord in DNA-taal (codon).
Triplet: combinatie van drie opeenvolgende stikstofbasen
Codon: codewoord in DNA-taal, bijv. AGT
Éen triplet vormt de code voor één aminozuur in een eiwitmolecuul
bijv. AGT = serine en CGC = alanine
sommige tripletten zijn dus verschillend maar houden wel hetzelfde aminozuur in
Stopcodon: triplet in een stuk DNA dat de eiwitaanmaak stopt, deze triplet codeert voor geen enkel aminozuur
RNA: is een DNA verwante stof, afschrift van een gen van een van de twee DNA-ketens, vormt zich doordat nucleotiden die complementair zijn aan het DNA aan elkaar koppelen, heeft ipv. T, de stikstofbase uracil U, heeft ipv deoxyribose, de suiker ribose, komt via de kernporiën in het grondplasma dus DNA-code RNA-code aminozuren
GCGAGCAUGUAA CGCUCGUACAUU ala-ser-met-stop
Ribosomen: organellen die de RNA-boodschap woord voor woord vertalen
Elk triplet betekent de keuze van een aminozuur, zo ontstaat een ketting met de aminozuurmoleculen in een bepaalde volgorde, in het ER en het Golgi-systeem wordt deze ketting bewerkt en op dejuiste manier gevouwen
Nonsenscode: grote stukken menselijk DNA waarvan de functie (nog) onbekend is, deze stukken coderen niet voor een eiwit
De nucleotidevolgorde in het DNA bepaald de volgorde van de aminozuren in een eiwitmolecuul.
De erfelijke code is een triplet-code: drie stikstofbasen coderen voor één aminozuur. De aanmaak van eiwitten vindt plaats met behulp van ribosomen, via RNA.
Combinaties:
Bouwstenen van eiwitmoleculen = aminozuren
Drie opeenvolgende basen = triplet
De code voor één aminozuur = triplet
De letters van de DNA-code = stikstofbasen
De bouwstenen van de DNA-moleculen = nucleotiden
§ 3.4 Stabiliteit van DNA
Mutatie: verandering in de genetische informatie
Mutaties vormen de basis voor de biologische verschillen (variaties) tussen de organismen van een soort, daardoor heeft een soort meer kans om te overleven als de omstandigheden veranderen
Gen/puntmutatie: verandering op één plaats in een gen, er verandert dus 1 base in de DNA-keten
Chromosoommutatie: verandering van meerdere genen op hetzelfde chromosoom
Mutaties zijn veranderingen in DNA. Bij een puntmutatie is er één base in de DNA-keten veranderd. Bij een chromosoommutatie is een deel van een chromosoom met meerdere genen gemuteerd. Door puntmutatie ontstaan meerdere allelen van één gen.
Vaak komen mutaties niet tot uiting dit kan komen doordat bijv. naast een gemuteerd allel is er nog een gezond allel dat de mutatie overschaduwt, cellen waarin de mutatie optreedt, sterven af, de mutatie heeft plaatsgevonden in een gen of stuk DNA dat de cel niet gebruikt enz.
Regelgenen: genen die betrokken zijn bij de regeling van de celdeling
Tumor: gezwel, ontstaat door ongecontroleerde celdeling
Mutaties treden spontaan op. Bepaalde milieufactoren verhogen de mutatiefrequentie. Door mutaties in regelgenen kan de celdeling op hol slaan, waardoor tumoren kunnen ontstaan.
Drie manieren om mutaties in te delen:
aard puntmutaties chromosoom
erfelijk niet, in lichaamscellen wel, in voortplantingscellen
oorzaak spontaan radioactieve straling
ultraviolette straling door bepaalde chemische stoffen
§ 3.5 Goochelen met genen en mensen.
Ethiek: het denken over wat we goed of slecht vinden in het menselijk gedrag en de keuzes die je daarbij kunt maken
Waarden: idealen en motieven die in een samenleving of groep als nastrevenswaardig worden beschouwd
Normen: gedragsregels die bij de waarden horen
Met DNA-fingerprints kunnen verschillen in DNA zichtbaar gemaakt worden.
Gentherapie: therapie waarbij een defect gen wordt vervangen door een gezond gen, het gezonde gen toe wordt voegt of het defecte gen wordt remt
Witte bloedcellen, zenuwcellen, speeksel, hoofdharen en snot bevatten cellen met kernen waaruit DNA kan worden geïsoleerd, dit is dus bruikbaar voor het maken van een DNA-fingerprint
Rode bloedcellen zijn onbruikbaar omdat deze geen kern en dus geen DNA bevatten
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden