Module 3

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 547 woorden
  • 16 mei 2011
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Begrippen Nederlands Toetsweek Module 3

Leesstrategieën:

Verkennend lezen: waar gaat de tekst over?
1. Lees de titel, de eerste alinea en de laatste alinea
2. Bepaal het onderwerp
3. Ga na wie de auteur van de tekst is
4. Ga na waar de tekst is verschenen
5. Bekijk foto’s en illustraties die bij de tekst horen
6. Lees de tekst een keer globaal door

Nauwkeurig lezen: goed weten waar de tekst over gaat
1. Lees de tekst aandachtig door
2. Bepaal het onderwerp en de hoofdgedachte

3. Bepaal het tekstdoel en de tekstsoort
4. Bepaal de structuur van de tekst
5. Bepaal de deel onderwerpen

Studerend lezen: meer voor studies of toetsen
1. Markeer de informatie die je wilt onthouden
2. Maak een schema, samenvatting of uittreksel

Zoekend lezen: gericht op zoek naar bepaalde informatie
1. Lees verkennend, maar doelgericht op zoek naar bepaalde informatie die je wilt weten

Kritisch lezen: oordelen of een tekst juist is
1. Lees teksten vooral na op betrouwbaarheid, juistheid en actualiteit
2. Vergelijk feiten en opvattingen (visies) uit teksten met elkaar
3. Beoordeel in betogende teksten de argumenten


De 5 tekstdoelen:
1. Informeren:
- Uiteenzetten= in onderdelen uitleggen
- Beschouwen= verschillende aspecten van een onderwerp aan de orde stellen om lezers erover na te laten denken
- Instrueren= instructie geven

2. Overtuigen (of betogen): de lezers ervan proberen te overtuigen dat jouw mening de juiste is
3. Activeren: de lezers ertoe aanzetten iets te doen
4. Amuseren: de lezers vermaken
5. Gevoelens uitdrukken: aangeven hoe je je voelt

Concrete tekstdoelen;
Elke tekst heeft naast een algemeen tekstdoel ook nog een concreet tekstdoel. Het concrete doel geeft het verband aan tussen het onderwerp van de tekst en het algemene tekstdoel.

Tekstsoorten:

Uiteenzetting:
1. Doel:
- Informeren: iets uitleggen
2. Inhoud:
- Vooral feiten
- Waar
- Controleerbaar
3. Stijl:
- Zakelijk
- Objectief
4. Opbouw
- Uiteenzettingstructuur

Beschouwing:
1. Doel:
- Informeren: tot nadenken stemmen
2. Inhoud:
- Interpretaties
- Verklaringen
- Meningen
- Oplossingen
- Argumenten
3. Stijl:
- Persoonlijk
- Subjectief
- Genuanceerd
4. Opbouw:
- Beschouwingstructuur

Betoog:
1. Doel:
- Overtuigen en of activeren
2. Inhoud:

- Een standpunt
- Argumenten
- Soms tegenargumenten
- Soms weerleggingen en tegenargumenten
3. Stijl:
- Persoonlijk
- Subjectief
- Soms ongenuanceerd/ eenzijdig
4. Opbouw:
- Betoogstructuur

Vaste structuren:
Soorten vaste structuur:
- Uiteenzettingstructuur
- Beschouwingstructuur
- Betoogstructuur

Uiteenzettingstructuur:
- Inleiding: introductie van het onderwerp
- Kern: uitleg (feiten, voorbeelden)
- Slot: constatering, conclusie of samenvatting

Beschouwingstructuur:
Inleiding: introductie van het onderwerp
- Kern: uitwerking (verschillende standpunten, interpretaties, verklaringen, oplossingen, argumenten, voor en  nadelen
- Slot: conclusie


Betoogstructuur:
- Inleiding: mening, standpunt of stelling
- Kern: argumenten, subargumenten, weerleggingen van tegenargumenten
- Slot: conclusie of aansporing

Genuanceerd: met oog voor de verschillende kanten van het vraagstuk

Verbindingswoorden maken de verbanden tussen zinnen, alinea’s en tekstgedeelte zichtbaar

Argumentatie:
Argumentatie wil zeggen: het geheel van argumenten bij een standpunt

Definities van de onderdelen van een argumentatie:
1. Standpunt: mening, visie, opvatting, zienswijze, claim
2. Argument: reden, een uitspraak ter ondersteuning van een standpunt
3. Subargument: extra ondersteunende informatie bij een argument
4. Tegenargument: een argument dat het standpunt ontkracht
5. Weerlegging: een argument dat aantoont dat een bepaald argument niet juist is
6. Verzwegen argument: een argument dat wel aan het standpunt ten grondslag ligt, maar niet letterlijk genoemd wordt


Typen argumenten:

Objectieve argumenten (bewijzen)
- Feiten
- Wetenschappelijke gegevens
- Algemeen geldende waardeoordelen

Subjectieve argumenten:
- Geloof
- Vermoedens, persoonlijke indrukken, voorspellingen
- Niet algemeen aanvaarde waardeoordelen

Tekstverbanden en verbindingswoorden:
Teksten bestaan uit woorden die samen zinnen vormen, en zinnen vormen samen alinea’s. groepen alinea’s vormen tekstgedeelten. De verbanden tussen zinnen, alinea’s en tekstgedeelten worden aangegeven met verbindingswoorden.

Soorten verbindingswoorden:
1. Verwijswoorden: die, dat, deze
2. Signaalwoorden: maar, want, dus

3. Inhoudswoorden: herhaalde zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden

REACTIES

J.

J.

Voor mij het is heel moeilijk om uitdrukking te maken over zone tekst, maar dit is gewoon wauw.

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.