Module koude oorlog

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vmbo | 2845 woorden
  • 11 mei 2011
  • 70 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
70 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
§1
1938: Hitler wilde een stuk van Tsjecho-Slowakije hebben

Conferentie van München: Frankrijk, G-B overlegden met Duitsland en Italië zonder de SU. Ze gaven Hitler zijn zin in ruil voor vrede maar Hitler bezette meer als afgesproken. Frankrijk en G-B wel contact met Stalin  niet aanvalsverdrag met Hitler sluiten.

1939: Hitler en Stalin bezetten samen Polen en verdelen het land  Frankrijk en G-B verklaren oorlog 2e WO

1941: Duitsland viel SU aan en VS kwam in oorlog met Duitsland


Geallieerden: bondgenoten tijdens 2e WO. De VS, G-B, Frankrijk en de SU

Geallieerden deden het volgende:

• G-B en VS stuurden modern oorlogsmaterieel naar SU

• Churchill, Stalin en Roosevelt overlegden over EU, in het Atlantisch Handvest werd afgesproken dat EU niet mocht worden bezet. EU volken kregen zelfbeschikkingsrecht: het recht om zelf eigen land en regering te kiezen.

• De 3 leiders overlegden over oorlog tegen Hitler. G-B en VS beloofden in 1944 aanval te beginnen in West-Europa

1943: SU versloeg Duitse legers en begon aan opmars in EU

Stalin wilde macht terug in gebieden die SU had gehad

Februari 1945: conferentie van Jalta: 3 leiders afspraken over de invloedssferen in EU: ze spraken af welk land waar invloed zou hebben, en SU zou Berlijn veroveren

Na 1945: G-B en Frankrijk geen wereldmachten meer door: grote verliezen en ze verloren kolonies


§2

VS en SU grote winnaars oorlog, maar verschillende samenlevingen.

SU: Communisme, eenpartijstaat, planeconomie

VS: kapitalisme, democratie, vrijemarkteconomie

Communisme: het streven naar een samenleving waar alles eigendom van de staat is. De regering bepaald wat er door wie geproduceerd word en de prijzen en de loon hoogte.


Eenpartijstaat: staat waarin maar 1 partij is toegestaan, die alle macht heeft

Planeconomie: economie waarin de regering bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd wordt

Democratie: vorm van bestuur waarbij het volk de regering kiest via algemene verkiezingen

Kapitalisme: economisch systeem waar grond (stoffen) en fabrieken van vrije ondernemers zijn.

Vrijemarkteconomie: economie waarin vraag en aanbod de lonen en prijzen bepalen

Tot 1945: SU enigste communistisch land.

Tijdens 2e WO: VS en SU moesten samenwerken om Hitler te verslaan.

VS minder verliezen als SU want ze vochten niet op eigen grondgebied

In jaren 50: Amerikanen zagen communisten als bedreiging. Honderden Amerikanen ontslagen omdat ze communistisch zouden zijn.


§3

Machtsevenwicht:

Door enorm Duits leger machtsevenwicht verstoord

Machtevenwicht: evenwicht van de macht in verschillende landen in bepaald gebied

Grootmachten: machtige landen na 2e WO: VS en SU

Nieuwe machtsevenwicht nodig om nieuwe oorlog te voorkomen.

Juni 1945: verenigde naties (VN) opgericht


Verenigde Naties: internationale organisatie waarin alle landen vertegenwoordigd zijn. Taak is toezien op vrede en veiligheid in de wereld.

Belangrijkste leden VN: VS, SU Engeland, Frankrijk en China

Zij kregen in de Veiligheidsraad het vetorecht: recht om besluiten te blokkeren

Veiligheidsraad: deel van VN moet waken over vrede en veiligheid in de wereld

Er ontstonden 2 machtsblokken:

• Stalin wilde bevriende landen om de SU heen. Hij maakte gebieden die door de SU waren bevrijd communistischOostblok:

• De VS wilden dat de volken in EU in vrijheid konden leven en dat er vrijhandel zou zijn. Zij steunden de West-EU landen Westblok:

1945: VS machtiger dan SU door atoombom. Daardoor beëindigden ze de 2e WO

SU versnelde atoomonderzoek.

1949: SU had ook kernwapens. Daardoor bewapeningswedloop en koude oorlog. Tegenstelling steeds groter.

Bewapeningswedloop: soort wedstrijd tussen landen om zelf zoveel mogelijk wapens te krijgen en daarmee de vijand af te schrikken

Koude oorlog: de politieke, economische en militaire tegenstelling tussen het kapitalistische westen en het communistische oosten van 1945-1989, deze oorlog werd niet echt uitgevochten.

Naast Oost-Europa ook China, Noord-Korea, Noord-Vietnam en Cuba ook communistisch


President Truman veranderde zij buitenlandse politiek  Trumanleer

Trumanleer: politiek van de VS tijdens de koude oorlog om te voorkomen dat meer landen communistisch werden.

Ruimtevaartprogramma’s van VS en SU nieuwe dreiging in wapenwedloop.



§5
8 mei 1945: nazi’s gaven zich over aan geallieerden

Duitsland en Berlijn verdeeld in 4 bezettingszones

Bezettingszones: gebieden in Duitsland die na 1945 tijdelijk door de geallieerden werden bestuurd

Aanpak van geallieerden heel verschillend; 3 westelijke zones kapitalistisch, de oostelijke zone kapitalistisch

EU en DU herstelden moeilijk v.d. oorlog. Geen geld om opnieuw op te bouwen

VS bedacht Marshallplan: zij gaven geld aan Duitsland en aan andere EU landen om economie weer op gang te brengen

SU wilde geen Amerikaans geld voor oostzone. Westzone wel Marshallhulp. Daar werd nieuwe munt ingevoerd: Duitse mark.

25 juni 1948: SU sloot uit protest tegen die nieuwe munt alle toegangswegen tot West-Berlijn.


Blokkade van Berlijn: afsluiting van alle toegangswegen tot West-Berlijn door de SU van juni 1948 tot mei 1949

SU hoopte dat geallieerden West-Berlijn zouden verlaten maar het westen deed dat niet.

Ze bevoorraadde de stad bijna jaar lang met vliegtuigen.

Mei 1949: SU maakte weer een einde aan de blokkade

Tijdens blokkade NAVO opgericht.

NAVO: Noord-Atlantische verdragsorganisatie, opgericht in 1949, militair bondgenootschap tussen VS, Canada en een aantal EU landen, eerst bedoeld tegen bedreiging van communisme.

1955: SU richtte ook militair bondgenootschap op: Warschaupact

Warschaupact: militair samenwerkingsverband tussen SU en bondgenoten, tegenhanger van NAVO


§6

Er kwam een definitieve grens tussen de oostzone en westzone in Duitsland.

Mei 1949: West-Duitsland nieuwe grondwet en heette voortaan Bondsrepubliek Duitsland

Bondsrepubliek Duitsland (BRD): officiële naam voor West-Duitsland na 1949, bij de Duitse eenwording in 1990 hoort ook Oost-Duitsland daarbij

Oktober 1949: Oost-Duitsland eigen nieuwe grondwet en heette nu Duitse Democratische Republiek

Ook in andere West- en Oost-Europese landen kwamen grenzen.


Duitse Democratische Republiek (DDR): officiële naam voor Oost-Duitsland na 1949, werd bij de Duitse eenwording in 1990 opgeheven.

IJzeren Gordijn: Grens dwars door Europa die van 1945 tot 1989 het Oostblok scheidde van het Westblok.

DDR en BRD ontwikkelden zich heel verschillend.

Oost-Duitsland herstelde heel slecht van de oorlog.  moest veel geld betalen aan de SU als vergoeding voor de oorlogsschade  bevolking was ontevreden. Stakingen en demonstraties werden door de regering met geweld onderdrukt.

West-Duitsland hoorde bij West-Europa. De West-Duitse leider = Adenauer wilde het land weer snel welvarend maken. Dankzij Marshallhulp lukte dat: de economie bloeide op.

1955: Adenauer maakt West-Duitsland lid van de NAVO.

De Oostblokken en SU reageerden met de oprichting van het Warschaupact, waarvan ook Oost-Duitsland lid werd.

Alleen in de stad Berlijn zat nog een gaatje in de grens. De stad hoorde bij geen van beide staten en werd door geallieerden bestuurd.

Veel Berlijners werkten in een andere zone dan ze woonden.

Regering van Oost-Berlijn besloot de Berlijnse Muur te bouwen om te voorkomen dat er zoveel Oost-Duitsers naar het vrije Westen vluchtten.

Berlijnse Muur: muur die op 13 augustus 1961 werd gebouwd om Oost- en West-Berlijn van elkaar te scheiden en die in 1989 werd opengesteld en afgebroken.

Het Westen protesteerde maar greep niet in. Mensen die probeerde te ontvluchtten werden vaak gedood.


1969: Nieuwe West-Duitse leider Willy Brandt probeert de vijandigheid tussen de 2 Duitslanden te verminderen

Ostpolitik: politiek van de bondskanselier van BRD Willy Brandt tussen 1967 en 1974 om ervoor te zorgen dat de BRD en de DDR als ‘normale’ landen met elkaar konden omgaan. Dit leidde tot verdragen waarin de bestaande grenzen geaccepteerd werden en afspraken werden gemaakt over Berlijn.

Voortaan hoorde West-Berlijn bij West-Duitsland en Oost-Berlijn bij Oost-Duitsland.


§7
Berlijnse muur: 3 meter hoog, aan de West-Berlijnse kant kreeg de Muur een ronde top, om te voorkomen dat mensen er overheen klommen. Erachter lag een groot leeg terrein met wachttorens, verlicht door hoge lantaarns. Aan de Oost-Berlijnse kant stond ook een muur, die beveiligd was met sensoren.

In Oost-Duitsland noemden ze de Muur een doorgangspost  alleen met speciale pasjes mocht je na strenge controles via de doorgangen na het Westen.

Het treinverkeer en de metro tussen beide delen van Berlijn kwam stil te liggen. Alleen de Oost-Duitse en West-Duitse televisie konden in de hele stad werden ontvangen.

Oost-Berlijn bleef de hoofdstad van Oost-Duitsland. Hier stonden de regeringsgebouwen en de gebouwen van de Communistische Partij.  heeft alle macht, en maakten daar slim misbruik van propaganda: het verspreiden van ideeën van een partij of persoon via bv. de krant of posters.

Burgers kregen te horen dat de SU hen beschermde tegen de grote vijand: de VS. De mensen moesten hard werken, dan kregen ze een fantastische toekomst.

Stasi: staatsveiligheidsdienst van de DDR na 1949 die de hele Oost-Duitse samenleving controleerde om verzet en kritiek te onderdrukken en die spionnen inzette tegen het Westen.


In de DDR: was zware industrie belangrijk; er waren weinig luxe consumptiemiddelen te koop. Oost-Berlijners verdienden minder dan West-Berlijners.

In BRD: prijzen van voedingsmiddelen laag; onderwijs en gezondheidszorg gratis.

Nieuwe hoofdstad van West-Duitsland was Bonn.

Pasjesovereenkomst: overeenkomst die Willy Brandy in 1963 sloot en waarin werd geregeld dat West-Berlijners een pasje kregen om hun familie in Oost-Berlijn gedurende een week te bezoeken.

In 1971 werd in een verdrag over Berlijn de pasjesovereenkomst gesloten. Er werden ook afspraken gemaakt over trein- en metro-verbindingen. Maar de Muur bleef het symbool voor dwang en onvrijheid.



§9

1953, 1956 en 1968: protesten in Oost-Duitsland, Hongarije en in Tsjecho-Slowakije

1985: Gorbatsjov leider van SU

Gorbatsjov wilde economie veranderen en het communisme verbeteren met een perestrojka: verandering volgende plannen:

• Kleine privébedrijven die met elkaar concurreerden. Prijzen gebaseerd op vraag en aanbod. Maar ze moesten zich nog wel aan de vijfjarenplannen houden

• Meer openheid(in het Russisch: glasnost) mensen vrijheid van meningsuiting en kranten, radio en tv meer vrijheid

• Democratisering en de grondwet werd veranderd


• Buitenlandse politiek veranderd. 1988: Sovjettroepen terug uit Afghanistan. In europa streefde Gorbatsjov naar samenwerking en ontwapening. SU en VS sloten verschillende verdragen over terugtrekking van kernwapens en troepen uit EU. 1986: Gorbatsjov verklaarde dat de VS en de SU geen vijanden meer waren. Koude oorlog was voorbij.

Gevolgen groter dan verwacht:

• De prijzen stegen; er ontstonden tekorten in de SU

• Volken in Oostbloklanden wilden ook vrije verkiezingen

• De communistische regeringen kregen geen hulp meer van de SU om de onrust te onderdrukken

• Binnen halfjaar kregen alle Oostbloklanden een niet-communistisch, democratisch gekozen bestuur

• SU viel uit elkaar

• Deelrepublieken verklaarden zich onafhankelijk

• Gorbatsjov werd overbodig

• Rusland werd grootste republiek geleid door nieuwe president Jelsin

• In Amerikaanse vrijemarkteconomie investeerden verschillende bedrijven in de bewapeningswedloop. Door het falen van planeconomie had SU veel minder geld voor nieuwe wapens


§10
Met bouw Berlijnse muur was het laatste gat in het ijzeren Gordijn dichtgemetseld. De 2 Duitse staten groeiden steeds verder uit elkaar.

Oost-Duitse bevolking wilde meer vrijheid maar regering onder leiding van Honecker wees iedere verandering af.


1986: Hongarije opende zijn grenzen met Oostenrijk. Veel Duitsers vluchtten via Hongarije naar West-Duitsland. In grote steden demonstreerden Oost-Duitsers massaal voor vrije verkiezingen. Regering Honecker kreeg geen steun meer van Gorbatsjov. Toen het in DDR onrustig bleef besloot regering reisregeling naar het Westen te versoepelen.

9 november 1989: Oost-Duitse grenzen gingen open

De DDR stroomde leeg en economie stond op instorten. West-Duitsland wist niet hoe zij zoveel nieuwe burgers moesten opvangen. West-Duitse leider Kohl overlegde met vroegere geallieerden(VS, SU FR en G-B) en met de DDR. Plannen voor Duitse eenwording: de 2 Duitse staten moesten weer 1 land worden.

Maart 1990: vrije verkiezingen in Oost-Duitsland. Partij van Kohl kreeg meeste stemmen

1 juli: West-Duitse mark ook wettig betaalmiddel in DDR.

Eind augustus: Oost-Duitse parlement stemde voor opheffing van DDR

3 oktober 1990: 2 Duitse staten weer 1 land!!


§11

Machtsevenwicht veranderde door: de gebeurtenissen in Oostbloklanden en de SU

In Oostbloklanden ging het niet zo makkelijk. In veel landen werkloosheid. Maar in DDR ging het wat makkelijker. Het land hoorde bij de Bonsstaat Duitsland  bestaat uit 16 deelstaten

Bondsdag: het parlement vergadert sinds 1999 in de Berlijn.

Oost-Duitsland profiteerde van de sterke economische macht die Duitsland is2e handelsland. Omschakeling kostte veel geld daarvoor betaalde Duitsers speciale belasting

Sinds eenwording wil DU meer Europese samenwerking via Europese Unie.


2004: DU was voorstander van uitbreiding van de EU met 10 nieuwe lidstaten

DU bleef lid van NAVO; werd meer een vredesmacht in jaren 90.

Sinds 2e WO Duitse soldaten nooit meer in actie buiten eigen land.

1994: Duitse militairen konden ingezet worden bij vredesmissies.



Aantekeningen


§3

1945-1955
Aanhang communisme groeit Polen, Joegoslavië, Roemenië, Bulgarije, Albanië

Trumanleer: communisme indammen

Marshallhulp: geld geven aan westerse landen

1948: blokkade van berlijn

VN: organisatie voor vrede

Algemene vergadering: alle landen zijn gelijkalle onderwerpen worden besproken

Veiligheidsraad: 5 vaste landen (o.a. Rusland, VS, China)

Vetorecht: 10 wisselende landen

Marshall: financiële steunoperatie aan EU landen $12 miljoen

voorwaarden


1. wederopbouw uit VS

2. producten kopen van de VS

3. afhankelijk van Amerika; geen communistisch gevaar


§5
Blokkade Berlijninflatie van de Reichsmarkzwarte markt

Introductie van de Duitse mark alleen in West-Duitsland

Stalin: boosheel Berlijn communistisch

VS: luchtbrug; Stalin heft Blokkade op

NAVO: militair bondgenootschap tussen westerse landen

Warschaupact: militair bondgenootschap tussen communistische landen



Aantekeningen
Amerikanisering: Het overnemen van de Amerikaanse manier van leven, zoals massaconsumptie, eten van fastfood en het dragen van T-shirts en spijkerbroeken.

Berlijnse Muur: Muur die op 13 Augustus 1961 werd gebouwd om Oost- en West-Berlijn van elkaar te scheiden en die in 1989 werd opengesteld en afgebroken.

Bewapeningswedloop: Een soort wedstrijd tussen landen om zelf zoveel mogelijk wapens te krijgen en daarmee de vijand(en) af te schikken.


Bezettingszones: Gebieden in Duitsland die na 1945 tijdelijk door de geallieerden werden bestuurd.

Blokkade van Berlijn: De afsluiting van alle toegangswegen tot West-Berlijn door de Sovjetunie van juni 1948 tot mei 1949

Bondsrepubliek Duitsland (BRD): Officiële naam voor West-Duitsland na 1949, de Duitse eenwording in 1990 hoort ook Oost-Duitsland daarbij.

Bondsstaat: Staat met zelfstandige deelstaten die een eigen regering hebben, maar die samen ook een gemeenschappelijke regering hebben, die onder andere de buitenlandse politiek bepaalt.

Communisme: het streven naar een samenleving waarin grond, grondstoffen en fabrieken eigendom zijn van de staat, de regering bepaalt wat en door wie geproduceerd moet worden. De regering bepaald ook de prijzen van de producten en de hoogte van de lonen.

Conferentie van Jalta: bijeenkomst van Churchill (Groot-Brittannië), Roosevelt (VS) en Stalin (Sovjetunie) in februari 1945, waarbij ze afspraken maakten over de verdeling in invloedssferen in Europa.

Conferentie van München: Bijeenkomst van Duitsland, Italië, Frankrijk en Groot-Brittannië in 1938 waar werd besloten dat Hitler een deel van Tsjechoslowakije kreeg.

Democratie: Vorm van bestuur waarbij het volk de regering kiest via algemene verkiezingen.

Democratisering: Het democratischer worden van het bestuur van een land, zodat besluiten worden genomen door gekozen vertegenwoordigers van de burgers in een land.

Duitse Democratische Republiek (DDR): Officiële naam voor Oost-Duitsland na 1949, bij de Duitse eenwording in 1990 opgeheven.

Duitse eenwording: De vereniging van Oost- en West-Duitsland tot één land in 1990.

Eenpartijstaat: Staat waarin maar één partij is toegestaan, die dan ook alle macht heeft zoals de SU.


Europese Unie: samenwerking van een aantal Europese landen sinds 1993.

Geallieerden: bondgenoten tijdens de Tweede Wereldoorlog. De VS, GB, FA en de SU.

Grootmachten: de machtige landen na de Tweede Wereldoorlog: de VS en de SU.

IJzeren Gordijn: Grens dwars door Europa die van 1945 to 1989 het Oostblok scheidde van het Westblok.

Invloedssfeer: de invloed van een land in een ander land: in 1945 spraken de SU, de VS en GB af hoeveel invloed zij zouden hebben in een aantal Europese landen.

Kapitalisme: economische systeem waarbij grond, grondstoffen en fabrieken het bezit zijn van vrije ondernemers. Winsten die bedrijven maken, komen in handen van de eigenaren van die bedrijven. Vraag en aanbod bepalen de prijzen van de producten.

Koude Oorlog: De politieke, economische en militaire tegenstelling tussen het kapitalistische Westen en het communistische Oosten van 1945-1989. De deze oorlos werd niet echt uitgevochten.

Machtsevenwicht: een evenwicht van de macht van verschillende landen in een bepaald gebied. Bijvoorbeeld in Europa tijdens de Koude Oorlog.

Marshallplan: Economische steun aan Europa door de VS, genoemd naar de Amerikaanse minister George Marshall die dit plan in 1947 bekendmaakte.

NAVO: Noord-Atlantische verdragsorganisatie, opgericht in 1949, een militair bondgenootschap tussen de VS, Canada en een aantal Europese landen, in eerste instantie bedoeld tegen de dreiging van het communisme.

Ontwapening: het verminderen van het aantal wapens.


Oostblok: Oost-Europese landen die door de SU bevrijd waren van Hitler. Hier kwamen communistische regeringen en een communistische economie.

Ostpolitik: Politiek van de bondkanselier van de BRD Willy Brandt tussen 1967-1974 om ervoor te zorgen dat de BRD en de DDR als normale landen met elkaar konden omgaan. Dit leidde tot verdragen waarin de bestaande grenzen geaccepteerd werden en afspraken werden gemaakt over Berlijn.

Pacifisten: mensen die geweld afwijzen als manier om conflicten op te lossen.

Pasjesovereenkomst: overeenkomst die Willy Brandt in 1963 sloot en waarin werd geregeld dat West-Berlijners een pasje kregen om hun familie in Oost-Berlijn gedurende een week te bezoeken.

Perestrojka: In het Russisch verandering: naam voor de veranderingen die Gorbatsjov in 1985 wilde doorvoeren in het communisme in de SU, zoals afschaffing van de planeconomie en democratisering van het bestuur.

Planeconomie: economisch stelsel waarin de regering bepaald wat en hoeveel er geproduceerd wordt: de fabrieken moeten zich houden aan bijv. de vijfjarenplannen van de regering.

Propaganda: het verspreiden van ideeën van een partij of persoon via bijvoorbeeld de krant of posters.

Stasi: staatsveiligheidsdienst van de DDR na 1949 die de hele Oost-Duitse samenleving controleerde om verzet en kritiek te onderdrukken en die spionnen inzette tegen het Westen.

Trumanleer: politiek van de VS tijdens de Koude Oorlos om te voorkomen dat meer landen communistisch werden.

Veiligheidsraad: deel van de VN dat moet waken over vrede en veiligheid in de wereld. Belangrijkste leden zijn de overwinnaars van de 2e Wereldoorlog.

Verenigde Naties: internationale organisatie waarin bijna alle landen vertegenwoordigd zijn. De belangrijkste taak van deze organisatie is toezien op vrede en veiligheid in de wereld.


Vietnamoorlog: Oorlog in Vietnam tussen 1959 en 1975: de communistische Vietcong kreeg steun van het communistische Noord-Vietnam en de Zuid-Vietnamese regering kreeg steun van de VS (die stuurden troepen en bombardeerden gebieden in Noord-Vietnam).

Vrijemarkteconomie: economie waarin vraag en aanbod de lonen en prijzen bepalen.

Warschaupact: Militair samenwerkingsverband tussen de SU en bongenoten, opgericht in 1955, tegenhanger van de NAVO.

Westblok: West-Europese landen die bevrijd waren door onder andere de VS. Deze landen waren democratische en hadden een kapitalistisch stelsel.

Zelfbeschikkingsrecht: het recht van een volk om een eigen regering te kiezen en zelf te bepalen bij welke staat het wil horen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.