Hoofdstuk 0, 1 en 2

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 4352 woorden
  • 7 oktober 2010
  • 57 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
57 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Feniks - Hoofdstuk 0, 1 en 2
De inleiding op iedere paragraaf is telkens deelvraag 1.


Hoofdstuk 0:

Geschiedenis.

Geschiedenis is het doen en denken van mensen in het verleden. Bestaat uit 2 belangrijke dingen.

- De mens en zijn denkwereld en handelen

- De factor tijd

Geschiedenis bestudeert de gebeurtenissen die de mensen zijn overkomen, en de feiten. Dan heb je op hoger niveau de verschijnselen. Gebeurtenissen en verschijnselen leiden tot ontwikkeling.

Om in gs de gebeurtenissen in de tijd te plaatsen. Gebruiken wij jaren een eeuwen. Ook hanteren we de tijdbalk. Dit is een middel om de gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen op de juiste plaats te zetten in de tijd. Tijdbalk bestaat niet puur uit jaren en eeuwen. Er worden ook maatschappijtypen, perioden en tijdvakken in aangegeven. Zo breng je orde aan in de geschiedenis en zie je eerder verbanden en samenhang, en oorzaken en gevolgen.

Door historisch denken kun je veranderingen op de juiste manier in de tijd plaatsen en op een correcte wijze beoordelen of waarderen.

Erasmus Was het voorbeeld van een humanist. Hij dacht dat een nieuwe tijd zou aanbreken, een tijd van vrede voor altijd. Hij adviseerde Karel. Hij schreef Querela pacis. ( de Vrede klaagt). Daarbij liet hij zich sterk inspireren door de Bijbel, de Griekse filosoof Aristoteles en de Romeinse politicus en filosoof Cicero.) Erasmus laat de vrede klagen dat zij door de mensheid slecht behandeld wordt, terwijl alle eer en glorie worden toegedicht aan oorlog, de bron van ellende. Van dood en vernietiging.

Paus Julius II Verschrikkelijke paus. Schuwde geen enkel middel om de kerkelijke staat uit te breiden en het pausdom almachtig te maken . De nieuwe paus was uitermate geschikt als bemiddelaar tussen de Ruropese vorsten. Erasmus droom voor altijd vrede kwam niet uit.

Karel, heer der Nederlanden en koning van spanje. Zou bij de vergadering (vredevergadering) Frans 1 van Frankrijk ontmoeten Frans voelde zich bedreigd door Karel omdat hij zijn grondgebied zo nauw omsloot. Karel en Frans I voerden vanaf 1521 10 jaar oorlog om de macht in Italië. In 1523 maakte Hendrik VIII van die situatie misbruik, eiste andermaal de franse troon op en viel frankrijk binnen.

1517 Een rampzalig jaar voor Erasmus. Luther spijkerde zijns tellingen aan de kerkdeur van de Wittenberg. Christelijke wereld raakte gespleten, arme boeren kwamen in opstand,, gruwelijke godsdienstoorlogen volgden

Er zijn verschillende manieren om geschiedenis in te delen. Naar periode naar maatschappijtype en naar tijdvak. Mensen die in de tijd van monniken en ridders leefden noemden hun tijd niet zo. Net zoals de gene die rond 1650 leefden er geen idee van hadden dat ze in de gouden eeuw leefden.

Prehistorie: Tijd vanaf het ontstaan van de mens
Historie: begint als denken en emoties en geloof invoelbaar worden door geschreven bronnen.

Historie is nergens gelijk. In Nederland pas 12 v. Chr. In het midden oosten en het sal van de nijl kenden de Soemeriërs al vanaf 3300 v. Chr het spijkerschrift en spoedig gebruikten de egyptenaren hiërogliefen.

De klassieke oudheid:500-300 v Chr. De Grieken en Romeinen hadden schrift architectuur en wetenschappelijk denken bereikt dat van blijvende waarde was. (klassiek)

Na de oudheid overspoelden volkeren van midner cultuur en wetenschap europa tijden de volksverhuizingen; Middeleeuwen/ tusseneeuwen. Niet zoveel gepresteerd.

Sommigen vinden van wel. Staatsgezag in Frankrijk hersteld, christendom terug, kloosters ed. Ook een standenmaatschappij

Na middeleeuwen renaissance. Wedergeboorte van de oudheid. De vroegmoderne tijd was aangebroken. Veel veranderingen maar standenmaatschappij bleef. Pas in 18e eeuw de eeuw van de verlichting werden er vraagtekens bij geplaatst. Verlichting: Periode waarin mensen steeds meer zelf gingen nadenken over zaken die vroeger als vanzelfsprekend werden aangenomen.

De verlichtingsfilosoof Kant was een groot voorstander van de Republikeinse staatsvorm.

Jaren Tijdvak Periode Periode onderverdeling Maatschappijtype
6.000.000-3000 v. Chr Tijd van jagers en boeren Prehistorie Samenleving jagers verzamelaars Pre-agrarisch agrarisch

3000 v Chr. – 500 n. Chr Tijd van grieken en romeinen Oudheid Klassieke oudheid 5e en 4e eeuw v Chr. Agrarisch urbaan

500-1000 n Chr. Tijd van monniken & Ridders Middeleeuwen Vroege middeleeuwen Agrarisch urbaan

1000-1500 Tijd van steden en staten Middeleeuwen Hoge middeleeuwen Late middeleeuwen Agrarisch urbaan + steden

1500- 1600 Tijd van ontdekkers en hervormers Vroegmoderne tijd Renaissance Agrarisch urbaan

1600-1700 Tijd van regenten en vorsten Vroegmoderne tijd Gouden eeuw Agrarisch urbaan

1700 – 1800 Tijd van pruiken en revoluties Vroegmoderne tijd Verlichting Industrie

1800-1900 Tijd van burgers en stoommachines Moderne tijd Imperialisme Industriële samenleving

1900-1950 Tijd van de wereldoorlogen Moderne tijd Industriële samenleving

1950-2000 Tijd van tv en computer Moderne tijd Koude oorlog Industriële samenleving

Hoofdstuk 1:

Tijd van Jagers en Boeren

Prehistorie - 3000 v C

Hoofdstuk1: Van vuistbijl tot sikkel
1.1 Een zwervend bestaan
1.2 De ontdekking van de landbouw
1.3 Mesopotamië: van grotten tot steden

Oriëntatie:

Het tijdvak
De Prehistorie van Irak staat centraal in dit hoofdstuk. Zonder archeologen zouden we maar weinig weten over de Tijd van Jagers en Boeren. Dit tijdperk wordt ook wel de Prehistorie (letterlijk voorgeschiedenis) genoemd. De Prehistorie van een gebied begint vanaf het moment dat er zich mensen bevinden en eindigt als deze mensen zelf het schrift gaan gebruiken. Dus in de Prehistorie hebben we geen schriftelijke bronnen.

We kunnen de Prehistorie onderverdelen in perioden:

De Steentijd: ingedeeld in de Oude Steentijd(Paleolithicum), Midden Steentijd (Mesolithicum) en een nieuwe Steentijd(Neolithicum).

Bronstijd

IJzertijd

Soms wordt er een vondst gedaan die tot een verschuiving van de onderverdeling van de Prehistorie leidt: Zoals de vondst van Ötzi, de ijsman. Zie: Ötzi, de man uit het ijs .

Wanneer het over voorwerpen gaat die door de mens zijn gemaakt, spreken archeologen van 'artefacten'. Archeologen staan voor grote uitdagingen. Ten eerste moeten ze proberen de vondsten te dateren. Ten tweede moeten ze proberen het verleden te reconstrueren aan de hand van de vondsten.

De kenmerken
De eerste mensen waren jagers-verzamelaars. Een permanente woonplaats hadden de mensen in bijna alle gevallen niet. Omdat ze een nomadisch bestaan leidden, hadden ze ook maar weinig bezit.

Een van de meest ingrijpende gebeurtenissen in de Prehistorie is de ontdekking van de landbouw. Deze gebeurtenis wordt ook wel de Neolithische Revolutie genoemd. Archeologen weten nog steeds niet waardoor, wanneer en waar precies de Neolithische Revolutie ontstond. De gevolgen waren echter enorm. Mensen konden zich permanent vestigen en waren vrijwel verzekerd van voedsel. Daardoor groeide het aantal inwoners van de nederzettingen en sommige groeiden zelfs uit tot stedelijke gemeenschappen waardoor de samenleving steeds complexer en hiërarchischer werd. Men kon nu andere beroepen gaan uitoefenen zoals ambachtsman of architect.

Er ontstond ook verschil in rijkdom en macht tussen de mensen. In deze gemeenschappen werden regels, wetten en afspraken steeds belangrijker waardoor het schrift zich ontwikkelde. Dat betekende in die gebieden dus het einde van de prehistorie.

De drie kenmerken van het tijdvak de Prehistorie

De levenswijze van jagers en verzamelaars

Het ontstaan van de landbouw en landbouwsamenlevingen

Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

Kernbegrippen
Agrarisch Betrekking hebbend op de landbouw.

Cultuur Geheel van voortbrengselen van een gemeenschap.

Jagers-verzamelaars Groep mensen zonder vaste woonplaats die leeft van jacht en het verzamelen van gewassen.

Landbouwsamenleving Maatschappij waarin het natuurlijk milieu wordt aangepast ten behoeve van de productie van planten en dieren voor menselijk gebruik.


1.1 Een zwervend bestaan

Inleiding:

Archeologen proberen de cultuur van jagers-verzamelaars te reconstrueren aan de hand van zeldzame stenen artefacten die werden achtergelaten. Zie afbeelding werktuigen.

Tegenwoordig spelen voedsel en de oorsprong daarvan geen belangrijke en duidelijk zichtbare rol in onze samenleving. In de tijd van de jagers-verzamelaars was dat anders. In het Paleolithicum was de voedselvoorziening een dagtaak, waaraan iedereen meewerkte. Dat is nu niet meer zo. Maar voedsel is in iedere tijd heel belangrijk.

Wat is er dankzij archeologisch onderzoek bekend over de levenswijze van jagers-verzamelaars in het Nabije Oosten?

Paleantropologen zijn wetenschappers die onderzoek doen naar de oorsprong en ontwikkeling van mensachtigen en de mens. Zij nemen aan dat de eerste mensachtigen zes miljoen jaar geleden zijn ontstaan in Afrika en afstammen van de apen.

Dat noemt men de evolutietheorie. Volgens deze theorie leefden er in de Prehistorie verschillende geslachten van mensachtigen. Er stierven er uit maar andere ontwikkelden zich verder gedurende duizenden jaren. Vanuit Afrika heeft de mens zich naar Europa en het Nabije Oosten verspreid.

Tegenover de aanhangers van de evolutietheorie staan de creationisten. Dit zijn mensen die geloven dat de aarde en alles wat hierop leeft het gevolg is van een gecreëerde schepping. Deze schepping is volgens het creationisme het werk van God of van meerdere goden.

New Archeology
De meeste archeologen vonden begin twintigste eeuw dat hun taak vooral bestond uit het indelen van de Prehistorie in 'culturen' . In de jaren zestig van de twintigste eeuw zagen steeds meer archeologen dat hun taak veel breder was. Door middel van wetenschappelijk onderzoek moest het leven van de mensen in de Prehistorie gereconstrueerd kunnen worden. Deze nieuwe opvatting noemen we New Archeoloy. In 1989 deed een team van Israëlische archeologen, werkend volgens deze methode, een ontdekking door het droogvallen van een gedeelte van het meer van Galilea. Men vond er een kamp van jagers-verzamelaars dat 20.000 jaar oud was en noemde het de Ohalo-cultuur.

Leefwijze
De mensen van de Ohalo-cultuur woonden in ronde hutten (foto van Ohalo II kamp) en gebruikten vuurstenen werktuigen. Ze leefden van het verzamelen van vruchten en noten én van de jacht en de visserij. Ze jaagden in kleine groepen waarbij de groepsgrootte bepaald werd door de carrying capacity (draagkracht) van een gebied (tien vierkante kilometer per jager-verzamelaar). Was het gebied uitgeput dan stierf men van de honger of men trok verder naar een streek waar wel voldoende voedsel te vinden was. Sommige archeologen denken dat dit probleem ook wel werd 'opgelost' door het uitmoorden van een deel van de bevolking.

Gereconstrueerde hut van de Ohalo II vindplaats. Bron Universiteit van Haifa Faculty of Humanities Department of Archeology

Basiskamp
Sommige culturen bouwden een basiskamp op en daarnaast kleinere kampen op zeer grote afstand van het basiskamp. Bij de Ohalo-cultuur ontdekten de archeologen iets opmerkelijks namelijk dat deze geen nomaden waren maar dat hun kamp het hele jaar bewoond was. De Ohalo-cultuur vormde dus een uitzondering op de levenswijze van andere groepen van jagers-verzamelaars. Dit valt te verklaren door de klimatologische en natuurlijke omstandigheden 20.000 jaar geleden. (De afbeelding toont graan van de zogenoemde vindplaats Ohalo II) Een groot gedeelte van Europa was toen bedekt door een ijslaag tijdens de Laatste IJstijd. In het Nabije Oosten waren er steppen waar veel graansoorten en andere eetbare gewassen groeiden. Daardoor kon men zich daar langer op één plaats vestigen.

Grafgiften
Met behulp van archeologische vondsten kunnen de materiële kenmerken relatief eenvoudig worden vastgesteld. Immateriële kenmerken probeert men indirect uit de vondsten af te leiden. Zo trekt men uit grafvondsten de conclusie dat deze culturen geloofden in een hiernamaals. Archeologen nemen aan dat er nauwelijks statusverschillen bestonden in een groep van jagers-verzamelaars. Ze spreken van een egalitaire (of non-hiërarchische) samenlevingsvorm(afbeelding van mannelijk skelet Ohalo II).


1.2 De ontdekking van de landbouw

Inleiding
Rond 11.000 voor Chr. waren jagen en verzamelen niet langer de belangrijkste manieren om in het levensonderhoud te voorzien. De mens ontdekte de landbouw en ging leven van akkerbouw en veeteelt. Het gebied waar dit als eerste gebeurde wordt de Vruchtbare Halve Maan genoemd. de gevolgen waren ingrijpend. In een landbouwsamenleving( = agrarische samenleving) leven de mensen permanent op een vaste plek. Wanneer de landbouwproductie overvloedig was, kon de bevolking aanzienlijk groeien.

Het belang van dit onderwerp.
De mens probeert al eeuwen de natuur naar zijn hand te zetten. Door de landbouw werden planten en dieren gedomesticeerd. Dat wil zeggen dat mensen zelf probeerden, door selectie en veredeling, betere beesten en producten te maken. Tegenwoordig doet men dat met genetische manipulatie(aanpassen van erfelijke eigenschappen).Denk bijvoorbeeld aan gewassen die men resistent heeft gemaakt tegen bepaalde ziekten.

Welke verklaring geven archeologen voor het ontstaan van de landbouw in het Nabije Oosten?

Twee revoluties

Omdat we uit de Prehistorie geen geschreven bronnen hebben, is het moeilijk de exacte oorzaak voor het ontstaan van de landbouw te weten te komen. De archeoloog Gordon Childe bedacht in 1928 de Oase theorie. Volgens Childe zorgde het einde van de Laatste IJstijd ervoor dat het in het Nabije Oosten zo droog werd, dat mensen en dieren naar plaatsen trokken waar water voorradig was zoals Oases en langs rivieren.

In het midden van de twintigste eeuw kwam er steeds meer kritiek op de Oase theorie omdat opgravingen bijvoorbeeld aantoonden dat de eerste landbouwnederzettingen zich meestal op berghellingen bevonden.

Het onderzoek naar het ontstaan van de landbouw duurt dus voort. Een van de meest recente verklaringen komt van professor Hillman. Hij vond tussen de voorwerpen van jagers-verzamelaars in Syrië tamme granen. Dat was een aanwijzing dat zij overgingen tot het verbouwen van graansoorten die zij voorheen in het wild vonden. Dat deden zij volgens Hilmann omdat 13.000 jaar geleden er een korte koudere en drogere periode was waardoor de wilde granen uitstierven. De mensen werden zodoende gedwongen om de granen zelf te verbouwen.

Het ontstaan van de landbouw had zulke grote gevolgen, dat Childe sprak van een Neolitische Revolutie(of landbouw revolutie). Na deze revolutie ontstond de Sedentaire revolutie(sedentair betekent: een vast woon of verblijfplaats). Men ging permanent ergens wonen.

Uit later onderzoek, zie de Ohalocultuur, bleek echter dat in het Nabije Oosten veel culturen van jagers-verzamelaars al een tamelijk permanente verblijfplaats hadden, voordat de landbouw werd doorgevoerd.

Rond 7500 voor Chr. leefden bijna alle culturen in het Nabije Oosten van de landbouw. Men leerde dieren te domesticeren en te fokken. Varkens, schapen en geiten zorgden niet alleen voor vlees maar ook voor producten als melk en wol. Rond 4000 voor Chr. werden na de uitvinding van de ploeg en het wiel dieren ook in de landbouw ingezet.

Rond 5000 voor Chr. voltrok de Neolitische Revolutie zich ook in West-Europa. In ons land vestigden zich tijdelijk omstreeks 5300 voor Chr. de eerste landbouwers in Zuid-Limburg.

Hoe zag de landbouwsamenleving eruit?
De introductie van de landbouw had grote gevolgen voor de samenleving. Zo veranderde de grootte van de groepen mensen, de onderkomens en de werktuigen.

De vaste woonplaats droeg bij aan een grotere bevolkingsdichtheid, doordat het tijdsinterval tussen twee geboorten kleiner kon worden. Dat werd nu twee jaar terwijl het bij de jagers-verzamelaars vier was. Dit samen met het vermogen om meer mensen per hectare te voeden leidde tot een hogere populatiedichtheid.

Men woonde nu in stevige huizen en nieuwe huizen werden neergezet op restanten van vervallen onderkomens. Zo ging men letterlijk de hoogte in. Men spreekt dan ook van ruïneheuvels die men in het Arabisch Tell noemt. Voedsel dat men zelf niet nodig had werd geruild tegen bijvoorbeeld Obsidiaan, een zwart of grauw vulkanisch gras waar men pijlpunten, messen en andere werktuigen van kon maken. Die werktuigen worden overal bij opgravingen aangetroffen waaruit men de conclusie trekt dat er over grote afstand werd gehandeld.

Voor het eerst maakte men ook gebruiksvoorwerpen van aardewerk. Ook kwamen er nieuwe landbouwgereedschappen zoals de sikkel en de ploeg. Vanwege deze veranderingen wordt deze periode ook wel de Nieuwe Steentijd of Neolithicum genoemd

1.3 Mesopotamië: van grotten tot steden

Inleiding
In deze paragraaf bestudeer je kenmerken van stedelijke gemeenschappen in Mesopotamië, dat het huidige Irak en delen van Syrië omvat. De naam Mesopothamië komt uit het Grieks en betekent 'tussen de rivieren'.

Het belang van dit onderwerp
Bijna de helft van de wereldbevolking woont in steden. Leven in een stad heeft voordelen. Zo zijn er vaak veel meer voorzieningen aanwezig. Rond 3000 v Chr. woonde negentig procent van dit gebied, Soemerië in het zuiden van Mesopotamië, in steden. In sommige opzichten leken Uruk, Nippur op onze huidige steden.

Welke kenmerken hadden stedelijke gemeenschappen in Soemerië?

Het succes van de irrigatielandbouw
Rond 5600 v. Chr. ontstonden in Soemerië (het zuiden van Mesopotamië)aan de oevers van de Eufraat en de Tigris de eerste dorpen. het klimaat was er erg heet; er viel nauwelijks neerslag. Toch was de landbouw er zeer succesvol doordat men overging tot et kunstmatig toevoeren van water. Dankzij de succesvolle irrigatielandbouw, groeide het aantal inwoners van de dorpen in het zuiden van Mesopotamië. Daarnaast trokken in het vierde millennium voor Chr. de Soemeriërs(een volk uit Midden-Azië) naar dit gebied. Ook kon men aan voorraadvorming gaan doen. Essentieel voor niet-producerende specialisten en voor de bewoners van de steden. Er ontstonden nu ook grote sociale verschillen en verkregen sommigen daardoor politieke macht.

Stedelijke samenlevingen in Soemerië
Rond 3500 v. Chr. spreken we van stedelijke samenlevingen of stadstaten. Soemerië telde er 30. Een stadstaat had gemiddeld 10.000 inwoners. Uruk(zie bovenstaand kaartje) had rond 3000 v. Chr. 50.000 'stedelingen', en was de grootste stadstaat. Je zult begrijpen dat zo'n samenleving ingewikkelder geworden was en dat er dus iemand leiding moest geven. In Soemerië ontstonden er daarom soms oorlogen tussen steden. Vorsten lieten steden daarom door middel van stadsmuren beveiligen(Zie afbeelding hier beneden. Je kunt duidelijk de stadsmuur zien).

De vier belangrijkste karakteristieken van de stedelijke gemeenschappen rond 3000 v. Chr. waren:
Een hiërarchische opbouw van de samenleving;
De aanwezigheid van een godsdienstig centrum;
De taakverdeling in de samenleving;
Het gebruik van het schrift.

Hiërarchische opbouw van de samenleving
Sociale piramide Opgebouwd naar machtsuitoefening van boven naar beneden

Koning en familie Men geloofde dat de koning de macht van de goden had gekregen. de koning zorgde ook voor de rechtspraak en was opperbevelhebber van het leger

Priesters Zorgden voor contact met de goden en daardoor hadden ze veel macht.

Ambachtslieden Klein gedeelte van de bevolking, werd wel steeds groter.

Boeren Grootste deel van de bevolking.

Slaven Vaak krijgsgevangenen.

Godsdienstig centrum
Elke Soemerische stad had in het centrum een ziggurat, een soort tempel. Dit was een hoog bouwwerk, via trappen kon je de top bereiken.(hoe hoger hoe dichter bij de goden). Hier werd de belangrijkste god van de stad vereerd.

Bovenstaande afbeelding laat goed zien hoe belangrijk zo'n tempel was

De ziggurat had naast de religieuze ook een economische functie. Rondom werden goederen verhandeld en moesten boeren een groot gedeelte van de oogst als belasting afstaan aan de vorst. In ruil daarvoor kreeg men bescherming en werd het irrigatiesysteem onderhouden. Er was sprake van redistributie(herverdeling): het ingeleverde graan werd door een bureaucratische organisatie 'uitbetaald' aan de priesters, de ambachtslieden en de koninklijke familie.

Taakverdeling in de samenleving
Door de grote opbrengst van de landbouw konden sommigen zich bezig gaan houden met andere werkzaamheden. Denk daarbij aan ambachtslieden, maar ook kunstenaars, priesters en natuurlijk nu ook schrijvers. Want er moest veel worden opgeschreven in de ingewikkelder samenleving. Schrijvers werden daarom heel belangrijk.

Schrift
Rond 3300 v. Chr. ontwikkelden de Soemeriërs het schrift. Dit schrift bestond in eerste instantie uit logogrammen: herkenbare afbeeldingen. ze werden hoofdzakelijk gebruikt voor het registreren van economische zaken. Uit die logogrammen ontwikkelden zich later echter klanktekens. Ëen teken stond voor een bepaalde klank. met klanktekens konden hele woorden en zinnen geschreven worden. Het Soemerische schrift wordt ook wel spijkerschrift genoemd, vanwege de vorm van de tekens. Men was nu in staat belangrijke zaken vast te leggen. Maar.. een klein gedeelte van de bevolking kon maar lezen en schrijven. Met de uitvinding van het schrift kwam een einde aan de Prehistorie voor het Nabije Oosten.


Hoofdstuk 2:
Tijd van grieken en Romeinen 3000 v.Chr-500 n.Chr.
Oudheid

§2.1 Denken over mens en natuur

Inleiding:
Iedereen kreeg in de volksvergadering van Athene evenveel spreektijd. Dat werd geregeld door een klepsydra, een wateruurwerk. De Atheners vonden de democratie heel bijzonder. Ze dachten veel na over de wijze waarop ze het bestuur van hun stadstaat konden vormgeven.

Het belang van dit onderwerp
De Grieken legden de basis voor onze democratie en ons wetenschappelijk denken. Zij ontwikkelden daarbij een geheel nieuwe kritische denkwijze, los van geloof en goden. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap vanaf de vijfde eeuw v. Chr. gevolgd hoe ze ontdekten hoe het menselijk lichaam werkt.

Hoe ontwikkelde zich bij de oude grieken het kritische denken over wetenschap en maatschappij?
'wij zijn juist een voorbeeld'

Alleen de vrije mannelijke Atheners die genoeg geld hadden om een wapenuitrusting te kopen en die konden vechten voor de stad mochten zich aanvankelijk Atheens burger noemen. Later werden ook andere mannen burger. Een burger mocht in Athene meebeslissen over de politiek, maar hij moest dan wel zelf in de volksvergadering aanwezig zijn en deelnemen aan de politieke besluitvorming (directe democratie). Niet in alle stadstaten was dat zo geregeld.

Pericles vond dat iedere burger actief moest zijn in de politiek. In 480 v. Chr. hadden de Grieken de Perzen verslagen. Athene was helemaal verwoest en Pericles startte een herbouwprogramma. De bouwpolitiek van Pericles (denk aan de Parthenon-tempel) leverde veel werk op en dat was een stimulans voor de Atheense economie. Omdat het economisch goed ging kon men dan ook geld en tijd vrijmaken om zich met politiek bezig te houden. Pericles was de eerste die burgers geld gaf als ze een openbare functie vervulden. Dankzij deze vergoeding konden ook arme burgers meedoen met de besluitvorming. In de praktijk waren de meeste burgers niet dagelijks met politiek bezig. De stadstaat Athene was ongeveer zo groot als de provincie Utrecht. Er is berekend dat minimaal een derde van de Atheense burgers wel eens in de jury, in de Raad van Vijfhonderd of in een commissie gezeten moet hebben. Het begrip politiek betekende oorspronkelijk dan ook: het functioneren van burgers in de polis (stadstaat).

Kwakzalfers, priesters en dokters
Ook op natuurwetenschappelijk terrein kwam het kritisch denken centraal te staan. Zo maakte de medische wetenschap grote vorderingen. In de oudheid was dokter geen beschermd beroep, dus noemden zich veel mensen dokter zoals kruidenvrouwtjes of toverdokters. Ook kon je de nacht doorbrengen in een tempel om via een droom genezing te vinden. Daarnaast waren er enkele grote medische centra met artsen die meer verstand van medische zaken hadden maar voor veel mensen waren die niet in de buurt.

Artsenscholen
De medische wetenschap heeft zich vanaf ongeveer 600 v. Chr. razendsnel ontwikkeld. Dat gebeurde vooral in medische centra waar opleiding en onderzoek gecombineerd kon worden. Niet langer de goden maar natuurlijke oorzaken lagen ten grondslag aan de ziekten. Door nauwkeurige observatie konden (aankomende) artsen de symptomen van ziekten leren herkennen. Als een ziekte zich altijd op dezelfde manier ontwikkelde, dan kon je op den duur het ziekteverloop voorspellen en er tijdig op inspelen.

Een van de belangrijkste artsen (afbeelding) was Hippocrates (ca. 460-380). Hij was de leider van de beroemdste artsenschool, op het eiland Kos. Hippocrates wordt de vader van de medische wetenschap genoemd. Ieder arts legt ook de eed van Hippocrates af.

De 4 temperamenten
Gezondheid hing volgens de Hippocratische geneeskunde samen met de juiste verhouding en menging (in het Latijn: temperamentum) van de vier lichaamsvochten: bloed, slijm, gele gal en zwarte gal. Het lichaam hield deze balans zelf in de gaten. als het lichaam niet goed functioneerde dan kon de arts een handje helpen. Tot in de negentiende eeuw was de theorie van de vier temperamenten in de medische wetenschap algemeen geaccepteerd.

Gehangenen om in te snijden
Operaties werden bij de Grieken waarschijnlijk al uitgevoerd in de achtste eeuw v. Chr. De ontwikkeling van de chirurgie was nauw verbonden met de oorlogsvoering: pijlen moesten verwijderd worden, ledematen afgezet. In de meeste gevallen ging het dus om noodoperaties. De kennis die men geleidelijk aan opdeed, was vooral gebaseerd op systematisch wetenschappelijk onderzoek.


§2.2 Echt klassiek

Inleiding
Deze paragraaf gaat over de voorbeeldfunctie die de Griekse cultuur gehad heeft en nog steeds heeft.

Als wij de naam klassiek gebruiken, dan heeft dat bijna altijd de bijklank 'tijdloos' of 'uitzonderlijk mooi of goed': het is een soort kwaliteitswerk. de periode 480-338 geldt als hét klassieke tijdperk van de Europese geschiedenis. De kunstwerken van die tijd gelden nog steeds als voorbeeld.

Hoe heeft de klassieke vormentaal van de grieks-romeinse cultuur zich ontwikkeld?

verspreiding van de griekse cultuur
Door de veroveringen van Alexander de Grote (356-323) werd de Griekse cultuur over een groot gebied verspreid. Van Iran tot de Zwarte zee en van Egypte tot Armenië werden de steden aangekleed met Griekse beeldhouwwerken. Vanaf het begin van de tweede eeuw v. Chr. begon Rome, als nieuwe grootmacht de Griekse gebieden te veroveren. De Romeinen beschouwden de bezittingen, maar ook de mensen uit het veroverde gebied als oorlogsbuit. Vaak werden de bewoners als slaaf aan de Romeinen verkocht. De enorme aanvoer van goedkope arbeidskrachten veranderde de hele Romeinse maatschappij. Bij de slaven zaten zeer ontwikkelde mensen: artsen, geleerden, leraren, schrijvers en kunstenaars. Ze brachten de Hellenistische cultuur en wetenschap de Romeinse maatschappij binnen. Militair hadden de Grieken weinig in te brengen maar des te meer op het gebied van kunst en wetenschap. Een deel van de materiële opbrengsten van het Romeinse imperialisme bestond uit beeldhouwwerken en andere kunstvoorwerpen.

Beeldhouwwerken werden eerst meegenomen om er mee te pronken later plaatste men ze in tempels. Maar in de loop van de tweede eeuw v. Chr. veranderde dit. Beelden werden nu bewust meegenomen om de huizen en tuinen van de veldheer en van zijn vrienden mee op te fleuren. Ook kwamen er nieuwe tempels, theaters, wegen en luxe landhuizen met grote tuinen naar Hellenistisch voorbeeld. In minder dat twee eeuwen was Rome van een Italiaanse (Romeinse) stad veranderd in een Hellenistische metropool.

Eerst nadoen - dan beter doen!
In het begin van de tweede eeuw v. Chr werden de Griekse vormen nog vrijwel letterlijk overgenomen door de Romeinen. Het bleef echter niet bij imiteren. De Romeinen voegden ook eigen elementen toe. De Romeinen hadden van de Grieken overgenomen dat een keizer op officiële portretten er uit zag hoe hij er moest uitzien, dan hoe hij er werkelijk uitzag. Typisch Romeins was dan weer de manier waarop ze werden afgebeeld: bijvoorbeeld als hoogste priester of als succesvolle legeraanvoerder.

Ook op het gebied van de architectuur zie je deze aanpassing. Griekse tempels hadden rondom trappen en waren van alle kanten toegankelijk. Italiaanse tempels stonden op een hoog podium met alleen trappen aan de voorkant. De Romeinen namen wel de vorm van de Griekse tempels over, maar hielden vast aan het podium. Ze ontwikkelden dus een Griekse tempel op een Italiaanse basis.

Beton en bogen
Twee belangrijkste Romeinse verbeteringen in de bouwkunst waren het beton en de boogconstructie. De Grieken werkten met zuilen. Die verbonden ze door middel van balken en op die balken legden ze een dak of een plafond. Doordat bij bogen de druk anders verdeeld is, kan de overspanning veel groter zijn. De Romeinen konden dus door middel van boogconstructies, gewelven of koepels grote ruimtes overdekken zonder dat de ruimte helemaal vol zuilen stond. Ook beton hielp daarbij. Dit mengsel van puin, kalk, vulkanisch zand en water was veel lichter dan natuursteen of baksteen en net zo sterk. De Romeinen pasten de combinatie van boogconstructie en beton op allerlei terreinen toe.

REACTIES

T.

T.

Heei,

ff een vraagje... waar zijn hoofdstuk 2.3 t/m 2.5???

doeegg

13 jaar geleden

A.

A.

Waar is 2.3 t/m 2.5?

We are Anonymous
We do not forgive
we do not forget
expect us

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.