Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Blok 2

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1598 woorden
  • 28 januari 2010
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
13 keer beoordeeld

Nederlands Blok 2
Tekstdoelen en tekstvormen:
Informerende teksten:
Het is objectief
- Nieuwsbericht: mededeling op zakelijke wijze over iets wat pas gebeurt is.
Doel: Informatie geven
Begin: Lead -> beknopte samenvatting van de rest.
- Verslag: gaat over gebeurtenis of activiteit (chronologisch)
Inleiding: Onderwerp, plaats, tijd (waarover, wie, waar, wanneer).
Middenstuk: werkwijze, gang van zaken (hoe, wat).
Slot: resultaat (wat is het resultaat, hoe wordt er opgereageerd, eigen mening).

- Notulen, zakelijke brief.
Uiteenzetten:
Het is objectief
- Lang artikel in krant of tijdschrift tekst schoolboek, naslagwerken, zakelijke brief.
- Informatie geven en uitleggen, stap voor stap, één deel onderwerp per alinea.
- Uitleggende, toelichtend verband.
Betoog:
Het is subjectief
- Commentaar in tijdschrift of krant, ingezonden brief, recensie
- Overtuigen
- Inleiding: (vraag)stelling
- Middenstuk: argumenten -> tegen argumenten -> tegenwerping
- Slot: Conclusie of samenvatting
Beschouwing:
Het is subjectief
- Achtergrond artikel tijdschrift/ krant, ingezonden brief, recensie
- Onderwerp van verschillende kanten belichten.
- Onderdelen: - oorzaken en verklaringen
- voor- en nadelen
- mogelijke oplossingen

Activering:
Het is subjectief
- Advertentie, ingezondenbrief (krant of tijdschrift), circulair, folder/ brochure (in
veelvoud verspreid drukwerk), pamflet, affiche (publicatie bord).
- Activering: overtuigen en tot die actie aanzetten.
- Onderdelen: - aandacht trekken: afbeelding, opvallend gedrukte kopregel, anekdote
- hoofdtekst met: informatie, argumenten
- oproepen tot actie (ondersteund door slagzin, antwoordcoupon)
Zakelijke tekst:
- Circulaire brief: zakelijke brief gericht aan meer personen, activerend.
- Sollicitatie brief: zakelijke brief waar je je aanbied voor een functie, informerend/
activerend.
- Ingezonden brief: persoonlijk getint artikel opgenomen in vaste rubriek,
(informerend), betogend of activerend.

Onderwerp en hoofdgedachte:
Onderwerp:
Het bestaat meestal uit één woord of uit enkele woorden. Het onderwerp van een groepje alinea’s bepaal je door goed naar de kernzinnen te kijken. Het onderwerp van de hele tekst bepaal je door goed naar de titel, de inleiding en het slot te kijken.


Hoofdgedachte:
Om de hoofdgedachte te bepalen kijk je goed naar de titel, de inleiding het slot en de kernzinnen. De hoofdgedachte geef je weer in een niet al te lange zin.

Hoofdstructuur van een zakelijke tekst (brief, betoog, artikel enz.):
Inleiding:
- belangstelling wekken
- onderwerp introduceren, hoofdgedachte naar voren brengen
- aankondigen hoe de tekst is opgebouwd
- aanleiding voor schrijven
- lezer of luisteraar welwillend stemmen
- pakkende inleiding:
- begin met directe vragen
- begin met een uitspraak in de vorm van een stelling, gevolgd door een vraag
- begin met een retorische vraag
- begin met een verassende, uitdagende, shockerende of sarcastische openingzin
- begin met een anekdote
- stel het probleem meteen aan de orde
Middenstuk:
- Kern, hierin wordt het onderwerp behandelt, de hoofdgedachte wordt uitgewerkt in
deelonderwerpen.

- Per alinea één deelonderwerp en één kernzin.
Slot:
- korte samenvatting
- aanbeveling
- conclusie

Argumenten:
- Voorbeeld
- Feit
- Empirisch argument, een ervaringsfeit, iets wat je zelf heb beleefd.
- Beroep op autoriteit, gezagsargument, autoriteit is iemand van wie je aanneemt dat hij
veel verstand heeft van de desbetreffende zaak.
- Vergelijking
- Moreel argument, het argument wordt ontleend aan een persoonlijke overtuiging,
ideaal, religie of een andere levensbeschouwing.
- Emotioneel argument, persoonlijke argumenten, je voelt dat nu eenmaal zo.

Redenering op basis van feiten Feiten

Redenering op basis van geloof Morele argumenten
Redenering op basis van intuïtie Emotionele argumenten
Redenering op basis van gezag Autoriteitsargument
Redenering op basis van vergelijking Voorbeeld, empirisch argument, vergelijking
Redenering op basis van gevolgen Voorbeeld, empirisch argument, feiten
Redenering op basis van nut Voorbeeld, empirisch argument, feiten

De presentatie:
- Tekstsoorten van een presentatie zijn uiteenzetting, betoog en beschouwing.
- Beoordeling van een presentatie:
- is het logisch opgebouwd? - hoe is het niveau van de presentatie?
- is er een goede uitleg?
- zijn er goede argumenten?
Discussie:
- Je probeert tot een gemeenschappelijk standpunt te komen.
- meningvormend: Discussie waarin je je eigen mening geeft, verheldert evt. bijstelt op
basis van eigen nieuwe gedachten en meningen van anderen.
Vb: Hoe kan zinloos geweld worden tegengegaan?

- probleemoplossend: Discussie die tot een oplossing, concreet besluit of actieplan leidt.
Vb: Hoe verminderen we de werkdruk in de Tweede Fase?
- Discussie onderwerp is: open (geen kant-en-klare oplossing), controversieel (meningen
lopen uiteen), actueel en er is genoeg informatie over te vinden.
- 4-fafse forum discussie:
- Voorzitter introduceert onderwerp
- Om de beurt standpunten laten horen
- Discussie begint -> onderbouwing eigen mening met argumenten
- Voorzitter kijkt of er gemeenschappelijke standpunten te formuleren zijn, is er een
oplossing? Niet? Dan is er een onoverbrugbaar meningsverschil.
- Voorzitter is verantwoordelijk voor een goed verloop van de discussie:
- Onderwerp introduceren, iedereen aan de beurt laten komen voor standpunt,
iedereen aan het woord laten voor onderbouwing, de resultaten samenvatting en het
afsluiten.


Debat:
- De standpunten staan al vast dat is anders dan bij de discussie.
- Stelling: beleid x moet vervangen worden door beleid y.
- 4 debatvragen:
1. Zijn er wel problemen?
2. Worden ze veroorzaakt door beleid x?
3. Worden ze opgelost door beleid y?
4. Zijn de voordelen van beleid y groter dan nadelen?
- Je hebt gewonnen als het je lukt de argumentatie bij een van de vier vragen met succes
te weerleggen van de tegenpartij, want dan zijn de antwoorden op de andere punten
ook ongeldig.
- De zes ronden van een debat:
1. opzetbeurt voorstanders (5min.) 4. verweerbeurt tegenstanders (4min.)
2. opzetbeurt tegenstanders (5min.) 5. slot tegenstanders (2min.)
3. verweerbeurt voorstanders (4min.) 6. slot voorstanders (2min.)


Bijvoeglijke naamwoorden:
- Bijvoeglijk naamwoorden afgeleidt van een werkwoord schrijf je zo kort mogelijk. (Vb.
het geslachte schaap, de vergrote foto’s).
- Soms moet de medeklinker verdubbeld worden, als het uitspraakproblemen
veroorzaken. (Vb. de geknotte wilg, de geredde skiër).
- Bij stoffelijke bijv.nw. schrijven we meestal –en. (Vb. de houten klomp, wollen sjaal).
- Na het woord te schrijven we het hele werkwoord. (Vb. de te verwachten drukte).

Meervoud van zelfstandige naamwoorden:
- Woorden op a, e, i, o, u, y schrijven we in meervoud met -’s om verkeerd lezen te
voorkomen. (Vb. pinda-pinda’s, fascimile-fascimile’s)
Wanneer verkeerd lezen is uitgesloten, schrijven we de -s eraan vast. (Vb. garages).
- Wanneer ervoor de -y een klinker staat schrijven we de -s eraan vast. (Vb. playboys).
- Afkortingen schrijven we met een -‘s. (Vb. cd’s, pc’s).
- Wanneer de klemtoon van het woord op laatste lettergreep valt krijg je een extra –ën.

(Vb. democratie-> democratieën).
- Wanneer de klemtoon niet op de laatste lettergreep ligt dan krijg je geen extra -ë. (Vb.
bacterie -> bacteriën).
- Als de klemtoon op het eind ligt krijg je een dubbele letter. (Vb. baret -> baretten)
Als de klemtoon niet op het eind ligt verdubbelen we niet. Meestal zijn dit woorden met
-(er)ik, -es, of -et. (Vb. viezerik -> viezeriken).
- In het meervoud verandert de f meestal in v en de s meestal in z. (Vb. geloof ->
geloven).
Uitzondering: fotografen, antroposofen, elfen, kansen, wensen.

De tussenletter(s) -(e)n
Samenstelling met een tussen -n
- Schrijf een -n wanneer het eerste deel van de samenstelling een zelfst.nw. is dat in het
enkelvoud eindigt op een toonloze e (zoals in de) en alleen een meervoud op -n heeft.
(Vb. invalidenparkeerplaats (invalide -> invaliden).
- Schrijf -en wanneer het eerste deel van de samenstelling een zelfst.nw. is dat in het
enkelvoud niet eindigt op een toonloze e en een meervoud heeft op -en en evt. op -s. (Vb.

paardenstaart).
Samenstelling met -e
- Wanneer het eerste deel van de samenstelling een zelfst.nw. is dat ten eerste in het
enkelvoud eindigt op een toonloze e en ten tweede een dubbel meervoud heeft op -n en
-s schrijven we geen tussen -n! (Vb. groentesoep (groenten/ groentes).
- Het eerste deel is een dierennaam en het tweede deel is een plantkundige aanduiding
aanduiding. (Vb. kattekruid, paardekastanje).
De andere plantnamen volgen wel de hoofdregel (Vb. kattenstaart, berenklauw).
- Het eerste deel van de samenstelling noemt een persoon of zaak waar er maar één van
is, schrijven we alleen een. (Vb. Koninginnedag, maneschijn).
- Alleen een -e, wanneer het eerste deel oversterkend is. (Vb. beresterk, huizehoog).

Tussenletter -s
- We schrijven een tussen -s in samenstellingen waar je hem hoort. (Vb. stadswacht)
- Bij samenstellingen waarvan het tweede deel met een sisklank (c, ch, j, s, sch of z)

begint, kun je de -s niet horen. Vorm dan een soortgelijke samenstelling met een ander
tweede deel dat niet met een sisklank begint. (Vb. staqdscentrum, stationschef,
scheepsjournaal).

Verkleinwoorden
- Als het te verkleinen woord eindigt op a, e, u, i en o krijg je een verdubbeling van de
klinker (Vb. drama -> dramaatje, coupé -> coupeetje).
- Bij woorden op -y en bij afkortingen en letters schrijven we een apostrof. (Vb. baby ->
baby’tje, cv -> cv’tje).
- Chocolaatje, dineetje, karbonaadje, souvenirtje

Punt, vraagteken, uitroepteken
- Punt: aan het eind van de zin.
- Vraagteken: na een vraag.
- Uitroepteken: na een uitroep, wens, waarschuwing, aansporing of bevel.

Komma
- We zetten komma’s tussen de delen van een opsomming.
- We schrijven een komma achter en/ of voor een aangesproken persoon en
tussenwerpsels (ach, hé). Bij een combinatie van tussenwerpsels komt maar 1 komma.
- Voor en achter een bijstelling (een zinsdeel dat dezelfde zaak of persoon nog eens

noemt, maar dan met andere woorden) komt een komma.
- Voor een aantal voegwoorden die deelzinnen met elkaar verbinden (maar, want enz.),
staat een komma.
- Tussen twee werkwoorden uit verschillende gezegdes schrijven we een komma. (Vb.
Wie een gemiddeld intelligentieniveau heeft, kan de examens in principe met succes
Afleggen).
- We zetten een komma na een beperkende of een uitbreidende bijvoeglijke bijzin. (Vb. de
twee fietsers die zonder licht reden, kregen een bekeuring / de twee fietsers, die zonder
licht reden, kregen een bekeuring).
- Voor en na tussengeschoven woorden staat een komma. (Vb. De vakantiewoningen,
klein maar schitterend gelegen aan het water, waren binnen een week verkocht).
- We gebruiken een komma om verkeerd lezen te voorkomen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.