Grieken - Romaans

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1965 woorden
  • 17 december 2009
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
10 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting BeVa Grieken-Romaans

Grieken
In Griekenland ligt de oorsprong van de Europese beschaving.
vanaf 2600 v. Chr Egeeërs. Zij dreven handel met Egypte en het (Midden-)Oosten.
In de stad Mycene was het centrum v/d Griekse beschaving. Mycene lag op Peloponesos (zuiden v. Griekenland)
+/- 1400 v Chr. Myceners namen Kreta in.
Vanaf 3000 v. Chr. Was er op Kreta een Minoïsche cultuur (koning Minos)
De Doriërs verdreven de Myceners van Kreta. Stammen als de Ioniërs vestigden zich ook in Griekenland.

Vanaf 1200 v. Chr heet Griekenland “Hallas” met Hellenen als inwoners.
Elke grote stad had zijn eigen regering (stadstaat)
+/- 400 v Chr. Werd Athene op cultureel en maatschappelijk gebied de machtigste stadstaat. Kunst bereikte hoogtepunt. Vanaf toen ook een politieke eenheid. Samen veroverden de stadstand gebieden. (hoogte punt 300-50 v. Chr.)

De tempel is op een podium gebouwd. Op het podium staan
zuilen, die bekroond worden met kapitelen.
De ruimte tussen de zuilen wordt overbrugd door architraven (liggende balken) (architraafbouw)
De voor- en achterzijde v/h dak is afgesloten met een driekhokig gevelveld: het timpaan.
Vanaf 600 v. Chr worden tempels van steem en marme gebouwd. Daarvoor van riet en hout.
Triglieven = drie gleuven. Cannelurus (canna = riet).

De harmonie en eenvoud kenmerken de Griekse tempels. Ze gingen uit van vaste maatverhoudingen (modulus), afgeleid van het menselijk lichaam. ‘gulden snede’= wiskundig bepaalde ideale maatverhouding.
Dorisch: v.a. 700 v. Chr. Vrij massief. Kussenkapiteel. Geen voetstuk
Ionisch: v.a. 570 v. Chr. Sierlijker dan Dorisch. Twee gerulde vormen (voluten).

Deze omklemmen de zuil en en zijn verbonden met elkaar. Krulkapiteel. Ranker dan
Dorisch + voetstuk.
Korintisch: v.a. 400 v. Chr. Samengesteld geheel van bladvormen. Bladerkapiteel.
Architraaf bestaat uit drie lagen.

De tempels dienden echt als onderdag voor de goden. Alleen de priesters mochten ze in. De bouw was prestigegericht.
De Grieken bouwden hun openluchttheaters tegen een heuvel aan. De vorm was halfrond. Acht er het toneel stond een klein gebouwtje waar de acteurs zich konden omkleden en die ook wel als decor diende.

Op de vazen werde mhythologische verhalen afgebeeld, maar ook dagelijkse taferelen. De oudste vazen zijn gebschilders met hoekige mens-en dierfiguren en geometische (archaïsche) motieven (900-700 v. Chr)
De geometrie: driehoeken, cirkels, (haken)kruizen en zigzagvormen.
D Attische stijl weergeeft de mens- en dierfiguren veel realistischer en dynamischer.
Zwartfigurig: de vormen zijn met zwartbakkende glazuur op de lichtrode scherf aangebracht. Door de
glazuurlaag weg te krassen, wordt de rode ondergrond weer zichtbaar en ontstaan rode
lijnen.
Roodfigurig: De vaas wordt bedenkt met een zwarte laag en de figuren worden uitgespaard.
De zwarte lijnen zijn er opgeschilderd.

Aan de vorm en grootte van de vaas is te zien welke functie deze heeft (gebruiks, pronk, godsdienstig, ereprijzen, grafversiering, voorraden)

Archaïsche: 6e eeuw v. Chr. gestileerd. Stijd, symmetrisch, statisch, frontaal, beroren lach,
kore/kouros, egyptische invloed (haar, schouders/taille)
Contapost: (klassieke periode 500-350 v. Chr.)levendiger, heupen scheef, rust op één been,
de ander licht gebogen.
Hellenistisch: 350-50 v. Chr. Realistischer, verfijnder. Ingewikkelde poses. Emotiesch, beweeglijk.
Zeer gedetailleerde anatomieweergave.
De grieken wilden het ideale mensfiguur uitbeelden. Perfecte vormen en verhoudigen. De meeste beeldhouwwerken zijn van marmer, andere in brond. Voor 350 v. Chr werden de beelden beschilderd (gepolychromeerd) en ogen,lippen,nagels met glas, kristal e.d. ingelegd. Weinig orginele beelden overgeleverd, wel veel Romeinse kopiën.
De beelden dienden als versiering, dankbewijzen of als toonbeelden van goden voor bij godsdienste feesten. De Romeinen hebben de Korintische bouwstijl verder uitgewerkt en hebben de drie (dorisch, Ionisch, Korintisch) gecombineerd. Ze kopieerden heel veel (bronzen) griekse beelden in marmer.



Romeinen
8e eeuw v. Chr: in Latium woonden de Latijnen, met als belangrijkste stad Rome.
--- Rome: Romulus en Remus (Mars en Rhea Silvia) te vondeling. Wolvin redt hen van verdrinkingsdood en voed hen op. Romulus dood zijn broer na een ruzie naar wie de stad gaat heten en sticht zo Rome. 753 v. Chr.---
Rome groeide uit tot een invloedrijke stad. 7e eeuw v. Chr: onder heerschappij v/d Etrusken. 6e eeuw v. Chr: Rome weer vrij. Rome werd groter en groter, heel Italië in handen van Rome. Later zo ook zowat heel Europa, Noord-Afrika, Midden-Oosten, diverse gebieden rond Middellandse Zee. Door goed getrainde legers veel overwinningen. Bevolking (ook de overwonnen gebieden) moesten belasting betalen. De Romeinen namen veel over van de overwonnen gebieden. Veel Griekse invloeden in cultuur.
Kracht van verovingspolitiek was het respecteren van cultuur. Vanuit versterkte legerplaatsen (later uitgegroeid tot steden als Trier en Maastricht) werd het rijk geregeerd.
Senatoren, rijke kooplieden, kunstenaars&schoolmeesters(meestal Grieks), arme burgers of proletariërs, slaven. De proletariërs waren de grootste groep.
Vanaf +/- 200 na. Chr. Verviel het rijk. In 395 werd het rijk gesplitst. Het West-Romeinse Rijk viel in 467 door gotische stammen (barbaren). +/- 1000 jaar later viel ook het Oost-Romeinse Rijk.

Tongewelf = een gewelf waarbij de druk van de overkapping naar de dragende muren worden verlegd. De muren moeten daarom behoorlijk dik zijn.
Kruisgewelf = zijn twee tongewelven, haaks op elkaar, waardoor de dragende muren wat worden ontlast en dus dunner kunnen zijn.
Koepelgewelf = een koepel. Bij het Pantheon is een opening van 9meter doorsnede uitgespaard.
Pendentieven = zijn de verbindingen tussen de koepen en de vierkante ondergrond. (bollopende driehoeken)

Natuursteen, baksteen, marmer en een soort beton werden gebruikt voor de bouwwerken.

De Romeinse architectuur was meer van de praktische kant.
Amfitheaters = dubbele theaters (grieken), zoals het Colloseum
Fresco = een muurschildering die is aangebracht toen de kalk nog nat was.
In 79 n. Chr. Barstte de Vesuvius uit, waardoor Pompeii “orgineel” bewaard is gebleven.
Afb 9: bestaat uit panelen. Doorkijkje me gebouwen. Ruimtelijke illusies.
Mozaïek: vloer of wanden. Gekleurde stukjes marmer, glas of steen in natte cement.
Zowel de fresco’s als de mozaïeken dienden als versiering.

Beeld Augustus (20 v. Chr.): Volle wapenrusting, afgebeeld als goddelijk heerser. Op zijn harnas staan o.a. zijn verslagen/overwinningen tegen Hispanje en Germanië afgebeeld, net als de oorlogsgod Mars. Hij staat in een toesprekende houding en heeft de consulstaf vast. Dat Cupido aan zijn been zit, betekend dat hij zou afstammen van de godin Venus.

Verhalen werden ook verteld door overwinningszuilen. Bijv. die van Trajanus. De 29.5 meter hoge zuil bestaat uit 18 blokken Parisch marmer met een doorsnee van 3,70 m (onderaan, 3m bovenaan). Een basis van 5,5 m, een 4m hoogbeeld van Trjanus (nu St. Pieter) Binnenin is een wenteltrap van 185 treden, die naar het platform boven op de zuil leidt. Er zijn 43 nauwe gleuven aangebracht voor de lichtinval. Op de zuil is spiraalsgewijs een ca. 200 m. lang fries (in reliëfs dus) aangebracht waarop, als een soort doorlopend stripverhaal, de veldtochten van Trajanus in Dacië zijn afgebeeld. De breedte van het fries loopt op van 90 cm. aan de onderkant tot 1,25 m. Bovenaan.
De Romeinen zijn te herkennen aan hun wapenuitrustingen. Alles is gestyleerd weergegeven.


Vroegchristelijk
Na de dood van Christus groeide het christendom snel. De Romeinen zagen er eerst geen bedreiging in, later wel en moesten de christenen vluchten of in het geheim in catacomben onderduiken. Pas in 313 was er vrijheid van godsdienst door Constantijn. De christenen ontwikkelen een eigen cultuur, waarvan wel wat van de Romeinen werd overgenomen, maar lang niet alles. Wat wel werd overgenomen, waren bijvoorbeeld motieven die als geheime sybolen dienst deden (druiven, vissen, lammeren).

De vroegchristelijke kerk, een basiliek, is qua vormgeving ontleend aan de Romeinse basilica. Zo konden er veel christenen tegelijk in, maar had de kerk geen vorm van een Romeinse tempel.
Het is een lange rechthoekige ruimte, verdeel din een breed middenschip en twee smallere zijbeuken. De scheiding bestaat uit een zuilenrij.
De ‘voorkant’ eindigd in een halve koepel, waar het altaar op een verhoging staat. Hieronder bevind zich een crypte. Het middenschip werd door een zadeldak met een houten balkconstructie. De zijbeuken zijn voorzien met een schijn lessenaarsdak.

Behalve de rechthoekige basiliek, werd ook de centraalbouw tegepast.
Centraalbouw = de plattegrond van het gebouw is gebaseerd op een regelmatige veelhoek, cirkel of grieks kruis.
Voor beide gebouwen werd baksteen gebruikt.

De mensfiguren op schilderingen werden vereenvoudig en gesileerd. Dit omdat niet het realisme speelde , maar hoe het werd overgedragen (symbolische betekenis). Veel verschillende bijbelse personen of begrippen werden uitgebeeld door symbolen.

Byzantijns
Van Byzantium (Constantinopel). Deze cultuur hield stant tot 1453, toen de islam bezit nam van de christelijke eigendommen.)
Het centrale gedeelte van de plattegrond van de Byzantijnse kerk is vierkant. Centraalbouw is kenmerkend. De ruimtes werden vaak afgelsoten met één of meerdere koepels. (bijv. Hagia Sofia (=Heilige Wijsheid)).


De Hagia Sofia (532-537 gebouwd in opdracht van keizer Justinianus)) Ondanks de langwerpige vorm is er toch sprake van een centraak vierkant middengedeelte. Afgesloten met een enorme centrale koepel (staat symbool voor de kosmos). Aan weerszijde liggen twee halfronde, lager liggende, koepls. Deze rusten op kleine, nog lagere liggende, nissen met halfronde koepels. (koepelcontructie)
De absis en muren van de Byzantijnse kerken zijn rijk versierd met fresco’s en mozaïeken.
Icoon = een klein houten paneelte dat volgengs vaste regels (bladgoud als ondergrond) beschilerd is met gestileerde heiligen.
Boeken werden handgeschreven en versierd door miniaturen. De boekbanden werden versierd met ivoor, (blad)goud, zilver, edelstenen en email. De Byzantijnse kunst heeft vooral invloed gehad op de traditie (iconen e.d.) van Griekse en Russische orthodoxe kerken. De Hagia Sofia voor vele Turkse moskeeën.

Karolinisch
De Karolinische kunst ontstond in Groot Brittanni:e. Ierse en Engelse monniken brachten de christelijke cultuur, die op het vaste Europese land zowat verdwenen was, terug. De naam komt van Karel de Grote. Hij heeft de Karolinische kunst vanaf zijn hof in Aken gestimuleerd, daarom heet het ook wel een hofkunst.

De erken hebben zowel centraalbouw als de basiliekvorm.
Manuscripten = overgeschreven gedeeltes van een evangelie of ander gedeelte uit de Bijbel
Deze waren vaak versierd met plant- en vlechtmotien (Keltische invloeden)

Romaans
Ontstond rond 910 toen het christelijke geloof nieuw leven werd ingeblazen.
Relikwieën = overblijfselen van heiligen.
Bedevaarten = reizen naar relikwieën met als doen boete doen, genezen van kwalen, goede plaats hemel. Veel begonnen in Frankrijk en eindigen in Santiago de Compostelle. Vele bedevaartskerken, deze waren groot en rijk versierd. Gebrandschilderede ramen of religieuze gebeeldhouwde taferelen.
Ook waren er nog kloosterkerken.


De kerken hadden vaak de vorm van een Laitjns kruis. Om de kerken van buitenaf minder massief te laten lijken, werden op de muren reliëfachtige versieringen in de vorm van polasters en rondbogen aangebracht. Er werd zoveel mogelijk een vast maatsysteem gebruikt. Dikke zuilen en steunberen versterken de contructie die het gewicht van het geweld dragen. Ramen zijn klein om de muren niet te verzwakken.
De vieringstoren is gebplaatst op de kruising. Hieronder staat het hoofdaltaar.
Arcaden = rij zuilen of pilaren die door bogen met elkaar zijn verbonden.
Absis = halfronde uitbouwsels aan het koor van de kerk.
Door de kooromgang konden de mensen toch nog naar alle straalkapellen voor de heligenverering zonder de mis te verstoren.

In de schilderkunst was er veel symmetisch, en waren er strenge lineaire vormgevingen. De msensen waren vaak niet heel naturalistisch afgebeeld. Heiligen dragen een aureool.
Schilderingen op houten panelen van de altaarstukken zijn uitgevoerd in temperatechniek (=pigment en gom op eiwitbasis).
De bijbelse taferelen zijn vaak boven het altaar in de absis te vinden.

_______________
De Laocoöngroep, ook wel Laocoön en zijn zoons genoemd, is een monumentaal beeldhouwwerk, waarschijnlijk tussen 40 v.Chr. en 20 v.Chr. gemaakt op het eiland Rodos. Volgens de Romeinse schrijver Plinius is het gebeeldhouwd door Agesandros en zijn zoons Athenedoros en Polydoros. De Laocoöngroep staat in de Vaticaanse musea in Vaticaanstad in Rome.De Laocoöngroep is een van de beroemdste beeldengroepen uit de Oud-Griekse beeldhouwkunst. Let vooral op de details (Hellenistisch): de gezichtsuitdrukkingen zijn goed nagebootst.Het verhaal achter deze afbeelding is dat de Trojaanse priester Laocoön de Trojanen wilde waarschuwen om het paard van Troje niet binnen te halen. Volgens de overlevering werden de priester en zijn zoons vervolgens gewurgd door slangen van Poseidon. Uitgebeeld wordt het moment waarop de Laocoön en zijn zoons gewurgd worden door twee slangen die gestuurd zijn door Poseidon (of Pallas Athena).

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.