Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Ontwikkelingssamenwerking

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 6347 woorden
  • 29 oktober 2009
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijwetenschappen ‘Ontwikkelingssamenwerking’ tentamenweek I

Vooraf besproken punten

1. Wat is ontwikkelingssamenwerking?
Ontwikkeling is groeien naar een bepaald punt.
Samenwerking is met elkaar proberen wat te bereiken.
Conclusie: elkaar helpen om naar een bepaald punt te werken. Landen die verder in ontwikkeling zijn helpen andere landen.
Te denken aan:
- Techniek
- Sociaal (verschil arm/rijk)
- Politiek (corruptie, dictatuur)

- Economisch (handel, kapitaal/arbeidsintensief)
- Onderwijs

2. Waarom?
Met elkaar kun je meer bereiken en op dit gebied heeft elk land zijn eigen specialiteiten.
Hierdoor kan het verschil tussen arm en rijk verkleind worden. Ook wordt er gezorgd voor het stimuleren van de industrie, dat zorgt voor een goede wereldeconomie (voor hen, maar ook vooral voor ons!). Het kan mensen ook een goed gevoel geven om andere te helpen. Landen kunnen ook zo bondgenoten met elkaar zoeken, wat altijd handig is bij handel maar ook als je land problemen kent (oorlog).

3. Hoe?
Door met elkaar afspraken te maken, goed met elkaar te communiceren. Afspraken met m.b.t. financiële tegemoetkoming maar ook op andere vlakken. Denk hierbij aan organisaties de arme landen steunen. Dat kunnen particuliere organisaties zijn ( ICCO, MAF, W&D) maar ook door laterale hulp (hulp van ene regering aan andere regering). Overigens werkt niet altijd financiële steun, want hierdoor is er een grote kans op corruptie of ongelijkheid binnen de regering. Toch kunnen we elkaar helpen op het gebied van moderne ontwikkelingen: het overdragen van kennis in de landbouw. En belangrijk: microkredieten verlenen.

Aantekeningen

Geschiedenis
Als eerste de geschiedenis van de Europese expansie. Dat begon in 1492 dankzij Columbus. Hij ontdekte India, en haalde daar specerijen vandaan. Maar zodra hij daar aankwam, was Colombus al gelijk degene die overheerste door zijn egoïsme: zette de vlag neer in naam van de koning en eigende dit gebied zijn eigen land toe. De bewoners verweerde zich niet omdat ze geen wapens hadden. Zij konden niet op tegen de militaire macht van Columbus.

In de 16de / 17de eeuw verdeelde zich 3 landen over de wereld:

- Nederland
- Engeland
- Frankrijk
In de 16de eeuw ging Spanje op ontdekkingsreis naar Zuid-Amerika. Tijdens deze twee eeuwen was er veel verovering van koloniën, die onder te verdelen zijn in 2 soorten: vestigingskoloniën en handelskoloniën (met daarop handelsposten/fort).
In de 19de eeuw heerste er het modern imperialisme (streven naar één wereldrijk). Ook brak er de tijd van de Industriële Revolutie aan.

In de 20ste eeuw was er voor 1940 een opkomend nationalisme. Dat werd ontdekt in het moederland door inlandse studenten, die keerde terug naar hun eigen land met een ‘trots-op-eigen-land-gevoel’. Hierdoor ontstond er een onafhankelijkheidsbeweging binnen deze kolonies.

Na 1945 waren bijna alle koloniën zelfstandig. Dat gebeurde vaak na een oorlog. Toch was er vaak oorlog vanuit de grote landen om ze toch nog te dwingen hen als baas te zien. Nu kennen we nog steeds een formele kolonie, maar vaak hebben deze landen hun eigen regels en eigen regering.

Invalshoeken
- Sociaal-culturele invalshoek:
Theorie: waarden=ideeen die waardevol voor jouw zijn. Normen: onbeschreven regel. Etnocentrisch je eigen ras/land staat centraal. En je stelt waarom vragen.
-Politiek-juridisch:
Regels oplossen en uitzoeken in de wet van een probleem. Scholen moeten zelf weten hoe ze les geven maar moet wel gelijk zijn als aan alle andere scholen. Het resultaat moet gelijk zijn.
-Sociaal-economisch:

Sociaal= belang van mensen, harmonie
-werk
- Economisch= verzorgingsstaat, inkomen, hebben mensen werk, zijn ze rijk of arm?
Bijzondere scholing= als de scholene dingen verkeerd doen heeft dat ook nadelen.
-Veranderings en vergelijkingshoek
Rijke landen: leerplichtwet
Arme landen hebben geen onderscheid in soorten scholen.

Europese expansie
1492: Columbus
16e eeuw: Spanje en Zuid-Amerika
16/17e eeuw= Frankrijk, Engelsen-Republiek

Koloniën- vestigingskoloniën: Amerika, Canada en Australië
- Handelskolonieën: handelsposten= een rand van gebieden waar handel wordt gedreven.
Mensen handelden voornamelijk: koffie, specerijen en suiker

19e eeuw modern imperialisme (het streven naar een wereldrijk)
Industriële revolutie( toen kwam de stoommachine uit) => spoorwegen worden aangelegd
=> grondstof -> katoen

 Afzetgebieden=> je gaat je afzet gebieden verkopen.
Je hebt meer machines-> meer productie voor je eigen markt. Je markt wordt verzadigd en dus kun je naar andere gebieden met je producten.

Europa neemt het binnenland in bezit:
-Textiel
-koffie
Einde eeuw –olie

Deze producten werden verplicht tot bouwen van produceren vastgesteld.

20e eeuw
Voor 1940
Opkomend nationalisme (vaderland verheerlijken)
Nationalisme -> ontdekt in het moederland door studenten uit het binnenland
 Inlanders nemen nationalisme over
 Onafhankelijkheidsbeweging. Ze wilde zelfstandig worden
Na 1945: bijna alle koloniën worden zelfstandig. Dit is vaak zo na een oorlog

Op dit moment zijn er geen koloniën die als hoe ze vroeger bestonden. Maar er zijn nog wel landen met overzeese gebieden.

Wereldlanden in 3 groepen


1e wereldlanden: welvarend ook wel centrum genoemd.
2e wereldlanden: het gaat beter maar is nog niet helemaal oke. Bv: Polen. (semi-perefirie)
3e wereldlanden: arm, derde wereld is niet welvarend. (periferie)

De derde wereldlanden kennen veel problemen zoals – corruptie
- Mensenrechten worden niet nageleefd door de politiek.
- Culturele problemen
- Etnische groepen onderling
- Ondergeschikte positie van de vrouw
- Demografische problemen
- Ecologische problemen: milieu wordt aangetast

Inmeningen in wereldlanden
- Politiek: financiële steun van buitenaf politiek
- Economisch= financiële steun

Sociale stratificatie: samenleving is verdeeld in lagen
Door deze lagen is er weinig sociale mobiliteit

(met welke problemen hebben de derde wereldlanden te maken?)
Multinationals: bedrijven die in meerdere landen actief zijn

Internationalisering:

-economische internationalisering: Lage lonen & goedkope grondstoffen

Internationale organisaties bijvoorbeeld: IMP (internationaal monetair fonds) zij lenen geld aan ontwikkelingslanden

Internationalisering van de machtsverhoudingen

Feodale standenmaatschappij
Alles draait om grondbezit. Het is een maatschappij die verdeelt is in dichte lagen. (middeleeuwen)

Interne factoren & externe factoren

Interne factoren:
-Bezitsverhoudingen
-Lage scholingsgraad
-Gebrek aan kapitaal
-Gebrek aan technische kennis
-Slechte infrastructuur

Externe factoren:
-ongunstige internationale arbeidsverdeling (landelijk)
-ongunstige ruilvoet en ruilvoet verslechtering
-internationale politieke verhoudingen
-kolonialisme en neo-kolonialisme (moederland gebruikt kolonie als wingewest (uitbuiting))
-protectionisme: het beschermen van je eigen economie, dit gebeurt door invoerrechten.
-schuldenlast


Inkoop-verkoop
Toegevoegde waarde

Kapitalisme socialisme

Techniek
Ontwikkeling westers land
Grondstoffen landbouwproductie

Kapitalisme: maximale winst
Ondernemingen: handelen zonder invloed van de overheid= vrije economie

Socialisme: overheid heeft meer of minder invloed op de economie
Verdeling van de welvaart

Westerse landen:
- Invoerrechten
- Hoeveel geld geef je uit
- Fair-trade producten, bijvoorbeeld Max Havelaar

Sociaal probleem
- Veel mensen
- Maatschappelijke oorzaken: verdeling van de bevolking rijk & arm
- Verschil van mening over oplossing
- Politiek
Je hebt een complex van woorden dat ontwikkelingshulp bevorderen zoals:

- Naastenliefde
- Gelijkheid

Politiek juridische aspecten
- Beleid van overheid (manier van uitvoering)
- Wetgeving
- Regelgeving
- Veld van rechtspraak => rechter komt aan te pas

Sociaal economisch
- Individuele gevolgen
- Gevolgen voor de economie
- Sociale ongelijkheid

Sociaal culturele
-waarden en normen => handelen van mensen
- wat zijn de gevolgen voor de mensen zelf?
- wat voor gevolgen heeft het voor de waarden van de maatschappij?

Veranderings en vergelijkingshoek
 Kijken wat er is verandert = vroeger & nu, vergelijkingshoek: nederland met andere lanen vergelijken.

Multilaterale samenwerking:
Nederland geeft geld aan internationale organisaties (IMF) en die geven het weer door aan de ontwikkelingslanden. (dus niet rechtstreeks)


Bi-laterale samenwerking
Het geld gaat rechtstreeks naar ontwikkelingslanden.

Visies=> de kijk op bepaalde dingen. Dit leid tot bepaalde/ verschillende keuzes op organisaties.
Het is socialistisch
En kapitalistisch
Evolutionistische theorie
Afhankelijkheidstheorie
Sekse verhouding

Visie = kijk op iets
Keuze= wat je gaat doen => waarden/ normen

Belangen=> iets waar je je voordeel van hebt.
- Spelen mee bij keuzes die je maakt
- Ik stop geld in een land, ik hoop maar dat ik er meer geld voor terug krijg. Dit is een belang een voordeel voor mij.

Politieke stellingname
Politieke keuze maken

Ontwikkelingssamenwerking
Links: gelijkheid is voor samenwerking
Rechts: stoppen met samenwerking (egoïsme)

Kandidaten kunnen uitleggen wat de marges zijn voor het Nederlands ontwikkelingsbeleid:

- Wetsvoorstel altijd regering
- Besluiten over ontwikkelingssamenwerking
- Met heel de regering
- Minister van financiën
- Ministerie van Buitenlandse zaken  ontwikkelingssamenwerking

Macro-economie = grootschalige economie bij economische groei

Micro economie= kleinschalige economie bij basisbehoeften

Sociaaldemocratie: gelijkheid> richten op gewone bevolking

Liberaal-> vrijheid: ontwikkelingssamenwerking alleen als het goed is voor de eigen economie.

Christendemocratie: naastenliefde-> richten op basisbehoeften, organisaties steunen.

Regering

Maatschappelijk middenveld

Burgers

Beschikbare machtsmiddelen:
Bv. Kan voor Noord-Korea niets doen, omdat ze er geen voldoende macht voor hebben. Noord-Korea is communistisch.

Noord= rijk

Zuid= arm

Examenprogramma
Algemeen blz. 178-182

De sociale en politieke problemen en verschijnselen kunnen we in de volgende themavelden indelen:
- Opvoeding en vorming
- Woon- en leefmilieu
- Arbeid en vrije tijd
- Technologie en samenleving
- Staat en maatschappij
- Internationale verhoudingen

Een probleem binnen een land kunnen we vanuit vier dimensies bekijken. Hieronder bespreken we kort de verschillende invalshoeken.
1. Politiek-juridische invalshoek: we kijken naar de rol van de overheid en de rechtsregels met betrekking tot een sociaal en politiek probleem óf verschijnsel, te denken aan beleid en wetgeving. We houden rekening met belangen en machtsverhoudingen (invloed van belangengroepen en groeperingen op het gebied van beleid).
2. Sociaal-economische invalshoek: hierbij wordt gekeken naar de relatie van een sociaal of politiek probleem of verschijnsel met de sociaal-economsiche structuur van de samenleving (hierbij denken we aan het welzijn van de burgers, bezitten zij de eerste levensbehoeften en hebben zij daar de geschikte middelen voor).

3. Sociaal-culturele invalshoek: een probleem op sociaal of politiek gebied wordt bekeken binnen de culturele context. Hierbij moet rekening gehouden worden met waarden, normen en leefgewoonten. Ook moet er gekeken worden naar de opvattingen van verschillende stromingen en de rol van de politieke partijen in relatie tot achterliggende ideologische stromingen en groeperingen.
4. Veranderings- en vergelijkende invalshoek: met deze invalshoek bekijken we het probleem of verschijnsel van sociale of politieke aard in verhouding met de sociale veranderingen van de maatschappij maar wordt het ook vergeleken met andere samenlevingen.

Deze invalshoeken bezitten een aantal begrippen die onderverdeeld zijn in de invalshoeken zoals hierboven genoemd. Een aantal belangrijke begrippen zijn hieronder te vinden en bespreken we kort.
1. Politiek-juridisch: heel belangrijk is de politiek. Hierbij moeten we letten op de samenstelling van de politiek (de deelnemende partijen) en de machthebbende partijen. Zoals elk politiek stelsel bezitten een aantal partijen of één partij de macht. Ook moet er gekeken worden naar de politieke besluitvorming; hoe gaat dat in zijn werk. Welke rol speelt de regering, het parlement, een politieke partij, een belangengroep en/of een pressiegroep. Heerst er een bureaucratie of juist democratie. De wetgeving en het beleid mogen zeker niet ontbreken, hoe zijn die geregeld in het land, en wat zijn de grondrechten?
2. Sociaal-economisch: hoe ziet de sociale structuur eruit in het land, hoe is de arbeidsverdeling in het land (vooral in de industrie of juist landbouw) en heerst er onderling ook sociale ongelijkheid (verschil tussen inkomen met als oorzaak: arm en rijk). In wat voor sociale milieu leven de mensen, is deze veilig of niet, heerst er harmonie of zijn er juist veel conflicten? Wat voor sociale positie speelt de arbeidsmarkt en welke status kun je verkrijgen? Ook moet er binnen het land gekeken worden of er werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties zijn die opkomen voor de belangen van de werknemers en werkgevers. Kent deze structuur ook een verzorgingsstaat zodat ook de minder bedeelde steun van de overheid krijgt?
3. Sociaal-cultureel: hierbij gaan we inzoomen op de samenleving. We kijken of er heersende waarden en normen zijn. Welke (sub)culturen kent de samenleving en is er vrijheid en gelijkheid met daarbij behorend solidariteit. Wat wordt binnen deze cultuur gezien als afwijkend gedrag en hoe is de onderlinge sociale controle. Verder moet er gekeken worden naar de mensen onderling: is er discriminatie, etnocentrisme (bepaalde cultuur stelt zichzelf als middelpunt), racisme, multiculturele samenleving, welke vooroordelen heeft men en welke stereotypen kent men.

Toetsing voorkennis met behulp van de volgende vragen

Aan welke kenmerken voldoen veel Derde Wereldlanden?
- Laag BNP per hoofd van de bevolking
- Ongelijke verdeling van het nationaal inkomen
- Groot percentage van beroepsbevolking werkzaam in de primaire sector
- Snel groeiende steden met krottenwijken
- Lage scholingsgraad
- Tegenstellingen tussen stad en platteland
- Hoge zuigelingen- en kindersterfte
- Lage gemiddelde levensverwachting
- Snel groeiende kenmerken

Met welke problemen hebben Derde Wereldlanden te maken?

- Politieke problemen: corruptie, politieke tegenstellingen, militaire regimes, dictaturen, politieke inmenging van buitenaf (besluitvorming / politiek / economisch), afhankelijkheid van buitenlandse machten.
- Sociale problemen: tegenstellingen onder de bevolking, slechte leefomstandigheden, ondergeschikte positie van de vrouw.
- Economische problemen: slechte infrastructuur, werkloosheid, grote buitenlandse schulden, technologische afhankelijkheid, onzekere grondstofprijzen.
- Culturele problemen: spanning tussen culturele tradities, tegenstellingen tussen etnische groepen, culturele overheersing, verwestering, culturele ontworteling.
- Demografische problemen: snelle bevolkingsgroei, zeer jonge leeftijdsopbouw, brain drain, vluchtelingen van of juist naar ander gebied, overvolle steden.
- Ecologische problemen: aantasting van het milieu, natuurrampen, verkeerd ontwikkelingsbeleid, milieuverontreiniging.

Welke factoren veroorzaken het verschijnsel onderontwikkeling?
- Welzijns- en welvaartsverschillen tussen welvarende landen en de Derde Wereld.
- Onrechtvaardige situatie (sociaal) voor de bevolking.
- Economische internationalisering: opkomst van multinationals, lage lonen, goedkope grondstoffen. Het deel van het geld is in handen van transnationale ondernemingen, omdat zij handelen met andere bedrijven.
- Internationalisering van de machtsverhoudingen: in ontwikkelingslanden worden steeds meer beslissingen genomen door buitenlandse bemoeienis van overheid bij de te nemen besluiten.
- Internationalisering van de cultuur: door de toegenomen technologie (communicatie) vindt er wederzijdse beïnvloeding van culturen plaats (denk aan verwestering).

- Interne factoren: lage scholingsgraad, gebrek aan technische kennis, slechte infrastructuur, bezitsverhoudingen (grootgrondbezitters), machtsverhoudingen van interne elites en interne sociale structuur die er voor zorgt dat alleen de hogere klasse hulp krijgt en niet de allerarmste.
- Externe factoren: geringe aandeel in de wereldeconomie, ongunstige internationale arbeidsverdeling, kolonialisme en neokolonialisme (uitbuiting van machthebbend land), protectionisme, ongunstige ruilvoet en ruilvoetverslechtering.
- Evolutionistische theorieën: het land is nog niet toe geweest aan een goede ontwikkeling naar iets beters.
- Afhankelijkheidstheorieën: de arme zijn afhankelijk van de rijke die een verdergaande economische ontwikkeling ondergaan deel uitmakend van geïndustrialiseerde deel van de wereld. Hier wordt aandacht gelegd op de externe oorzaken van onderontwikkeling

Welke maatregelen kunnen er genomen worden om onderontwikkeling terug te dringen en ontwikkeling te bevorderen?
- Het stimuleren van onderwijs en basiseducatie:
- Hulpverlening, daarbij rekening houdend met de positie van vrouwen in de Derde Wereld.
- Het bevorderen van autonome ontwikkeling van politieke instituties.
- Kapitalistische strategie: streven naar economische groei door industriële productie (import en export, vrije ondernemingswijze productie).
- Socialistische strategie: aandacht voor verdeling van de economische groei van industrie over de bevolking.
- Basisbehoeftenstrategie: hoge prioriteit voor het vervullen van deze behoeften, te denken aan voedsel, onderdak, kleding, gezondheidszorg en onderwijs (vooral voor de aller armste).
- Self-reliance strategie: ontwikkeling zoveel mogelijk op eigen kracht en zoveel mogelijk weinig (negatieve) invloeden van buitenaf.

- Structurele verbetering van de relaties met welvarende landen met Derde Wereldlanden: terugdringen van protectionisme, overdracht van kapitaal en technische kennis, hogere en meer stabiele grondstofprijzen.

Onderontwikkeling heeft betrekking op het welvaarts- en welzijnspeil van een samenleving en zegt dus niets over de cultuur van een land.

Een opmerking bij werkeloosheid: in grote steden is er een grote trek van het platteland naar de stad. Dat heeft als verklaring dat de landbouw steeds commerciëler wordt en steeds meer is gericht op de (wereld)markt die weer genomineerd word door grote agro-industriële ondernemingen. Veel kleine boeren en pachters verliezen hun grond, landarbeiders worden werkloos door de mechanisatie.




Aantekening
Kapitalisme Socialisme
Maximale winst Overheid heeft meer/minder invloed economie
Ondernemen/handelen zonder overheidsbemoeienis Verdeling welvaart
 Vrije economie

Overzicht van de eindtermen blz. 164-165
Blz. 164
Ontwikkelingssamenwerking= vooruitgang door samenwerking met andere mensen/ landen landen die meer in ontwikkeling zijn helpen andere landen!

De Nederlandse nationale overheid doet dit aan het terugdringen van onderontwikkeling:
- Door organisaties
- Door hoogopgeleide personen naar een ontw. Land te sturen
- Door socialisten & kapitalisten
- Evolutionistische theorieën

- Afhankelijkheidstheorieën
- Sekse verhoudingen

Wat doen maatschappelijke organisaties en individuele burgers aan het terugdringen van onderontwikkeling?
Denk hier bij bijvoorbeeld aan andere organisaties zoals woord en daad deze organisatie probeert de armoede in een ontwikkelingsland te verminderen. Ook heb je HOE deze organisatie staat vooral centraak voor de solidariteit en je naasten staat centraal.
Ook kunnen burgers een bijdrage geven aan mensen in ontwikkelingslanden zo kun je bijvoorbeeld een kind hebben die je geld toe stuurt om van te leven. En je kunt ook met een Jongeren reis plus mee gaan. Dat is een vakantiereis waar je samen met andere jongeren jezelf inzet voor je arme medemens.

Wat doen internationale organisaties aan het terugdringen van onderontwikkeling c.q wat zouden zij kunnen doen en welke rol spelen de internationale verhoudingen binnen die organisaties?
Bijvoorbeeld: bilaterale hulp dit is dat het geld rechtstreeks naar ontwikkelingslanden gaat. Multilaterale hulp is dat bijvoorbeeld Nederland een bedrag geld geeft aan internationale organisaties bijvoorbeeld (IMF) en die geven het door aan ontwikkelingslanden.

Welke economische betrekkingen onderhoudt Nederland met derde wereldlanden en op welke wijze kan daar in het Nederlands ontwikkelingsbeleid rekening mee worden gehouden?
De westerse landen zijn het centrum van de wereld. Deze zijn verder ontwikkeld dan de andere periferie landen. De westerse landen kunnen geld of producten leveren en daar doen de mensen wat mee in de ontwikkelingslanden en dan wordt het product wat later is klaar gemaakt terug geëxporteerd zodat de westerse wereld het kan verkopen als eindproduct. Dit is een belang van de westerse wereld!


Eindtermen en toelichtingen blz. 166-176


Algemeen
Wat is ontwikkelingssamenwerking?
Dat is een geheel aan activiteiten waarbij welvarende landen en Derde Wereldlanden samen proberen onderontwikkeling in de Derde Wereld terug te dringen. Dit is vooral ontwikkelingshulp, maar er kunnen ook maatregelen genomen worden om de structurele relaties tussen industrielanden en Derde Wereldlanden te verbeteren. Je moet denken aan weinig of geen invoerrechten op producten van ontwikkelingslanden, hoeveel geld geeft een land uit en het gebruik van fair-trade producten (wij in de rijkere landen!).

Waarom is ontwikkelingssamenwerking een sociaal en politiek probleem?
Politiek: het staat al jaren bij de regering op de politieke agenda (geeft al aan waarom het zo belangrijk is), en tegenwoordig bestaat er een speciale minster voor die zich hiermee bezighoud. Maar over het beleid van ontwikkelingslanden zijn verschillende meningen. Bekijk voor een overzicht bij ‘politieke problemen’. Er zijn verschillende meningen over de rol van de overheid
Sociaal: er zijn veel mensen die hier mee te maken hebben. Ook zijn er ook verschillende opvattingen over waarden en normen. Ook zijn er te veel verschillen tussen de omgang tussen groepen mensen (elite en massa) die het belemmeren. Voor meer concrete termen, kijk bij ‘sociale problemen’.

B. Politiek-juridische aspecten
Wat doet de Nederlandse nationale overheid aan het terugdringen van onderontwikkeling, welke doeleinden en uitgangspunten spelen hierbij een rol?
Met ontwikkelingssamenwerking kan een land als Nederland twee soorten betrekkingen onderhouden:
- Het kan kennis, kapitaal en goederen exporteren. Ontwikkelingslanden hebben vaak zelf onvoldoende wetenschappelijke kennis in huis om eigen ondernemingen op te kunnen zetten. Het ontbreekt hen daarbij ook aan kapitaal. Nederland kan dus met dit aanbod inspelen op de wensen van ontwikkelingslanden.
- Het kan er eindproducten, halffabricaten, en grondstoffen vandaan halen. Dit kan natuurlijk alleen als het ontwikkelingslanden ook wat te bieden heeft. De allerarmste landen beschikken vaak niet over grondstoffen en producten die ze kunnen exporteren. Soms worden er zelfs belemmeringen opgeworpen in het belang van de westerse ondernemingen.

Ontwikkelingssamenwerking levert ons ook een beperkt aantal arbeidsplaatsen op. Als de handel met landen in de Derde Wereld toeneemt, komen er voor ons bedrijfsleven nieuwe afzetgebieden bij. Dat betekent meer werkgelegenheid en meer winst.

Wat doen maatschappelijke organisaties en individuele burgers aan het terugdringen van onderontwikkeling?
Veel mensen zijn lid van en van de medefinancieringsorganisaties. Daarnaast zijn er nog veel andere om een bijdrage te leveren aan het oplossen van de onderontwikkeling. De belangrijkste mogelijkheden zijn:
- Financieel bijdragen aan Artsen zonder Grenzen, Mensen in Nood, Memisa (medische projecten opzetten in ontwikkelingslanden), Terre des Hommes (helpen van kansarme kinderen), het Nederlandse Rode Kruis (geven van noodhulp), etc. De bijdragen kunnen de vorm hebben van vaste donaties of van losse giften.  deze organisatienamen vergeten, en eigen bijlage leren!
- Meedoen als vrijwilliger aan activiteiten van maatschappelijke organisaties die voor een ander doel zijn opgericht, maar die zich ook met de Derde Wereld bezig houden. Er zijn veel van deze organisaties. Via deze contacten kunnen goederen geleverd worden en vormen van samenwerking worden opgezet, die voor de Nederlandse instellingen leerzaam en voor de buitenlandse instellingen lucratief kunnen zijn.
- Participeren in organisaties en politieke partijen die zich met derdewereldlanden bezig houden. Er zijn bijv. in tal van steden en dorpen Wereldwinkels te vinden die, naast de verkoop van producten, ook informatie verschaffen over de Derde Wereld.
Politieke partijen hebben vaak werkgroepen of stichtingen die zich buigen over ontwikkelingsvraagstukken.
- Veranderen van de eigen levensstijl, waardoor de Derde Wereld meer kansen krijgt. Er zijn steeds meer mogelijkheden om producten uit derdewereldlanden (Max Havelaar-koffie) te kopen, waarvan de winsten goed terechtkomen. Ook de winst die in de Wereldwinkels gemaakt wordt gaat volledig naar de boeren en de makers in de ontwikkelingslanden die daarmee in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Armoede wordt zo effectief en structureel bestreden.
Ook het aanmeten van een levensstijl waarin overconsumptie en verspilling wordt vermeden, kan op den duur gunstig zijn voor ontwikkelingslanden. Er is niet genoeg voedsel en grondstoffen voor iedereen dus daar moet verstandig mee worden omgegaan. Uit het aanpassen van de eigen levensstijl blijkt meer daadwerkelijke betrokkenheid bij wat er in de Derde Wereld gebeurt, dan door af en toe wat geld te geven bij een nationale rampenactie.

- Ook daadwerkelijk deelnemen aan ontwikkelingssamenwerking is een optie.

Maatschappelijke organisaties
Ongeveer een derde deel van het budget voor ontwikkelingssamenwerking gaat naar particuliere organisaties. Het grootste deel daarvan gaat naar de zogenaamde medefinancieringsorganisaties. Dat zijn particuliere ontwikkelingsorganisaties die hun gelden ontvangen uit fondswerving (lidmaatschappen, donaties, acties) van de overheid en van de EU. Vier organisaties opgericht vanuit de oude zuilen, hebben in Nederland de status van medefinancieringsorganisatie gekregen: de Novib (neutraal), het ICCO (protestants), Cordiad (katholiek) en het Hivos (humanistisch). Vanaf 1999 kunnen meer organisaties de status van medefinancieringsorganisatie verkrijgen.
De overheid kiest ervoor geld via deze organisaties door te sluizen naar ontwikkelingslanden, waarmee ze niet op overheidsniveau wil samenwerken. De medefinancieringsorganisaties hebben vaak hun eigen contacten met particulieren partnerorganisaties in de ontwikkelingslanden, waarmee ze buiten de overheden hun projecten kunnen opzetten, dat heeft veel voordelen. De partnerorganisaties staan dichter bij de mensen die hulp nodig hebben. Zo kunnen ze meer doen aan directe armoede bestrijding en duurzame ontwikkeling.
De medefinancieringsorganisaties richten zich op de armste bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden. De projecten zijn zodanig dat de bevolking geholpen wordt zelf in haar bestaan te gaan voorzien. Daarbij wordt de eigen culturele identiteit van deze groepen ondersteund.

Wat doen internationale organisaties aan het terugdringen van onderontwikkeling c.q. wat zouden zij kunnen doen en welke rol spelen de internationale verhoudingen binnen die organisaties?
Binnen de huidige politiek kennen we 4 hoofdstromingen: sociaal, liberaal, democratisch en christendemocratisch. Sociaal: kent vooral het bieden van hulp aan ontwikkelingssamenwerking. Democratisch: geven ook de voorkeur aan het bieden van ontwikkelingshulp. Christendemocratisch: hebben hier als waarden gelijkheid en naastenliefde. Liberaal: is vooral als we er zelf baat bij hebben, dan vinden ze ontwikkelingshulp wel goed.

We kunnen hulp onderscheiden in de volgende groepen:
- Noodhulp: is gericht op noodsituaties (hongersnood, overstromingen, aardbevingen) en helpt het hoofd te bieden aan de lokale bevolking.
- Structurele hulp: is gericht op de (economische) situatie van een land duurzaam te verbeteren. Hierbij moet het beleid vooral worden toegepast op de allerarmsten van een land en hun positie. De economie zou dan ook voor hun ten goede moeten komen.
- Projecthulp: financiering van concrete groot- of kleinschalige projecten (denk aan bouw van scholen, ziekenhuizen).

- programmahulp:hulp aan bepaalde economische sectoren zoals de landbouw, de suikerindustrie of de katoenteelt of aan de economie in zijn geheel (macro-economische noodhulp of betalingsbalanssteun).
 Projecthulp en programmahulp zijn een vorm van bilaterale hulp (rechtstreeks).

Internationale organisaties (één keer doorlezen, niet te veel waarden aan hechten!)
Er zijn nog enkele andere wereldorganisaties die een belangrijke rol spelen bij het terugdringen van onderontwikkeling. We bespreken hier het IMF, de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie. In deze organisaties gaat veel meer geld om dan in de organisaties van de VN. Ook hebben de rijke landen het meest te vertellen en kunnen daardoor hun eigen economische en politieke belangen een veel grotere rol laten spelen dan die van de arme landen. Een aanzienlijk deel van de Nederlandse ontwikkelingsgelden gaat naar de Wereldbank en het IMF.
- Het Internationale Monetaire Fonds (IMF), opgericht in 1944 in Bretton Woods, stelt zich vooral tot taak de stabiliteit van het internationale geldstelsel te bevorderen. Het Fonds verleent daartoe tijdelijk krediet aan landen met betalingsproblemen. Landen die gesteund worden, moeten aanpassingsprogramma’s opstellen om de economische organisatie en infrastructuur van een land te versterken en daardoor economische groei mogelijk te maken. Daarbij wordt nauwelijks gelet op de sociale situatie in het kredietontvangende land omdat zij nou eenmaal geen machtige stem hebben. Hierdoor komt het dat de armoede in het desbetreffende land nog meer achteruitgaat.
- De Wereldbank is een bank die eigendom is van de lidstaten van de VN. De bank is opgericht om ontwikkelingsprojecten te financieren en is daarmee ook de grootste en de belangrijkste financier. Vooral projecten die de marktgerichtheid van derdewereldlanden bevorderen, worden gesteund. Voor de aanpassingsprogramma’s worden leningen verstrekt die aanvullingen zijn op de aanpassingsprogramma’s van het IMF. Ze zijn bedoeld om de economie structureel te verbeteren.
- De Wereldhandelsorganisatie (WTO: World Trade Organization) – tot 1994 GATT genaamd – stelt zich als doelen de internationale handel te bevorderen, protectionisme tegen te gaan, het dumpen van landbouwoverschotten te bestrijden en handelsconflicten tussen landen op te lossen. Binnen de WTO is er verschil van mening over de wijze van bevorderen van de wereldhandel. De meeste (westerse) leden vinden dat de handel geliberaliseerd moet worden wat zal leiden tot een groei van de handel en economische groei. Veel organisaties van kleine producenten uit ontwikkelingslanden zijn echter bang dat deze liberalisatie juist een bedreiging voor de voedselzekerheid en voor het inkomen van mensen uit ontwikkelingslanden vormt.

De verhoudingen
Ontwikkelingssamenwerking is vaak geen zaak meer van land tot land, internationale organisaties worden steeds belangrijker op dit gebied. Individuele landen hebben steeds minder grip op zaken als economische verhoudingen, machtsverhoudingen en cultuur, die steeds verder geïnternationaliseerd worden.
- Economische internationalisering houdt in dat de economieën van de derdewereldlanden en westerse landen steeds meer afhankelijk worden van mondiale processen en structuren. Transnationale ondernemingen (ondernemingen met vestingen in meerdere landen) en internationale organisaties zoals het IMF en de Wereldbank gaan hierin steeds meer de dienst uitmaken.
- Internationalisering van de machtsverdeling houdt in dat uitgangspunten en randvoorwaarden voor economische politiek en ontwikkelingsbeleid steeds meer op internationaal niveau worden vastgesteld. Dat gebeurd onder meer in een groep van belangrijke geïndustrialiseerde landen in de EU, OESO, in het IMF en de Wereldbank. Afzonderlijke landen zijn steeds meer afhankelijk van wat er in deze organisaties wordt beslist.

- Internationalisering van de cultuur houdt in dat culturen elkaar steeds meer beïnvloeden door de toegenomen communicatie en communicatiemogelijkheden. Dit proces wordt vooral bepaald door een beperkt aantal internationale persbureaus en uitgeverijen die de nieuwsvoorziening in de hele wereld in de handen hebben.
Dat alles nu in organisaties is geregeld wil nog niet zeggen dat ze dan alle problemen kunnen oplossen. Want in die organisaties zitten nog steeds zelfstandige landen die allemaal hun eigen belangen behartigen. Niemand kan gedwongen worden tot instemming. Maar het is wel in heb belang want het is de manier om grootschalige problemen aan te pakken zoals milieu, armoede. Het blijkt echter moeilijk te zijn de kortetermijnbelangen opzij te zetten voor het hogere algemene belang.

Welke belangen en visies zijn belangrijk bij ontwikkelingsbeleid?
Belangen
Het socialistische model wil economische groei juist bereiken door staatsbedrijven en coöperaties sterker te maken. Als de rol van de overheid groter is, kunnen de vruchten van de economische groei eerlijker verdeeld worden onder de gehele bevolking. Dit model sluit niet aan bij de wensen en belangen van de rijke wereld, omdat er geen sprake is van een vrije markt waarop westerse bedrijven zich kunnen bewegen.
In de jaren zeventig werd de basisbehoeftenstrategie ontwikkeld. Uitgangspunt was dat de allerarmsten voedsel, onderdak, schoon water, hygiëne, gezondheidszorg en onderwijs moesten hebben. Geld uit de rijke landen moest vooral daaraan besteed worden. Hier werd veel kritiek op geleverd omdat er zo niets structureels werd verandert, deze landen zouden voortdurend hulp nodig hebben omdat ze niet leerden om op hun eigen benen te staan.
Een volgende stap was de ontwikkeling van het model van structurele armoede bestrijding en het scheppen van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling (een goed bestuur, goed sociaal en economisch beleid, democratie en naleving van de mensenrechten). Er is veel aandacht voor het belang van de bevolking van de ontwikkelingslanden. Dit model was een voortzetting van het self-reliance model uit de jaren zeventig. Self-reliance betekent: niet op een ander aangewezen zijn. De armen moesten leren zelf toegang te krijgen tot basisvoorzieningen als gezondheidszorg en onderwijs. Ze moesten zelf gaan meedenken en deelnemen in ontwikkelingsprojecten en op deze manier een machtsbasis veroveren waarmee ze zich staande zouden kunnen houden tegenover invloeden van buitenaf.
Dit model zou de negatieve kanten van het kapitalistische wat kunnen verzachten, omdat de vruchten van de economische ontwikkeling niet alleen bij westerse bedrijven maar ook rechtstreeks bij de arme bevolking terechtkomt

Visies
Ontwikkelingssamenwerking is een onderwerp waarmee de politieke partijen zich utstekend kunnen profileren. Sociaal-democraten, christen-democraten en liberalen hebben de afgelopen 50 jaar beurtelings hun stempel gedrukt op het ontwikkelingsbeleid. Hun verschillen in opvattingen waren mede oorzaak van het feit dat het ontwikkelingsbeleid steeds is aangepast.
- Sociaal-democraten gaan vooral uit van gelijkwaardigheid. Solidariteit met de armen is nodig om een meer gelijkwaardige samenleving te creëren, het is belangrijk dat zij zelfstandig zijn. Hierbij mag de overheid best een grote rol spelen. Aandacht voor democratische ontwikkelingen en mensenrechten past bij het streven naar meer gelijkwaardigheid.

- Christen-democraten gaan uit van de gespreide verantwoordelijkheid (de steun aan particuliere ontwikkelingsorganisaties) en van de christelijke naastenliefde (solidariteit met de armen).
- Liberalen kiezen voor vrijheid en marktgericht denken. Zij gaan ervan uit dat ontwikkelingslanden baat hebben bij een marktgerichte benadering. Ontwikkelingssamenwerking moet vooral bestaan uit het stimuleren van vrije prijsvorming, van particulier initiatief, van doorbreken van overheidsmonopolies, etc. Liberalen geloven dat ook de burger uiteindelijk gebaat is bij een vrijemarkteconomie, omdat die werkgelegenheid en dus ook inkomen en welvaart biedt. Zij zullen de prioriteit niet bij het bestrijden van de armoede leggen, maar bij het opbouwen van een gezonde economie, ook al gaat dat in eerste instantie ten koste van de allerarmsten.
De trefwoorden van de politieke partijen:
- CDA: rentmeesterschap – gespreide verantwoordelijkheid – naastenliefde/ solidariteit
- PvdA: gelijkwaardigheid – meer overheidssturing
- VVD: vrijheid – zo weinig mogelijk overheidssturing
- D66: pragmatisme – links/ liberalisme – meer democratie
- Groen Links: gelijkwaardigheid – overheidssturing – kleinschaligheid
- SP: gelijkwaardigheid – eerlijker verdeling
- Kleine christelijke partijen: Bijbelse waarden en normen

Het punt van de Nederlandse hulpinspanning en de besteding wordt beschreven in de verschillende hulpprojecten van onze eigen presentaties!

Punt 3 en 4 zijn niet besproken door Vermeulen. Moet je zelf alsnog maar een x doornemen heb je er baat bij.

Als aantekening heb ik bij punt 5 op blz. 168 staan:

economie: handel
Buitenlandse zaken: beleid, overheid

Welke motieven/belangen spelen een mee van een welvarend land?
- Economische motieven/belangen: bevorderen van export, import van noodzakelijke grondstoffen.
- Humanitaire motieven/belangen.
- Politieke motieven/belangen: stabilisering van internationale betrekkingen, bevorderen democratische ontwikkelingen, goede betrekkingen met voormalige koloniën, tegengaan van ongewenste politieke veranderingen.
- Militaire motieven/belangen.
- Culturele motieven/belangen: het verspreiden van eigen taal en cultuur.

- Kapitalistisch model
- Socialistisch model
- Basisbehoeftenstrategie
- Self-reliance (ontwikkeling op eigen kracht)

Blz. 170- 172

11) Je mening kunnen geven over ontwikkelingssamenwerking d.m.v. argumenten en dus ook voorbeelden.

12) Medefinancieringsorganisaties zijn particuliere organisaties. Zij krijgen geld van de overheid en mensen die hun steunen. Deze organisaties benadrukken de eigen culturele identiteit (van groepen). Ook ondersteunen de organisaties ontwikkelingen die gericht zijn op verzelfstandiging (hulp om zelfstandig te worden). Dit gebeurt vooral in de armste bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden. Deze hulp gaat niet via de overheid maar rechtstreeks.
Voordelen hiervan zijn:

* direct contact met bevolkingsgroepen
* mogelijkheden om hulp te bieden aan groepen binnen de regering waarmee de Nederlandse overheid niet samenwerkt.
Voorbeelden van organisaties vind je in je boekje die je gekregen hebt van Vermeulen.

13) Voorbeelden van maatschappelijke organisaties en hun doel ervan:
* organisaties die zich richten op materiële hulp en werving van fondsen -> Mensen in Nood, Foster Parents Plan.
* organisaties die zich richten op bewustwording -> Actiegroepen of solidariteitsgroepen
* organisaties die beide benadrukken
* algemene organisaties zoals kerken. Ze zijn voor een ander doel opgericht maar houden zich wel bezig met 3eWereldlanden.
* welke politieke keuze horen bij organisaties?! Bijv.: Wij zijn als organisaties eens met… omdat, …

14) Hoe kunnen wij als individuele burger een bijdrage leveren aan ontwikkelingssamenwerking?
* financieel bijdrage of eenmalige acties
* deelnemen in 3eWereldorganisaties of politieke partijen (voorbeeld: Woord & Daad)
* Echt deelnemen aan ontwikkelingssamenwerking dus voor een bepaalde tijd naar een ontwikkelingsland.

* verandering van levensstijl: consumeren van producten uit de 3eWereld -> Fair Trade maar ook de Wereldwinkel hoort hierbij

15) Verschillen en voor- en nadelen van Bilaterale en Multilaterale hulp.
Bilaterale hulp: rechtstreekse hulp aan een land zonder een ‘tussenpersoon’.
Multilaterale hulp: hulp via een organisatie aan één of meerdere landen. (bijv. VN, Wereldbank, EU)
Voordelen van Multilaterale hulp (= nadeel van Bilaterale hulp):
* politieke & economische belangen van donorlanden spelen ene minder belangrijke rol
* ontwikkelingslanden doen (actief) mee op een gelijkwaardige basis in multilaterale organisaties

* gespecialiseerde multilaterale organisaties kunnen meer en beter organiseren en bundelen.
Nadelen van Multilaterale hulp (= voordeel voor Bilaterale hulp)
* belangen van donorlanden spelen wel degelijk een rol
* strijd om belangrijke functies en in de belangrijkste multilaterale organisaties, de Wereldbank, hebben de industrielanden het voor het zeggen. (stemrecht d.m.v. geld neerleggen)
* veel westerse en westerse deskundigen werken bij multilaterale organisaties

16) Welke rol spelen de VN-organisaties bij het terugdringen van onderontwikkeling?

* hier vallen internationale organisaties, via hun loopt de multilaterale hulp.
* Aantal organisaties zijn:
UNICEF -> zorgt voor het welzijn van het kind
Wereldbank -> verstrekt leningen
Wereldgezondheidsorganisatie -> gezondheid van de wereldbevolking verbeteren.
* Het belang dat het Westen aan de VN hechten werd minder toen onafhankelijke koloniën de meerderheid van het stemmenaantal kreeg. Invloed van de industrielanden nam verhoudingsgewijs af. ->gebruik gaan maken van niet VN-organisaties omdat ze hier wel een grote invloed konden uitoefenen.
*VN -> gebrek aan effectiviteit.

17) Factoren die van invloed zijn op de effectiviteit van de VN en haar organisaties (m.b.t. bestrijding van onderontwikkeling)
* Doordat er verschillen zijn tussen ‘Noord (rijk) en Zuid (arm)’ en ‘Oost (kapitalisme) en West (communisme)’ is het moeilijk een besluitvorm te nemen door de organisaties.
* VN kan maar beperkt invloed uitoefenen. Vb.: VS wil Noord-Korea helpen maar dat kan niet om dat Noord-Korea communistisch is.
* bepaalde problemen kunnen niet zelf opgelost worden door landen of groepen van landen. Vb.: Regionale hongersnoden, aids, milieuproblemen, militaire conflicten -> behoefte aan internationale hulp.


18) Taak van een aantal andere (dan de VN-) organisatie.
* Wereldbank: financiering van ontwikkelingsprojecten en aanpassingsprogramma’s (leningen om een deel van de structuur van de economie te verbeteren, dus eigenlijk een aanvulling). Dit is de grootste en belangrijkste financier van ontwikkelingsprojecten.
* International Monetair Fond (IMF): opstellen van aanpassingsprogramma’s en het verlenen van begrotingssteun. -> rijke landen veel machtigere stem dan de arme. IMF stelt strenge voorwaarde voor begrotingssteun, wordt meer gelet op betalingsbalans en minder op de sociale situatie van een land.
* General Agreement on Trade an Tarifs (GATT): bevorderen van internationale handel, tegengaan van protectionisme, bestrijden van het dumpen van landbouwoverschotten..
* Rijke landen hebben de meeste invloed, bij het uitstellen van hun beleid spelen hun eigen politieke en economische belangen een rol.

19) Kenmerken onderscheiden van het EU-beleid
* Belangrijk economisch machtsblok -> handels- en landbouwpolitiek speelt een grote invloed bij de 3eWereldlanden. 3eWereldlanden kunnen moeilijk hun export ontplooien omdat de EU-markt heel beschermd is.
* EU-landen hebben hun betrekking geregeld met de 3eWereldlanden in het opeenvolgend verdrag van Lomé (sinds 1975) met Afrika, Caribische gebied, en de Pacific.
* om bij het Lomé te horen: een bepaald criterium (soms uitzonderingen), de toetreden landen mochten niet concurreren met hun economie en dat van de EU.
* Voordelen voor EU zelf terwijl zij weinig concurrentie hebben.
vb.-> Barrière laag voor sommige landen -> 10% invoerrechten betalen terwijl andere landen 50% moet betalen. Koloniën hebben altijd een voordeel.

Economische betrekkingen met Derdewereldlanden en Nederland


Uit de armste landen worden weinig goederen ingevoerd.
Economische betrekkingen:
- Export van kennis, kapitaal en goederen
- Import van eindproducten, halffabrikaten en grondstoffen
Economische betrekkingen worden bepaald door de factor macht.
Westerse landen hebben een betere markpositie dan derdewereldlanden
Sinds 1984 is er een terugstroom van kapitaal. Er gaat meer kapitaal van de derdewereld naar het westen dan omgekeerd omgekeerde ontwikkelingshulp.

Nederlandse ontwikkelingssamenwerking rekening houden me de economische belangen van de Derde Wereld.

- Derde wereldlanden kunnen baat hebben met toegang tot de westerse kennis
- Kapitaal aantrekkende landen op de geldmarkt lage renten en gunstige voorwaarden
- Bij import van Derde wereldlanden een gunstige ruilvoet
- Landen die industrieproducten aanbieden zijn gebaat bij toegang tot de westerse markten
- Landen die producten exporteren zijn gebaat bij een stabiele afzet en gunstige prijzen

- Landen die weinig te bieden hebben: langdurige technische en financiële hulp nodig.

Negatieve en positieve aspecten aan het functioneren van transnationalisme ondernemingen in de Derde wereldlanden

Positieve aspecten:
- Werkgelegenheid en belastingopbrengsten
- Investeren kapitaal
- Dragen technologische kennis over
- Economische groei in Derde wereldlanden

Negatieve aspecten:
- Wegvloeien van winsten
- Wegconcurreren van lokale producenten
- Meer werkeloosheid

Voorbeelden sociaal-economische effecten door onwikkelingssamenwerking in Derde wereldlanden

Positief:
- Economische groei
- Betere positie in de wereldeconomie
- Vermindering van armoede
- Hogere scholing

Negatief:
- Afhankelijk van donorlanden
- Vergroting sociale ongelijkheid(economische elites profiteren van de hulp)
- Vergroting tegenstelling stad-platteland


Sociale en economische effecten voor Nederland door ontwikkelingssamenwerking

Positief:
- orders voor bedrijfsleven
- Werkgelegenheid in Nederland
Negatief:
- Concurrentie van nieuwe bedrijven
- Verlies werkgelegenheid

Waardeoriëntaties en motieven van mensen en organisaties ontwikkelingssamenwerking van belang achten.
Humanistische en/of religieuze motieven: gelijkheid, solidariteit en naastenliefde

Etnocentrisme
Etnocentrisme is het centraal stellen van de eigen cultuur(waarden, normen, gewoonten) bij de benadering en beoordeling van andere culturen.  waarden en normen en gewoonten zijn tijdgebonden.

Vorm van ontwikkelingssamenwerking waarbij de westerse cultuur centraal staat en een vorm waar de cultuur van de Derde wereldlanden centraal staat.
Westerse cultuur centraal: Derde wereldlanden helpen met middelen die hun waarde in het westen bewezen hebben.  grootschaligheid en rationaliteit.


Derde wereldlanden cultuur centraal: waarden en normen van het land. Traditionele voedselsystemen. Voortbouwen op de dingen die al bestaan. Probleem: vrouwenemancipatie in Moslim landen.

Toegenomen contact tussen noord en zuid kan invloed hebben op de cultuur van bevolkingsgroepen in de Derde wereldlanden
- Verandering van waarden, normen en gewoonten verwestering
- Consumptiepatroon en samenlevingspatroon kan veranderen
- Versterking van waarden, normen en gewoonten.

Beeldvorming in Nederland over Derde wereldlanden

- Massamedia: rampen op tv, kranten en radio
- Nederlanders gaan er zelf naartoe om te helpen of voor vakantie.
- Uit Derde wereldlanden komen studenten naar Nederland

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.